ECLI:NL:RBSHE:2009:BR5063

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845621-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot gekwalificeerde doodslag en afpersing met bewezenverklaring van diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot gekwalificeerde doodslag, afpersing en zware mishandeling, gepleegd op 19 december 2008 te Uden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat medeverdachte een mes bij zich had tijdens de confrontatie met het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en afpersing, maar verklaarde de diefstal van een portemonnee, toebehorende aan het slachtoffer, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich diende te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij zich niet aan strafbare feiten mocht schuldig maken. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €30,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen blouse aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845621-08
Datum uitspraak: 10 april 2009
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2009.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 30 maart 2009 gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een afspraak met die [slachtoffer 1] heeft/hebben gemaakt en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een scherp voorwerp eenmaal of meermalen in de hals en/of kin en/of gezicht en/of rug, althans in het
bovenlichaam, heeft/hebben gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (een) (gekwalificeerde) diefstal)len) (als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht) of (een) poging(en) daartoe dan wel een afpersing (als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht) of (en) poging(en) daartoe, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
(artikel 288 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Uden met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer verdovende middelen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat deze [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een scherp voorwerp een of meer keren is gestoken en of gesneden in hals en/of kin en/of gezicht en/of rug, althans in het (boven)lichaam;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer steek- en/of snijwonden in de (onder)rug en/of aan/in een hand en/of aan/in de hals en/of aan/in het gezicht en/of in/aan de kin en/of aan/in een oor), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes op/in het gezicht en/of op/in de hals en/of op/in de kin en/of op/in de rug en/of op/in de hand te steken en/of te snijden;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een of meer verdovende middelen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan deze
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, deze [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp voorwerp, een of meer keren heeft gestoken en/of gesneden in het gezicht en/of nek en/of kin en/of hals en/of rug, althans in het (boven)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 45 en 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Uden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing t.a.v. van het onder 1 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging doodslag acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen omdat -kortgezegd- verdachte op het moment dat bij [slachtoffer 1] een mes op de keel werd gezet, verdachte -gezien zijn positie- dit gezien moet hebben en zich toen niet heeft gedistantieerd.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde (medeplegen) van poging tot doodslag, nu daartoe bij hem geen opzet bestond, ook niet in de voorwaardelijke zin. Uit de voorhanden bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte de opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde medeplegen van opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat verdachte wetenschap had van het feit dat medeverdachte een mes bij zich had.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde afpersing en onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde poging afpersing in vereniging.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal verdachte van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair tenlastegelegde vrijspreken. Verdachte ontkent deze feiten en verder geldt het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde.
In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig waaruit volgt dat verdachte (mede) het opzet had om het slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die [slachtoffer 1] in de rug heeft gestoken.
Er is echter geen bewijs dat verdachte bij het aangaan van de confrontatie met het slachtoffer [slachtoffer 1] wist of moest weten dat verdachte een mes bij zich had. Er is geen overtuigend bewijs dat verdachte heeft gezien dat verdachte een mes had juist voordat en/of op het moment dat deze het slachtoffer in zijn rug stak. Dit zou alleen kunnen worden afgeleid uit de verklaring van het slachtoffer dat verdachte voor hem stond toen hij een scherp voorwerp op zijn keel voelde, maar die enkele verklaring acht de rechtbank onvoldoende omdat het ter plaatse donker was en de aangifte niet zodanig gedetailleerd is dat daaruit met voldoende zekerheid kan blijken dat verdachte het mes heeft gezien of moet hebben gezien.
Waar de mogelijkheid openblijft dat verdachte het mes niet heeft gezien en er geen bewijs is dat van te voren is afgesproken het slachtoffer te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ontbreekt dan ook het (overtuigende) bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Uit geen van de verklaringen blijkt dat er [slachtoffer 1] feitelijk -onder dwang- verdovende middelen en/of geld heeft afgegeven. Van een voltooide afpersing is dan ook geen sprake.
Ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde.
Nu in de tenlastelegging alleen het gebruik van het mes wordt genoemd en de rechtbank hiervoor al heeft overwogen dat er geen (overtuigend) bewijs is dat verdachte wist van dat mes en/of het (mogelijke) gebruik daarvan door de medeverdachte stuit bewezenverklaring hierop af.
Beslissing omtrent verzoek aanhouding.
De officier van justitie heeft bij zijn requisitoir primair gevorderd om aanhouding van de behandeling van de zaak om nader te kunnen onderzoeken welke behandeling voor verdachte toereikend is om een gedragsverandering te bewerkstelligen. De gz-psycholoog drs. G.L.J. Fiddelers en de reclassering verschillen hierover van mening. De gz-psycholoog In het pro justitia psychologisch onderzoek van verdachte van 19 maart 2009 concludeert de gz-psycholoog dat verdachte, om de kans op recidive te verkleinen, een klinische behandeling binnen een forensische kliniek moet ondergaan en in het plan van aanpak in het reclasseringsrapport van Novadic & Kentron van 27 maart 2009 wordt gesteld dat voor een gedragsverandering van verdachte een ambulante behandeling geïndiceerd is.
