ECLI:NL:RBSHE:2010:BL2164

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839303-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met geweld en bedreiging

Op 5 februari 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een supermarkt in Eindhoven op 8 november 2008. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met anderen. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een geldbedrag van ongeveer 17.000 euro, waarbij geweld en bedreiging met vuurwapens en messen tegen personeel van de supermarkt werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de medewerkers van de supermarkt onder bedreiging hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en hen met geweld hebben behandeld. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals DNA-sporen. De verdediging voerde aan dat het bewijs onvoldoende was en dat er misbruik was gemaakt van opsporingsbevoegdheden, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden gerechtvaardigd was gezien de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met schadevergoedingsmaatregelen voor de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de impact van de overval op de slachtoffers en de noodzaak van een duidelijke straf om soortgelijke misdrijven te ontmoedigen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839303-08
Parketnummer vordering: 01/833095-06
Datum uitspraak: 05 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 20 januari 2010 en 22 januari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 april 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 augustus 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging, dan wel afpersing in vereniging (te plegen in een restaurant/horecagelegenheid gelegen aan de Dommelstraat, althans in een won[adres 1] [adres 1]), opzettelijk meerdere, althans een, op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) en/of (een) mes(sen) en/of (een) handschoen(en) en/of (een) sok(ken) en/of (een) (zelfgemaakte) (bivak)muts(en) en/of (een) tang(en) en/of een zonnebril, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft/hebben gehad;
(artikel 312/317/46 Wetboek van Strafrecht)
(map 10)
2.
hij op of omstreeks 08 november 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) euro 17.000,-, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf x], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met (een) pisto(o)l(en), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), en/of (een) mes(sen), die zij bij zich droegen en/of toonden, en/of met (deels) bedekte gezichten/hoofden voor openingstijd het [bedrijf x] binnen is/zijn gegaan en/of daar
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (personeelsleden) heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen/enkels heeft/hebben vastgebonden/getaped en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- [slachtoffer 5] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of
- [slachtoffer 7] (bedrijfsleider) heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of die [slachtoffer 7] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) meeheeft/hebben genomen naar de kluis en/of heeft/hebben geduwd en/of getikt tegen het lichaam van die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 7] heeft/hebben vastgepakt en/of die [slachtoffer 7] (nogmaals) heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) de handen/polsen van die [slachtoffer 7] heeft/hebben vastgebonden/getaped;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
([bedrij[adres 2] 2] - Eindhoven)
(map 14 en 15)
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/833095-06 is aangebracht bij vordering van 6 april 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter te 's-Hertogenbosch d.d. 5 februari 2007. De officier van justitie heeft ter terechtzitting niet gepersisteerd bij deze vordering.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
De rechtbank zal eerst het tweede feit op de dagvaarding behandelen en daarna het eerste feit.
Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het openbaar ministerie heeft in deze zaak naar het oordeel van de verdediging misbruik gemaakt van haar bevoegdheid door de opname van vertrouwelijke communicatie tussen twee (mede-) verdachten tijdens een transport naar het Huis van Bewaring. Er is daarbij gebruik gemaakt van een niet noodzakelijke lichting van verdachte teneinde deze opname mogelijk te maken. Dit gesprek dient van het bewijs te worden uitgesloten.
Voorts gaat het de officier van justitie voor het bewijs slechts om één zin uit het gesprek, waaruit de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij dit feit zou volgen. Dit zou ondersteund worden door het aantreffen van DNA van verdachte op een bij de overval aangetroffen slidingbroek. Daarbij was er sprake van een mengprofiel waarbij ook het DNA van een andere man overeenkomt. Dat duidt er tevens op dat die andere man dit feit gepleegd kan hebben. Verdachte heeft een logische verklaring gegeven over hoe zijn DNA op de aangetroffen slidingbroek terecht kan zijn gekomen. Die verklaring wordt in het dossier door meerdere getuigen bevestigd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank houdt bij haar oordeel rekening met het volgende.
Bevindingen van [verbalisant 1].
