ECLI:NL:RBSHE:2010:4841

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
202480 - HA ZA 09-2623
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens tekortkoming in zorgplicht van assurantietussenpersoon

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 april 2010, vorderen de eiseressen, Provision Trading B.V. en Hairconnect B.V., schadevergoeding van de gedaagden, HATRUCO B.V. en een andere gedaagde, wegens een tekortkoming in de zorgplicht van de assurantietussenpersoon. De eiseressen zijn beide gevestigd in Son en Breugel en hebben schade geleden door een brand die op 4 september 2008 in een aangrenzend pand heeft gewoed. De brand heeft geleid tot schade aan hun inventaris en voorraden, en beide bedrijven hebben bedrijfsschade geleden. De eiseressen stellen dat de gedaagden, als assurantietussenpersoon, tekort zijn geschoten in hun verplichtingen door niet te zorgen voor een adequate verzekering en het niet tijdig doorgeven van wijzigingen in de waarde van de roerende zaken en brutowinst aan de verzekeringsmaatschappijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen de stelplicht en bewijslast dragen met betrekking tot de beweerde beroepsfout van de gedaagden. De gedaagden hebben betwist dat zij tekortgeschoten zijn en hebben aangevoerd dat zij de eiseressen herhaaldelijk hebben gewezen op de noodzaak om de verzekerde bedragen aan te passen. De rechtbank heeft de eiseressen opgedragen te bewijzen dat de gedaagden in hun zorgplicht zijn tekortgeschoten. De zaak is aangehouden voor het leveren van bewijs door de eiseressen, waarbij zij de keuze hebben om bewijsstukken over te leggen of getuigen te laten horen. De rechtbank heeft een datum vastgesteld voor de volgende zitting, waar de eiseressen hun bewijsvoering moeten presenteren.

De beslissing van de rechtbank is een belangrijke stap in het proces, waarbij de rechter de partijen heeft geïnstrueerd over de te nemen stappen in de bewijsvoering. De zaak zal opnieuw op de rol komen op 12 mei 2010, waar de eiseressen hun bewijsvoering moeten aangeven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK's-Hertogenbosch
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202480 / HA ZA 09-2623
Vonnis van 28 april 2010
in de zaak van