De verdediging verzet zich tegen de door de officier van justitie gevorderde aanhouding van de behandeling. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank mee te gaan met hetgeen door de reclassering wordt voorgesteld.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling af. De rechtbank vindt zich voldoende geïnformeerd over de persoon van verdachte voor enig te nemen beslissing in deze zaak. Nu slechts de onder 2 tenlastegelegde eenvoudige diefstal bewezen is verklaard, is er geen grond aanwezig om de mogelijkheid van een klinische behandeling van verdachte nader te onderzoeken.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2 en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op vrijdag 19 december 2008 heeft verdachte te Uden een portemonnee weggenomen die toebehoorde aan [slachtoffer 1]. Verdachte heeft deze diefstal bekend en [slachtoffer 1] heeft van deze diefstal aangifte gedaan.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van bewezenverklaring refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 1]2 en de bekennende verklaring van verdachte3 wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 19 december 2008 te Uden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor het onder 1 primair tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
Volledige en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten bedrage van € 1.723,70,-, met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot het bepalen van de strafmaat van de onder 2 tenlastegelegde diefstal refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Van de vordering van de benadeelde partij kan de schadepost worden toegewezen van de vordering ontvreemde geldbedrag van € 30,-. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Strafverzwarend oordeelt de rechtbank ook het gewelddadig handelen van verdachte bij het incident met [slachtoffer 1] voorafgaand aan de diefstal van de portemonnee. Na de klap die [slachtoffer 1] in het gezicht had gekregen van medeverdachte [medeverdachte] is verdachte er niet voor teruggeschrokken [slachtoffer 1] te beletten om zich aan de situatie te onttrekken. Bij de worsteling die daarop volgde is [slachtoffer 1] met een mes in zijn rug gestoken. Een dergelijk gewelddadig incident is een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], hetgeen -naast het herstel en ongemak van het opgelopen lichamelijke letsel- niet zelden psychische klachten tot gevolg heeft. Verdachte heeft zich hierom -nadat hij hoorde wat er was gebeurd- volstrekt niet bekommerd.
De rechtbank rekent verdachte ook zwaar aan dat hij kort na diefstal van de portemonnee [slachtoffer 2] heeft bedreigd door haar op te bellen en te zeggen dat als zij de politie erbij zou halen hij hun goed zou pakken.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte,
blijkens een hem betreffend uittreksel uit het
Justitieel Documentatieregister, meermalen tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld
voor geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige
strafbare feit te plegen en de omstandigheid dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd
tijdens de proeftijd van een tweetal eerdere veroordelingen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij de beslissing over een passende afdoening rekening
gehouden met de omstandigheid dat uit het pro justitia psychologisch onderzoek
omtrent de geestvermogens van verdachte blijkt dat de door verdachte begane strafbare
handelingen in enigszins verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Onderzoeker drs. G.L.J. Fiddelers, gz-psycholoog, constateert in zijn rapportage van
19 maart 2009 dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en dat deze stoornis
verdachte in zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de strafbare handelingen heeft
beïnvloed.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de rapportage van Novadic-Kentron, opgemaakt door rapporteur mevr. D. Peeters d.d. 27 maart 2009.
Verdachte heeft zich voorts bereid getoond zich ambulant te laten behandelen door
verslavingszorg Novadic-Kentron en een agressieregulatietraining bij Kairos te volgen.
De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte meewegen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte materiële schade een bedrag van € 30,- , zijnde het ontvreemde geld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop dit deel van de vordering betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de onder hem inbeslaggenomen blouse, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 1 meer subsidiair, feit 1 meest
subsidiair.
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 2.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt een behandeling door
verslavingszorg Novadic-Kentron en agressieregulatietraining door Kairos.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende maatregel.
- Maatregel van schadevergoeding van € 30,00, subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 30,00 (zegge:
dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2008 tot de
dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 1 dag hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
- Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 30,00 (zegge: dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van haar vordering niet
ontvankelijk is.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Beslissing op in beslag genomen voorwerpen.
- Gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen blouse.
Beslissing op de voorlopige hechtenis.
- Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het
onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 10 april 2009.
Mr. W. Overbosch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 eind-pv blz. 54 aangifte [slachtoffer 1], eind-pv blz.23 bekennende verklaring verdachte [verdachte]
2 eind-pv blz. 54 aangifte [slachtoffer 1]
3 eind-pv blz. 23 bekennende verklaring verdachte [verdachte]