Verbalisant en zijn collega [verbalisant 2] zijn op 8 november 2008 rond 05.53 uur naar aanleiding van een melding van een overval naar [bedrijf x] aan het [adres 2] te Eindhoven gegaan. Ter hoogte van de Sauna rende een man voor hun voertuig de straat over. Verbalisant zag dat de man kort stopte, in de richting van hun dienstvoertuig keek, hen zag, een draagtas op de weg liet vallen en wegrende in de richting van de Karel de Grotelaan. Verbalisant zag vervolgens dat een persoon over een ijzeren hek klom en met luide stem riep: "politie, politie". Daarbij keek die man naar de achteringang van de [bedrijf x]. Deze man rende vervolgens weg in de richting van het tankstation aan de Karel de Grotelaan. Verbalisant zag toen bij de achteringang van de [bedrijf x], ter hoogte van een open staande deur, een andere man staan. Hij zag dat deze man de [bedrijf x] uit liep en dat hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand hield. Op een afstand van vijf tot zeven meter zag hij dat de man iets wits, gelijkend op handschoenen, ter hoogte van zijn handen had. Verbalisant riep: "politie, stop of ik schiet". De man begon ineens te rennen, waarop verbalisant te voet de achtervolging heeft ingezet.1
De aangifte van [slachtoffer 1].
Als eigenaar van de supermarkt [bedrijf x] aan het [adres 2] te Eindhoven heeft hij aangifte gedaan van de overval met geweld. Hierbij is een onbekend geldbedrag buitgemaakt. Bij de overval is een tas met geld meegenomen. Deze is daarbij op straat achtergelaten. Hij heeft deze tas van de politie terug ontvangen. Hierin zat een geldbedrag van € 17.000,-. Op tien euro na betreft dit de inhoud van de leeggeroofde kluis. Het hele geldbedrag uit de kluis is daarmee terecht.2
De verklaring van getuige [slachtoffer 2].
Hij hoorde rond 05.50/05.55 uur geschreeuw vanuit het magazijn van de [bedrijf x] en heeft de toegangsdeur naar het magazijn geopend. Hij zag toen twee gemaskerde mannen met een bivakmuts op. Een van de gemaskerde mannen stond bij minimaal één van zijn collega's. Hij moest van één van de gemaskerde mannen op de grond gaan liggen en een andere gemaskerde man bond zijn handen vast met tape. De eerste overvaller zei hem: "rustig blijven en hier blijven liggen". Hij voelde en zag dat die man hem een trap in zijn rug gaf. Één of twee van de overvallers liepen met [slachtoffer 7] richting het kassakantoor en de kluis. [slachtoffer 7] heeft zijn sleutelbossen uit zijn broekzak gehaald. Tussendoor zei een van de overvallers: "het is niet jullie geld, alles is verzekerd, er is niets aan de hand". Na enkele minuten werd collega [slachtoffer 5] meegenomen door één van de overvallers. Op enig moment hoorde hij dat de overvallers tegen elkaar zeiden: "politie, politie". Zij zijn vervolgens met spoed door de achterdeur vertrokken. Hij mist zijn sleutelbos nog steeds.
Hij heeft zeker drie overvallers gezien en mogelijk waren er nog meer. De eerste man was in het bezit van een mes met lemmet 20 tot 25 centimeter. De tweede man had een zwart pistool vast. De getuige geeft vervolgens een beschrijving van de eerste en de tweede man.3
De verklaring van getuige [slachtoffer 7].
Hij hoorde rond 05.50 uur een geluid, ging kijken en zag dat vier mannen het magazijn van de [bedrijf x] binnen stormden. Ze riepen dat hij op de grond moest gaan liggen, met zijn handen achter op zijn rug. Hij zag dat [slachtoffer 5] al op de grond lag.
Hij stelt dat de mannen één Nederlander, twee Marokkanen en 1 met een donkere huid betroffen. De man met de donkere huid heeft hem een trap in zijn gezicht gegeven. Hij lag toen al op de grond. Hij heeft hiervan erg veel pijn ondervonden. Hij heeft ook een trap tegen zijn linkerzij gekregen. Een andere overvaller kwam vroeg hem in het Nederlands met een Marokkaans accent of hij de manager was. Hij is met hem naar de kluis gegaan. Ondertussen is hij met deze overvaller terug naar het magazijn gegaan om de kluissleutel te halen. Vervolgens heeft hij de kluis geopend, waarop de overvaller de kluis leegde en alles in een zwarte tas deed. Een tweede overvaller heeft bij de kassa stevige tassen van de C1000 gehaald. Daar heeft hij het geld in gedaan. De getuige omschrijft vervolgens de daders. De overvaller bij de kluis had een pistool. Hij droeg een jas met capuchon en Nike sportschoenen. Terug in het magazijn lag hij vervolgens met de aanwezige collega's met de handen met tape op de rug gebonden op de grond. De overvallers zijn naar de personeelsingang gelopen. Hij hoorde ze roepen: "politie, politie". De overvallers zijn gevlucht.4
De verklaring van getuige [slachtoffer 3].