1.de besloten vennootschap PROVISION TRADING B.V.,

2. de besloten vennootschap
HAIRCONNECT B.V.,
beide gevestigd te Son en Breugel,
eiseressen,
advocaat mr. K.L.M. Corstiaans te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap
HATRUCO B.V., gevestigd te Son en Breugel,
gedaagden,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch.
Eisers zullen hierna Provision BV en Hairconnect BV worden genoemd, en gedaagden [gedaagden].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 februari 2010
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 april 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Provision BV ([betrokkene 1]) is een vennootschap die al langer een onderneming (groothandel in kappersartikelen) drijft in een gehuurd pand op het bedrijventerrein Ekkersrijt 7318 te Son.
Hairconnect BV ([betrokkene 2]) is een vennootschap die in 2006 in hetzelfde pand als Provision BV een onderneming (groothandel in kappersproducten) is begonnen.
2.2.
Hairconnect BV heeft bij aanvang van haar werkzaamheid, in december 2006, door tussenkomst van [gedaagden] als assurantietussenpersoon (via [betrokkene 3]) bij Fortis een verzekering afgesloten voor onder meer schade aan roerende zaken (inventaris en voorraad) en voor bedrijfsschade, zulks voor de volgende verzekerde bedragen:
-inventaris/voorraad € 67.500
-bedrijfsschade € 30.000 (1 jaar brutowinst)
2.3.
Kort daarna heeft Provision BV dergelijke verzekeringen, die hij via een andere tussenpersoon had afgesloten bij Avéro/Achmea, ook via [betrokkene 3] ondergebracht bij [gedaagden].
Deze verzekeringen liepen voor de volgende verzekerde bedragen:
-inventaris/voorraad € 500.000
-bedrijfsschade € 355.000 (1 jaaromzet)
2.4.
Op 4 september 2008 heeft in het belendende pand een brand gewoed, waarbij ook aan inventarissen en voorraden van Provision BV en Hairconnect BV schade is toegebracht, terwijl zij ook ieder bedrijfsschade hebben geleden.
Bij de afwikkeling van de schade (waarbij Fortis en Avéro/Achmea samenwerkten) bleek dat elk van eisers volgens de maatschappij onderverzekerd was. Als gevolg daarvan is de door taxateurs vastgestelde schade slechts gedeeltelijk (pro rata naar de mate van onderverzekering) uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, zakelijk weergegeven: veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
aan Provision BV een bedrag aan hoofdsom van € 118.256,82 vermeerderd met rente en kosten;
aan Hairconnect BV een bedrag aan hoofdsom van € 51.483,90 vermeerderd met rente en kosten;
zulks als zijnde de door onderverzekering onvergoed gebleven schade.
Grondslag van deze vorderingen is dat [gedaagden] is tekortgeschoten in haar taak als assurantietussenpersoon door er niet voor te waken dat wijzigingen in de waarde van roerende zaken en brutowinst regelmatig werden doorgegeven aan de verzekeringsmaat-schappijen om onderverzekering te voorkomen. Op geen enkele wijze heeft [gedaagden] (of haar heer [betrokkene 3]) aangedrongen de noodzakelijke gegevens door te geven. Zij heeft de verzekerde bedragen bijna twee jaar ongewijzigd gelaten.
[gedaagden] heeft aldus niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van een redelijk bekwaam en handelend vakgenoot-assurantietussenpersoon mag worden verwacht.
3.2.
[gedaagden] c.s. hebben ten verwere aangevoerd:
3.2.1.
Zij hebben bestreden dat [gedaagden] (lees: haar heer [betrokkene 3]) is tekortgeschoten, zulks met de motivering dat [betrokkene 3] herhaaldelijk Broer en Zus Coppelmans heeft gewezen op de noodzaak van een actuele vaststelling van de waarde van de activa en de verwachte winst en daarmee van het verzekerd belang. Hij heeft daarbij medegedeeld dat hij niet zelf in staat is om het verzekerd belang vast te stellen, maar dat hij afhankelijk is van de informatie van verzekerden, die de waarde van bedrijfsmiddelen, voorraden en omzet/brutowinst kennen. [gedaagden] zouden daarover in overleg treden met hun gezamenlijke boekhouder. [betrokkene 3] heeft daar nog herhaaldelijk navraag naar gedaan, maar kreeg ten antwoord dat men nog doende was met de boekhouder.
3.2.2.
[gedaagden] c.s. hebben nog andere verweren gevoerd, die in dit vonnis nog geen bespreking behoeven.

4.De beoordeling

4.1.
Op de assurantietussenpersoon rust de taak er voor te waken dat de verzekerde sommen in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat zij de verzekerden voor wie zij verzekeringen beheren, attenderen op de mogelijke noodzaak om de verzekerde bedragen aan te passen.
Kernvraag in dit geding is of [gedaagden] haar verplichting ten deze is nagekomen. Eiseressen stellen als grondslag van hun vordering, dat dat niet is gebeurd.
4.2.
Op eiseressen rusten de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de beweerde beroepsfout van [gedaagden] (aldus zeer recentelijk nog: HR 09-04-2009, LJN BL1128, r.o. 3.3.2). Gedaagden hebben gemotiveerd bestreden dat [gedaagden] de door eiseressen gestelde beroepsfout(en) heeft gemaakt. Daarom zal aan eiseressen het bewijs daarvan moeten worden opgedragen.
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt gereserveerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt eiseressen, Provision BV en Hairconnact BV, op te bewijzen:
dat [gedaagden] is tekortgeschoten in haar taak als assurantietussenpersoon door er niet voor te waken dat wijzigingen in de waarde van roerende zaken en brutowinst/jaaromzet regelmatig werden doorgegeven aan de verzekeringsmaatschappijen en door eisers niet te attenderen op de mogelijke noodzaak om de verzekerde bedragen aan te passen teneinde onderverzekering te voorkomen.
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 mei 2010voor uitlating door eiseressen of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat eiseressen, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.4.
bepaalt dat eiseressen, indien zij
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2010 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.