ECLI:NL:RBSHE:2009:BP4892

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
647962
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering in kort geding met betrekking tot leer/werkovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam op basis van een leer/werkovereenkomst, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, haar werkgever, na ontslag op staande voet. Eiseres vorderde betaling van haar loon en stelde dat het ontslag nietig was, omdat zij zich op 2 augustus 2009 ziek had gemeld via haar zus, terwijl gedaagde stelde dat eiseres zich niet aan het ziekteverzuimprotocol had gehouden. De kantonrechter oordeelde dat er met een redelijke mate van zekerheid aangenomen kon worden dat het ontslag op staande voet nietig was. Eiseres had een spoedeisend belang bij haar vordering, aangezien zij door het wegvallen van haar loon niet meer aan haar financiële verplichtingen kon voldoen. Gedaagde voerde aan dat eiseres te laat ziek was gemeld en dat dit een dringende reden voor ontslag vormde. De rechter oordeelde echter dat gedaagde niet voldoende had aangetoond dat eiseres op het moment van ziekmelding niet lijdende was aan psychische klachten. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het loon van eiseres vanaf 1 augustus 2009 en de buitengerechtelijke kosten, alsook in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, lokatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 647962
Rolnummer : 9015/09
Uitspraak : 2 november 2009
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.W.C. van Zon (postbus 540, 6000 AM Weert),
t e g e n :
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [adres],
gedaagde,
procederende bij monde van haar directeur [X].
1. De procedure
Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, heeft eiseres, verder te noemen "[eiseres]", gedaagde, verder te noemen "[gedaagde]", doen dagvaarden.
De mondelinge behandeling heeft op 19 oktober 2009 plaatsgevonden. [gedaagde] is bij die gelegenheid verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres]. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten tevens doen toelichten. Partijen hebben hun aantekeningen voor de mondelinge toelichting aan de kantonrechter overgelegd. Daarop is vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
[eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter, bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), [gedaagde] zal veroordelen:
1. om aan [eiseres] te betalen het loon c.a., althans een bedrag gelijk aan het loon, ad
€ 1.359,36 bruto per 4 weken exclusief emolumenten, vanaf 1 augustus 2009 op de gebruikelijke wijze en tijdstippen zolang de leer/werkovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd;
2. om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 150,-- ter zake buitengerechtelijke kosten,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
[eiseres] legt daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.
[eiseres] is op 1 februari 2009 bij [gedaagde] in dienst getreden op basis van een leer/werkovereenkomst als Leerling Verzorgende in het kader van een Beroeps Begeleide Leerweg. Deze overeenkomst is aangegaan voor een jaar en voor 32 uren per week.
Op 2 augustus 2009 heeft de zus van [eiseres] haar telefonisch ziekgemeld bij [gedaagde] omdat zij in een dermate psychische labiele toestand verkeerde dat zij niet in staat was tot het verrichten van werkzaamheden. De zus van [eiseres] heeft in dat gesprek aangegeven de aard van de klachten vanwege het privacy gevoelige karakter, alleen te willen doorgeven aan de leidinggevende. De directrice van [gedaagde] heeft daarop teruggebeld en gevraagd of zij een bezoek kon afleggen, waarop haar zus heeft geantwoord dat [eiseres] op dat moment niet aanspreekbaar was omdat zij sliep. Toen [eiseres] wakker was heeft haar zus de directrice van [gedaagde] teruggebeld waarna de directrice, mevr. [Y], een bezoek heeft afgelegd. Aan [eiseres] is vervolgens zowel mondeling als schriftelijk medegedeeld dat zij op staande voet was ontslagen omdat zij zich niet aan het ziekteverzuimprotocol zou hebben gehouden.