Ze zag [slachtoffer 7] met een onbekende man uit het kassakantoor komen. Deze persoon droeg een zwarte driekwart jas, een zwarte broek, een zwarte bivakmuts en was 10 tot 15 centimeter kleiner dan [slachtoffer 7]. Ze wilde het alarmnummer bellen, maar werd opgemerkt door één van de overvallers. Deze was in het zwart gekleed en had een bivakmuts op. Hij zei: "dit is een overval. Als je gewoon meewerkt gebeurt er niks. Blijf maar gewoon rustig". In het magazijn moest ze op de grond gaan liggen. Deze persoon zei aan het einde van de overval: "niet met elkaar praten en elkaar ook niet aankijken. Maak je maar niet druk. Het is niet jullie geld. Jullie zijn maar personeel. Het is toch verzekerd. Ik kom over 10 minuten terug om te kijken of jullie nog op de grond liggen". Ze heeft in het magazijn van de [bedrijf x] vier overvallers gezien.
De dader die haar ontdekt had, had een mes bij zich. Hij droeg zwarte kleding, een bivakmuts met twee gaten voor de ogen en Nike air schoenen. De tweede dader droeg zwarte kleding, was echt dik of vadsig en had als enige geen bivakmuts op. Hij had een soort panty over zijn hoofd en door die panty heen was duidelijk te zien dat hij donker of zwart was. Hij droeg geen Nike of sportschoenen, maar gewoon 'nette' schoenen. Ze heeft bij hem geen wapens gezien, maar hij was wel agressief. De derde dader was in het zwart gekleed, ongeveer 1.85 meter lang, dun, slungelig en had een gebreide bivakmuts op met twee gaten voor de ogen en één gat voor zijn mond. Het betrof een Marokkaan, gelet op zijn huidskleur en accent. Hij droeg geen sportschoenen, maar gewone schoenen. De vierde dader droeg zwarte kleding en Nike sportschoenen. De dader die met [slachtoffer 7] terug in het magazijn kwam had een zilverkleurige diepvriestas uit de winkel in zijn hand. [slachtoffer 7] moest ook op zijn buik gaan liggen en werd ook gekneveld. [slachtoffer 7] werd geschopt tegen zijn ribbenkast. Na een tijdje arriveerde collega [slachtoffer 6]. Een overvaller opende de deur en zij moest op de grond gaan liggen en werd ook gekneveld met tape. Plots werd er geroepen dat er politie aan zou komen. De vier daders zijn via de personeelsingang naar buiten gegaan.5
De verklaring van getuige [slachtoffer 4].
P3990 - 3998. Ze was in de kantine toen ze een onbekende mannenstem hoorde schreeuwen. Ze zag dat [slachtoffer 7] hard naar beneden werd geduwd of geslagen. Ze is in de kantine gebleven en heeft om 05.52 uur en om 05.54 uur met haar mobiele telefoon het alarmnummer 112 gebeld. Ze heeft melding gemaakt van de overval en aangegeven dat deze nog gaande was. Een van de overvallers zag haar in de kantine en ze moest mee naar het magazijn. Deze overvaller had een groot mes bij zich. Ze moest op de grond gaan liggen en haar handen werden met tape op haar rug gebonden. Ze heeft gezien dat verdachte 1 een vuurwapen in zijn hand had, verdachte 2 een mes had en verdachte 3 een vuurwapen in zijn broekzak had. Collega [slachtoffer 6] kwam het magazijn binnen en kort daarna kwam [slachtoffer 7] met verdachte 4 terug van het kantoor. Ze hadden sleutels nodig. Verdachte 4 had een bivakmuts op. Op enig moment zag ze de vier verdachten naar de deur lopen. Ze hoorde een man roepen: "politie, politie".6
Bevindingen van [verbalisant 3]:
Op de videobeelden van de overval op de [bedrijf x] aan het [adres 2] te Eindhoven heeft verbalisant hetgeen de getuigen over dit deel van de overval hebben verklaard ook waargenomen.7
Proces-verbaal Forensisch Technische Ondersteuning:
Door de verbalisanten werden onder meer de volgende sporen aangetroffen:
SP01: sporttas met daarin een C1000 tas, in deze een kleinere zwarte sporttas, gevuld met kleingeld in rolletjes en papiergeld. AAAV3260NL;
C1000 tas SP01a, AAAV3261NL; zwarte sporttas SP01b, AAAV3259NL;
SP02 sportbroek, slidingbroek, AAAV3262NL;
Pantykous op de vluchtroute, SP11, AAAV3274NL.
