ECLI:NL:RBSHE:2009:BN3087

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
596197
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 februari 2009 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Van den Broek & Kessels B.V. en de werknemer [x]. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren van de werknemer. De werkgever stelde dat de werknemer niet voldeed aan de functie-eisen van algemeen stalmedewerker en dat hij niet in het team paste. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat hij niet op deugdelijke wijze was aangesproken op zijn functioneren. De rechtbank oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd van het disfunctioneren van de werknemer. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever was om het functioneren van de werknemer schriftelijk vast te leggen en een verbetertraject aan te bieden. Aangezien de werkgever dit had nagelaten, werd het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, maar met een hogere vergoeding dan de kantonrechtersformule. De werknemer kreeg een vergoeding van zes bruto maandsalarissen plus vakantiegeld, omdat de rechtbank oordeelde dat de standaardvergoeding van één maandsalaris onaanvaardbaar laag was, gezien de omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomst werd ontbonden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 maart 2009, en de werkgever werd veroordeeld tot betaling van de vergoedingen aan de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, lokatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 596197
EJ verzoek : 08-5307
Uitspraak : 12 februari 2009
in de zaak van:
de besloten vennootschap Van den Broek & Kessels B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Lieshout aan de Roeklaan 2a,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.W.A. Schelfaut (postbus 760, 5600 AT Eindhoven),
t e g e n :
[de heer x],
wonende te [woonplaats] aan de [adres],
verweerder,
gemachtigde: mr. C.J. Meijer (postbus 18, 5400 AA Uden).
1. De procedure
Het op 3 december 2008 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, ingekomen verzoekschrift strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, welke in het vervolg zullen worden aangeduid als "Van den Broek & Kessels" en "[x]".
Namens [x] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2009, op voorhand waarvan de gemachtigde van Van den broek & Kessels een productie heeft ingezonden. Partijen hebben de zaak doen bepleiten door hun gemachtigden. De gemachtigde van Van den Broek & Kessels heeft hierbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, welke aan de kantonrechter zijn overgelegd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. De inleiding
Tussen partijen is in confesso dat tussen hen een arbeidsovereenkomst bestaat. [x] is op 1 augustus 2008 bij Van den Broek & Kessels in dienst getreden in de functie van algemeen stalmedewerker. Het salaris bedraagt € 1.356,60 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en verdere emolumenten. [x] is thans 29 jaren oud.
Van den Broek & Kessels grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen bestaan om de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden. Zij voert daartoe aan deze gewichtige redenen bestaan uit veranderingen in de omstandigheden, die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Ter toelichting op deze stellingname heeft Van den Broek & Kessels - kort weergegeven - het volgende aangevoerd.
[x] verricht zijn werkzaamheden in de stal gelegen te Uden aan de Paterweg 14. Medio 2005 heeft Van den Broek & Kessels deze voormalige stal [T] gehuurd. Van den Broek & Kessels houdt zich bezig met de handel in en de marketing van paarden, de exploitatie van africhtingsstallen, stoeterijen en maneges en de promotie en advisering in het kader van de professionele paardensport.
[x] is niet in staat en heeft niet de capaciteiten om aan de redelijk te stellen functie-eisen van algemeen stalmedewerker te voldoen. Hij past voorts niet in het team van medewerkers.
Van den Broek & Kessels is met [x] in contact gekomen omdat hij in zijn vrije tijd paarden van [T] bereed en hij meerdere malen als groom is meegeweest naar wedstrijden die [A ] reed. [x] volgt een opleiding in Deurne bij de Nederlandse Hippische Opleidingen.
Voor in diensttreding had [x] aangegeven dat hij goed met jonge paarden overweg kon en deze zadelmak kon maken. Omdat deze discipline bij Van den Broek & Kessels onderbezet was is [x] aangenomen. [x] is een kamer in de dienstwoning aangeboden omdat het noodzakelijk is dat er iemand buiten de standaard werkuren aanwezig is.