Bij brief van 3 augustus 2009 heeft [eiseres] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet onder bereidverklaring haar werkzaamheden te hervatten zodra zij hersteld was. Op 3 augustus 2009 heeft [eiseres] eveneens contact opgenomen met haar huisarts die haar met spoed heeft doorverwezen naar het GGZ, welke instantie haar op 5 augustus 2009 in behandeling heeft genomen. De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 17 augustus 2009 nogmaals de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
Zo [eiseres] het ziekteverzuimprotocol zou hebben overtreden dan is dat verontschuldigbaar. [eiseres] is op zondag 2 augustus 2009 kort voor aanvang van haar werk door haar zus ziekgemeld. [eiseres] lijdt aan depressieve klachten waardoor zij geen helder zicht heeft op haar geestelijke toestand. Dat [eiseres] lijdende is aan geestelijke klachten is vastgesteld door een deskundige, welke deskundige tevens heeft bepaald dat behandeling door een psycholoog noodzakelijk is. Van het onmogelijk maken van een bezoek is evenmin sprake geweest.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de door haar ingestelde vordering omdat zij door het wegvallen van haar inkomsten niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.
[gedaagde] heeft hiertegen, kort weergegeven, het volgende verweer aangevoerd.
[gedaagde] is gespecialiseerd in complexe en terminale zorg. De afwezigheid van [eiseres] zonder ziekmelding betekent dat de patiënten geen zorg krijgen. De zus van [eiseres] heeft haar op 2 augustus 2009 veel te laat ziekgemeld. Ingevolge het ziekteprotocol diende [eiseres] zelf de ziekmelding alsmede de reden door te geven. De directrice van [gedaagde] heeft getracht met [eiseres] contact op te nemen doch zij kreeg alleen haar zus te spreken, die vertelde dat een bezoek niet mogelijk was. De directrice van [gedaagde] is naar de woning van [eiseres] gegaan waar zij [eiseres] schriftelijk en mondeling heeft medegedeeld dat zij op staande voet werd ontslagen vanwege het zich herhaaldelijk niet houden aan het ziekteprotocol.
[eiseres] heeft niet bewezen dat zij depressief was. De brief dat [eiseres] door het GGZ in behandeling is genomen zegt niets omdat iedereen die zich bij het GGZ aanmeldt in behandeling wordt genomen.
[gedaagde] heeft [eiseres] op grond van een dringende reden ontslagen vanwege het niet naleven van het ziekteverzuimprotocol. Door alle gebeurtenissen is de arbeidsrelatie zodanig ernstig verstoord dat deze niet meer hersteld kan worden. [gedaagde] wil niet meer met [eiseres] samenwerken.
3. De beoordeling
De spoedeisendheid van de vordering is door [gedaagde] niet bestreden. Dienaangaande geldt dat het uitblijven van loonbetaling naar zijn aard vrijwel steeds een spoedeisend karakter draagt. Dit geldt te meer nu [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij verstoken is van inkomsten.
In een procedure als de onderhavige, waarin wordt verzocht om een voorlopige voorziening, kan een vordering tot doorbetaling van loon worden toegewezen indien met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter, oordelend in de bodemprocedure, zal beslissen dat het gegeven ontslag nietig is.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen het volgende vast.
[eiseres] is met ingang van 1 februari 2009 bij [gedaagde] in dienst getreden op basis van een leer/werkovereenkomst in de functie van leerling BBL, verzorgende IG. Deze overeenkomst is aangegaan voor de periode van één jaar derhalve van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010. De omvang van het dienstverband bedraagt gemiddeld 32 uren per week, gemeten op jaarbasis. Op 2 augustus 2009 is [eiseres] door [gedaagde] op staande voet ontslagen. [eiseres] heeft bij schrijven d.d. 3 augustus 2009 de nietigheid van dit ontslag ingeroepen. De gemachtigde van [eiseres] heeft dit nogmaals herhaald bij schrijven van 17 augustus 209.
Ter rechtvaardiging voor het uitblijven van loonbetalingen heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] op 2 augustus 2009 op goede gronden op staande voet is ontslagen. [eiseres] betwist dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven.
[gedaagde] heeft bij brief van 2 augustus 2009 aan [eiseres] ontslag op staande voet gegeven.
De inhoud van die brief luidt als volgt:
"Bij deze deel ik u schriftelijk mede dat u ontslagen bent op staande voet. Het ontslag op staande voet is ook mondeling medegedeeld voorzien van rede. De reden dat dit ontslag op staande voet plaatsvindt is dat u zich niet houd aan het geldende ziekteverzuimprotocol binnen [gedaagde] thuiszorg ......".