Vervolgonderzoeken.
De slidingbroek werd niet in de tas, maar nabij de ingang van de [bedrijf x] op de grond aangetroffen.
Op pagina 4179 wordt de vluchtweg en de locatie van het aantreffen van de pantykous weergegeven.8
Deskundigenrapport van het NFI:
Op 13 maart 2009 heeft het NFI gerapporteerd over onder meer de door hen onderzochte broek en de bemonstering [AAAV3262NL]#5 (speeksel op de plek waar de mond en neus van de drager konden zitten) matcht met DNA-profiel van [verdachte] [RGP025]. De berekende frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.9
Bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]:
Op 9 februari 2009 heeft op de [adres 3] een doorzoeking plaatsgevonden op het verblijfadres van verdachte [medeverdachte 1]. Op dat adres woont diens [zus van medeverdachte 1]. Op een open zolderruimte werd een tas aangetroffen met daarin twee paar Nike sportschoenen, één paar witte met groene strepen en één paar rode. Verbalisanten hoorden van de vriendin van verdachte [medeverdachte 1], [vriendin medeverdachte 1], dat deze sportschoenen van [medeverdachte 1] waren. De schoenen zijn vervolgens in beslag genomen.10
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman het volgende.
Kort na de overval is in de nabij de deur van de supermarkt een bivakmuts/masker gevonden, gemaakt van een deel van een slidingbroek waarin een aantal openingen waren gemaakt voor ogen en mond. Dit voorwerp is veilig gesteld voor onderzoek. Door het NFI is in een bemonstering van de mondopening van dit voorwerp een volledig DNA-profiel bepaald.
Het DNA-profiel, dat volledig matcht met het profiel van verdachte, is aangetroffen op de plaats waar -indien het voorwerp wordt gebruikt als bivakmuts/masker- de mond van een drager zich zou bevinden. Op die plaats is/zijn geen DNA-profiel(en) aangetroffen van een andere persoon of andere personen. In het afgeluisterde gesprek in de arrestantenbus
tussen verdachte en [medeverdachte 2] vertelt verdachte dat hij ten tijde van de overval deze zelfgemaakte bivakmuts op zijn hoofd heeft gehad.
De letterlijk uitgewerkte tekst en de inhoud van het verdere gesprek (inclusief intonatie van het gesprek) laten geen andere uitleg over. Met name volgt dit uit de navolgende de zinnen:
[verdachte]: "Mijn DNA hebben ze vriend" en (even verder in het gesprek) "mijn DNA bij [bedrijf x], van die broek". [medeverdachte 2]: welke broek?
[verdachte]: "Die ik op mijn hoofd had". (zie pagina 5 van dit vonnis)
De raadsman heeft bepleit dat het afgeluisterde gesprek dient te worden uitgesloten van het bewijs. Als onderbouwing voert de raadsman aan dat het kort na beëindiging van de beperkingen (direct) afluisteren van verdachte "détournement de pouvoir" oplevert.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt. Er is een machtiging door de rechter-commissaris afgegeven en de beslissing voldoet ook anderszins aan de wettelijk gestelde eisen. De feiten waarvoor het bevel is gegeven betreffen onder meer een gewapende overval in vereniging op een supermarkt (artikel 312/317 lid 1 juncto lid 2 van het Wetboek van Strafrecht). De wettelijke maximale strafdreiging bedraagt twaalf jaar en het betreft een feit dat naar zijn aard en impact een ernstige inbreuk oplevert op de rechtsorde. De proceshouding van verdachte was ontkennend. Er waren weliswaar ernstige bezwaren tegen verdachte, maar de officier van justitie was van opvatting dat uit het strafrechtelijk onderzoek tot dan toe de rol van verdachte niet op sluitende wijze kon worden afgeleid. Dit toenmalige oordeel acht de rechtbank niet onbegrijpelijk, zodat de officier van justitie in redelijkheid kon beslissen dat het onderzoek dringend vorderde dat dit opsporingsmiddel werd ingezet. Het bezwaar van de raadsman lijkt zich vooral te richten op het tijdstip van de inzet. De (kennelijk juist gebleken) inschatting van de officier van justitie dat de feitelijke inzet resultaat kon hebben, kan niet worden tegengeworpen aan de beslissing tot inzet ervan. Van misbruik van bevoegdheid of een andere schending van (een van) de beginselen van een behoorlijke procesorde is niet gebleken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Namens de benadeelde is aangifte gedaan van de gewapende roofoverval. De getuigen hebben verklaard dat zij vier daders hebben gezien. De overvallers hadden twee vuurwapens en een mes bij zich. Het betroffen drie licht getinte mannen en één donkere wat dikkere man met een soort pantykous over zijn hoofd. De overvallers hebben onder dreiging van een vuurwapen een medewerker van de [bedrijf x] bewogen om geld uit de kluis in een tas te doen. De overvallers hebben een tas met het geld uit de kluis vervolgens mee naar buiten genomen. Daar werd de overvaller met deze tas geconfronteerd met de aanwezigheid van een politievoertuig. Hij is toen gevlucht en heeft de tas toen op straat achtergelaten. De verbalisanten in genoemd politievoertuig zien de verdachte vluchten. Vervolgens zien ze nog een verdachte op een hek die 'politie, politie' roept. Woorden die de medewerkers in de [bedrijf x] ook hebben gehoord. Zij verklaarden dat de overvallers toen snel zijn weggegaan. [Verbalisant 1] ziet dan een verdachte persoon bij de ingang van de [bedrijf x], die op zijn aanroepen wegvlucht. [verbalisant 1] achtervolgt deze verdachte waarbij hij twee schoten heeft gelost. Deze verdachte weet te ontkomen door de bosjes in te vluchten. [verbalisant 1] herkent de door hem achtervolgde man later op de beelden van de beveiligingscamera's van de [bedrijf x] als de man met het forse postuur.
Kort na de overval wordt nabij de ingang van de [bedrijf x] op de stoep een slidingbroek/masker aangetroffen. Uit DNA-onderzoek en uit het opnemen van vertrouwelijke communicatie tussen verdachte en een medeverdachte is gebleken dat verdachte deze slidingbroek/dit masker ten tijde van de overval op zijn hoofd heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft de tassen die in de steeg aan de [adres 1] te Eindhoven niet gezien en als hij deze al had gezien had hij geen wetenschap van de inhoud van deze tassen. De schrikreactie van verdachte bij het zien van de verbalisanten doet daaraan niet af. Verdachte heeft een logische verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de betreffende steeg. Hij stond daar namelijk samen met twee andere personen een joint te roken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel het volgende.
Bevindingen van [verbalisant 8]:
Op 11 juli 2008 rond 23.15 uur zag verbalisant dat er op de Raiffeisenstraat aan de overzijde van de weg een getinte man met donkere kleding en in de leeftijd tussen de 18 en 25 jaar tegen een hekwerk stond. Deze man keek om zich heen en hield alles nauwlettend in de gaten. Naast de man was een steegje dat toegang bood naar een woning/bedrijf. Hij zag dat in deze steeg twee manspersonen aan de voordeur van de woning morrelden. Toen hij kort daarna met zijn auto langs het steegje reed, zag hij dat de man bij het hekwerk er nog steeds stond en de andere twee mannen nog steeds in de steeg waren. Hij dacht dat er werd ingebroken en heeft de meldkamer gebeld. Op dat moment zag hij een opvallend politievoertuig in de Stationstraat rijden. Hij heeft de twee agenten in die auto zijn bevindingen doorgegeven.11
Bevindingen verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10]:
Een collega in burger had drie mannen gezien in het donker gekleed. Eén van hen morrelde aan een deur van een woning aan de Raiffeisenstraat. In ieder geval droeg één van de drie mannen een jas of trui met een capuchon. Zij zijn met hun politievoertuig naar de Raiffeisenstraat gegaan en zagen aan de linkerzijde van de woning op [nummer x] een steeg, welke naar een tuin gelegen aan de achterzijde van de woning leidde. Verbalisant [verbalisant 10] heeft met zijn zaklamp in de steeg geschenen en verbalisanten schreeuwden luid dat ze de handen van de in de steeg aanwezige personen wilden zien. Ze zagen dat er twee mannen zichtbaar schrokken van hun aanwezigheid. Ze zagen dat deze mannen een geschrokken gelaatsuitdrukking hadden en flink in het gelaat en in de nek zweetten. Verbalisanten zagen een poort waarachter zij een luid bladgeritsel hoorden. [verbalisant 10] heeft de twee personen in de steeg aangehouden. [verbalisant 9] is op het dak van het schuurtje geklommen en zag dat direct achter de houten poort tegen het schuurtje aan een manspersoon van vermoedelijk Marokkaanse komaf in elkaar gedoken zat. Deze man dekte met zijn armen zijn gezicht af. Deze man moest zijn handen tegen de schutting plaatsen en is aangehouden. [verbalisant 9] zag dat ook hij hevig zweette. De man in de achtertuin gaf direct op te zijn [medeverdachte 3] en deelde aanvankelijk mede dat hij een sigaret wilde gaan roken. Later deelde hij mede dat hij daar een joint wilde gaan roken.12