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verder nog doen aanvoeren dat de dringende redenen voor het ontslag eveneens zijn gelegen in het zich, in het verleden, ongegrond ziekmelden, op een ander adres verblijven zonder de werkgever in te lichten, veel te laat ziekmelden, het niet zelf doorgeven van de ziekmelding, het niet doorgeven van de te verwachten verzuimduur en het onmogelijk maken van bezoek.
Van de hiervoor vermelde incidenten, welke zouden hebben plaatsgevonden vóór 2 augustus 2009 wordt door [gedaagde] in haar brief van 2 augustus 2009, waarbij zij aan [eiseres] ontslag op staande voet heeft verleend, geen melding gemaakt.
Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd en dateert van vóór 2 augustus 2009 is door haar niet mede aan het ontslag ten grondslag gelegd en dient dan ook in deze buiten beschouwing te blijven.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] zich op 2 augustus 2009 te laat en door een ander heeft doen ziekmelden. In dit kader heeft de directrice van [gedaagde] medegedeeld dat zij veronderstelt dat [eiseres] zich zo rond 8.30 uur heeft doen ziekmelden als ook dat zij [eiseres] heeft bezocht op haar woonadres te 10.30 uur.
[eiseres] heeft gesteld dat haar zus haar 15 minuten vóór werktijd heeft ziekgemeld en dat zij om 8.00 uur diende te beginnen.
[gedaagde] heeft op geen enkele wijze de juistheid van haar stelling dat [eiseres] zich eerst rond 8.30 uur zou hebben ziekgemeld onderbouwd. Dit betekent dat deze stelling dient te worden gepasseerd.
Dat [eiseres] zich eerst zo'n kwartier voor de aanvang van haar werkzaamheden heeft doen ziekmelden, kan haar in deze niet worden aangerekend daar dit als een rechtstreeks gevolg dient te worden aangemerkt van haar geestelijke toestand van dat moment waarvoor zij thans onder behandeling staat van een deskundige.
Uit de stukken en uit hetgeen over en weer is aangevoerd staat voorshands in voldoende mate vast dat [eiseres] op 3 augustus 2009 haar huisarts heeft geconsulteerd, die haar, vanwege psychische klachten, heeft doorverwezen naar het GGZ. [eiseres] is vanaf 5 augustus 2009 bij het GGZ in behandeling, zo blijkt uit de brief van 12 augustus 2009, en naar aanleiding van het intakegespek is een psychologisch onderzoek aangevraagd en heeft zij therapeutische gesprekken met een psycholoog.
Voor zover de directice van [gedaagde] in deze de mening is toegedaan dat [eiseres] op 2 augustus 2009 niet lijdende was aan depressieve/psychische klachten, dan had het op haar weg geleden deze mening op een objectieve wijze te laten toetsen. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten dient dit nalaten voor haar rekening en risico te worden gelaten.
Gelet op het vorenstaande is in onvoldoende mate komen vast te staan dat het door [gedaagde] aan [eiseres] op 2 augustus 2009 gegeven ontslag op staande voet als juist moet te worden aangemerkt.
Met een redelijke mate van zekerheid kan dan ook worden aangenomen dat de kantonrechter, oordelend in de bodemprocedure, alle omstandigheden in aanmerking nemende, zal oordelen dat het gegeven ontslag nietig is. Derhalve zal [gedaagde] het loon van Lafeleur vanaf 1 augustus 2009 dienen door te betalen totdat de leer/werkovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
De medegevorderde buitengerechtelijke kosten worden eveneens toewijsbaar geacht.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen het haar toekomende loon ten bedrage van € 1.359,36 bruto per 4 weken, op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, vanaf 1 augustus 2009 tot de dag dat de leer/werkovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd als ook een bedrag van € 150,-- ter zake buitengerechtelijke kosten.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres], tot op heden begroot op € 693,98, waaronder een bedrag van € 400,-- als bijdrage salaris gemachtigde (niet met btw belast).
Verklaart dit vonnis, tot zover, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.P.M. van der Ham, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 647962 blad 4
vonnis