Bevindingen verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12]:
Naar aanleiding van een mogelijke inbraak door drie Marokkaanse personen kwamen zij op 11 juli 2008 rond 23.35 uur aan op de [adres 1] te Eindhoven. Zij zagen daar hun collega's [verbalisant 10] en [verbalisant 13] staan met twee aangehouden verdachten. Collega [verbalisant 9] vertelde dat er onder het muurtje waarop hij zat een zwarte rugtas stond. Verbalisanten zagen en voelden dat deze rugzak droog was en dat er goederen in zaten. De tegels onder de rugzak waren nat van eerdere regenval. Zij openden de rits van de rugzak en schenen met een zaklamp in de rugzak. Daarin zagen zij een groot keukenmes met zwart heft, een donkere muts, handschoenen en twee pistolen. Zij hebben de rits van de rugzak gesloten. Toen zij terug liepen naar de straatzijde zagen zij rechts, onder de bosjes, tegen het hekwerk daar, een zwarte tas staan. Ze zagen dat de tas droog was en dat de tegels onder de tas ook droog waren. De tas was met flap afgesloten. Ze deden deze flap opzij en zagen dat er handschoenen in de tas zaten. Naast de tas troffen zij een zonnebril aan en naast deze zonnebril lag een paar opgerolde sokken. De sokken waren droog. Ze hebben alle aangetroffen spullen veiliggesteld voor het onderzoek.13
Bevindingen van verbalisant [verbalisant 9]:
Hij trof samen met verbalisant [verbalisant 13] hun collega's [verbalisant 10] en [verbalisant 9]. Hij zag dat collega [verbalisant 10] met twee aangehouden personen stond. Collega [verbalisant 9] vertelde hem dat hij dacht dat er zich een derde verdachte achter een schutting bevond. Collega [verbalisant 9] is via een muurtje op het dak van een schuurtje geklommen. Op dat moment zag [verbalisant 9] in de hoek van de schutting en de muur een zwarte rugzak liggen. Hij is op het dak geklommen en heeft de derde verdachte gelokaliseerd. Deze verdachte is door collega [verbalisant 9] aangehouden. Hij heeft collega [verbalisant 11] op de rugzak gewezen en die heeft deze rugzak veilig gesteld. Later heeft hij op 7 augustus 2008 verklaard dat, toen hij op de schutting geklommen was, hij een man zag die ineengedoken zat. Vanaf het dak van het schuurtje zag hij aan de voorzijde van de schutting een rugzak staan. Deze stond in de hoek waar het pand aan de [adres 1] en de schutting bij elkaar kwamen. De rugzak stond op circa 5 meter van collega [verbalisant 10] en de twee verdachten verwijderd en op circa 1 meter van de derde bij de schutting aangehouden persoon.14
Bevindingen van verbalisant [verbalisant 14]:
Op 11 juli 2008 rond 23.30 uur zijn drie personen aangehouden en vervoerd met het politievoertuig 'ECE3'. Op 12 juli 2008 rond 06.30 uur maakte hij de achterzijde van dit voertuig open en zag hij een zelfgemaakte bivakmuts liggen. Hij zag dat de buitenzijde grijs en de binnenzijde zwart was, en dat er twee kijkgaten in zaten. Hij zag dat deze bivakmuts leek op de muts in de bij de verdachten op 11 juli 2008 aangetroffen tas. Collega [verbalisant 9] deelde hem mede dat de verdachte gekleed in een zwarte jas, capuchon en een petje achterin het voertuig 'ECE3' was geplaatst.15
De kennisgeving van inbeslagneming op 11 juli 2008:
Onder een vooralsnog onbekende eigenaar zijn inbeslaggenomen:
1 mes met lemmet 17 cm, 1 kniptang met oranje grepen, 1 rekbaar stuk stof met twee gaten erin, 1 bivakmuts zwart en grijs met rood stiksel, 1 paar handschoenen grijs, 1 paar handschoenen gebreid zwart, 1 bruine rugzak, 1 paar ineengevouwen sokken grijs, 1 zonnebril Ray-Ban met rood gemêleerd montuur, 1 bivakmuts met klep en flos zwart, 1 canvas schoudertas zwart, 1 zwartkleurig pistool, 1 pistool met zwarte slede en zwart handvat en voor het overige grijs.16
Proces-verbaal van bevindingen van opnemen vertrouwelijke communicatie van verbalisant [verbalisant 15]:
Op vrijdag 27 maart 2009 is een gesprek opgenomen tussen verdachten [verdachte] ([verdachte]) en [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) onder meer inhoudende: (deels zakelijk weergegeven)
(...)
[verdachte]: weet je wat ze vandaag hebben laten zien
[medeverdachte 2]: wat
[verdachte]: foto's van die jas van jullie en die tas
[medeverdachte 2]: ja
[verdachte]: precies dezelfde van die overval, in elk geval ik heb gezegd ik weet daar helemaal niks van
[medeverdachte 2]: ja goed zo (naam)
(...)
[verdachte]: en wat hebben ze tegen jou
[medeverdachte 2]: tegen mij hebben ze alleen zeg maar die tas die ze bij ons hebben gevonden
[verdachte]: ja
[medeverdachte 2]: maar ik heb gezegd, die is niet van ons
(...)
[medeverdachte 2]: zijn ze ook achter gekomen in die tas in die die die
[verdachte]: bij mondgeholte jij weet wel waren twee gaten in
[medeverdachte 2]: ja
[verdachte]: en die mondgeholte daar zal mijn speeksel op whoa ik zeg ja die is niet van mij. Ik zag ja die broek is wel van mij maar ik heb dat niet gedaan
[medeverdachte 2]: ja jij moet zo zeggen ja
[verdachte]: heb ik ook gezegd ja
(...).
Voorts wordt er tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] besproken wat zij hebben verklaard omtrent de
situatie aan de Dommelstraat en wat ze daarover (moeten) verklaren.17
Bewijsoverweging.
De politie Eindhoven gaat naar aanleiding van de melding van een verdachte situatie ter plaatse in de omgeving Dommelstraat/Raiffeisenstraat. De politie treft daar op 11 juli 2008 [medeverdachte 2] en [verdachte] aan in een donker steegje. Zij transpireren hevig. De politieambtenaren horen korte tijd later geluid: dit blijkt een derde persoon aan de andere zijde van een schutting te zijn in de nabijheid van de plaats waar de politie de andere twee verdachten heeft aangetroffen. Deze persoon blijkt [medeverdachte 3] te zijn. Zij hebben geen goede verklaring voor hun aanwezigheid op die plaats. In de onmiddellijke nabijheid van de verdachten worden twee tassen aangetroffen. Deze tassen worden ter plaatse bekeken door de verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12]. In die tassen bevinden zich op vuurwapens gelijkende voorwerpen, bivakmutsen en handschoenen. De verdachten worden vervolgens aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte [medeverdachte 2] blijkt in het bezit te zijn van een bivakmuts die is gemaakt uit een broekspijp. De rechtbank leidt dit af uit zijn verklaring ter zitting en het aantreffen van deze (zelfgemaakte) bivakmuts in de politiebus waarmee hij is vervoerd na zijn aanhouding.
Dat de tassen en verdachten bij elkaar horen, volgt behalve uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden uit de inhoud van de afgeluisterde gesprekken tussen respectievelijk [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en dat tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]. Uit die gesprekken blijkt dat de verklaringen worden vergeleken, van commentaar worden voorzien en waar nodig verder afgestemd.
Op grond hiervan acht de rechtbank het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 11 juli 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld in vereniging, dan wel afpersing in vereniging, opzettelijk meerdere op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een mes en handschoenen en sokken en (bivak)mutsen en een tang en een zonnebril, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad.
Ten aanzien van feit 2.
op 08 november 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 17.000,- euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf x], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders met op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, en een mes, die zij bij zich droegen en toonden, en met (deels) bedekte gezichten/hoofden voor openingstijd het [bedrijf x] binnen zijn gegaan en daar
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (personeelsleden) hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens) de enkels hebben getaped en
- [slachtoffer 2] hebben getrapt en
- [slachtoffer 5] hebben geslagen en
- [slachtoffer 7] (bedrijfsleider) hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en die [slachtoffer 7] hebben getrapt en (vervolgens) mee hebben genomen naar de kluis en hebben getikt tegen het lichaam van die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 7] hebben vastgepakt en die [slachtoffer 7] (nogmaals) hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens) de handen/polsen van die [slachtoffer 7] hebben getaped.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 33, 33a, 36f, 46, 57, 60a, 310, 312.
De strafmotivering.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1, feit 2:
* een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van het voorarrest;
* gehele toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 3], vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* gehele toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 7], vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
* gehele toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 5], vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaategel;
* verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voorwerp.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd kort nadat hij van die straf in vrijheid is gesteld. Hij heeft opnieuw twee zeer ernstige strafbare feiten gepleegd.
Verdachte heeft gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden. Het mede door verdachte gepleegde strafbare feit heeft een enorme impact gehad op de slachtoffers. Hij en zijn mededaders hebben voor openingstijd de supermarkten overvallen. Daarbij is met een mes en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een medewerker van de overvallen supermarkt bedreigd om het geld uit de kluis te kunnen bemachtigen. Daarbij heeft een medeverdachte fysiek geweld toegepast tegen enkele medewerkers van een van de supermarkten en zijn zij met een mes en/of met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd om te voorkomen dat zij hen konden tegenhouden. De slachtoffers hebben doodsangsten uitgestaan en hebben nog gedurende geruime tijd een onveilig gevoel aan het handelen van verdachte en zijn mededaders overgehouden. Verdachte is er niet voor teruggeschrokken om samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om het lot van de slachtoffers. De rechtbank acht het tevens noodzakelijk een zodanig duidelijke straf op te leggen dat personen die overwegen een soortgelijk feit te plegen van de uitvoering van hun plan afzien.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke een langdurige vrijheidsbeneming meebrengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/833095-06.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de officier van justitie deze vordering wel heeft aangebracht, maar niet heeft gepersisteerd bij de vordering.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft de rechtbank, gelet op de hierna aan verdachte op te leggen gevangenisstraf, beslist dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt afgewezen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van:
voorbereidingshandelingen van diefstal met geweld en of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.607,00 subsidiair 26 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], van een bedrag van EUR 1.607,- (zegge: eenduizendzeshonderdenzeven euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.607,- immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, bekend onder parketnummer 01/839051-09.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 1.607,- (zegge: eenduizendzeshonderdenzeven euro), te weten EUR 1.607,- immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.148,64 subsidiair 21 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], van een bedrag van EUR 1.148,64 (zegge: eenduizendhonderdachtenveertig euro en vierenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.000,- immateriële schade en EUR 148,64 materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, bekend onder parketnummer 01/839051-09.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 1.148,64 (zegge: eenduizendhonderdachtenveertig euro en vierenzestig eurocent), te weten EUR 1.000,- immateriële schade en EUR 148,64 materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.152,80 subsidiair 31 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7],van een bedrag van EUR 2.152,80 (zegge:
tweeduizendhonderdtweeenvijftig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.800,- immateriële schade en EUR 352,80 materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, bekend onder parketnummer 01/839051-09.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 2.152,80 (zegge: tweeduizendhonderdtweeenvijftig euro en tachtig eurocent), te weten EUR 1.800,- immateriële schade en EUR 352,80 materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- één trainingsbroek (H03-1-4-02-1).
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 5 februari 2010.
1 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] op de pagina's 3894 tot en met 3897, 3913 en 3914
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] op de pagina's 3953 en 3956
3 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] op de pagina's 3959 tot en met 3962
4 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 7] op de pagina's 3966 en 3967
5 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] op de pagina's 3974 tot en met 3978
6 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] op de pagina's 3990 tot en met 3998
7 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] op de pagina's 4006 tot en met 4102
8 Proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (FTO) op de pagina's 4174 tot en met 4201
9 Rapportage van het NFI op de pagina's 4254 tot en met 4262
10 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op de pagina's 4277 tot en met 4284
11 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] op de pagina's 2835 en 2836
12 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 9] op de pagina's 2838 tot en met 2840
13 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] op de pagina's 2841 en 2842
14 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] op de pagina's 2843 tot en met 2845
15 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] op pagina 2854
16 Kennisgeving van inbeslagneming op 11 juli 2008 op pagina 2868
17 Proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie op de pagina's 318 en 319