Vrij snel werd duidelijk dat [x] ongeduldig was in zijn omgang met de jonge paarden en over minder kennis beschikte dan werd ingeschat. Zo heeft [x] een net gecastreerde jonge hengst in paniek doen raken, een jonge hengst voor een veterinaire keuring niet schoon-gemaakt, is hij niet begonnen met het zadelmak maken van een tweetal jonge merries en hield hij bij het voeren geen rekening met de toestand van de paarden. Ook kreeg [x] ernstige meningsverschillen met de trainer van Van den Broek & Kessels. Iedereen op stal heeft klachten over het functioneren van [x] met name dat hij zeer solistisch te werk gaat zonder overleg vooraf en geen rekening houdt met de werkzaamheden van de anderen. [x] heeft een gebrek aan inzet. Zo verslaapt hij zich regelmatig waardoor paarden te laat voor transport klaar staan, is hij niet genegen een helpende hand toe te steken en voert hij te laat.
Van den Broek & Kessels heeft [x] hierop regelmatig aangesproken. De aanhoudende kritiek is aanleiding geweest voor een gesprek op 13 oktober 2008, in welk gesprek Van den Broek & Kessels heeft aangegeven dat het niet langer gaat en dat zij zich heeft vergist in de kennis en kunde van [x]. Ook tijdens het werkoverleg op 21 oktober 2008 wordt er op [x] kritiek geuit. Op 4 november 2008 heeft de heer Kessels aan [x] duidelijk gemaakt dat er een onwerkbare situatie was ontstaan en dat de arbeidsrelatie duurzaam was verstoord. Dit was voor Van den Broek & Kessels helemaal aan de orde toen [x] op 16 november 2008, tijdens zijn arbeidsongeschiktheid, het privé paard van een medewerker van Van den Broek & Kessels van Zoetermeer naar Gilze wilde transporten met de auto en trailer van Van den Broek & Kessels.
Van Van den Broek & Kessels kan niet meer gevergd worden de arbeidsovereenkomst met [x] in stand te laten.
[x] heeft tegen het verzoek - kort weergegeven - het navolgende tot verweer aangevoerd.
Van den Broek & Kessels is medio mei 2005 de paardenstal aan de Patersweg 14 te Uden gaan huren. [x] bereed daar reeds vanaf medio 2003 dagelijks paarden. Toen [x] in mei 2008 van [A ] vernam dat er een vacature was heeft hij gesolliciteerd mede omdat hij een opleiding volgt bij de Nederlandse Hippische Opleidingen te Deurne. In het sollicitatiegesprek heeft [x] niet aangegeven dat hij, hoewel hij daartoe de capaciteiten heeft, jonge paarden zadelmak wilde maken. Hij heeft wel aangegeven dat hij rijtechnisch nog veel moest leren als ook dat hij graag de drie- tot vierjarige paarden zou trainen. [x] is op 1 augustus 2008 bij Van den Broek & Kessels in dienst getreden waarbij in de dienstwoning kon wonen en de bedrijfsauto mocht gebruiken. Na enkele weken nam [A ], tegen de gemaakte afspraken in, het management op zich zonder [x] daarvan deel te laten uitmaken. Nadat [x] haar daarop had aangesproken is haar houding ten opzichte van [x] veranderd. Zo stond [A ] niet open voor zijn visie omtrent een meningsverschil dat hij had met de instructrice [M] ter zake het berijden van een driejarig paard noch ook ter zake het zadelmak maken van een kleine jonge merrie.
In september 2008 heeft er een sollicitatiegesprek plaatsgevonden met [C], waarbij naar voren kwam dat zij dezelfde werkzaamheden wilde gaan vervullen als waarvoor [x] was aangenomen. In een gesprek heeft Van den Broek & Kessels aan [x] aangegeven dat er voor hem niets zou veranderen. Nadat [C] in dienst was getreden heeft [A ] medegedeeld dat [C] het aanspreekpunt zou worden indien zij zelf niet op de stal aanwezig was, hetwelk een ondermijning was van de positie van [x]. Zowel van [A ] als de heer Kessels kreeg [x] te horen dat hij zich geen zorgen behoefde te maken. Dat [x] zich zorgen maakte bleek terecht omdat [C] vanaf het eerste moment veel te zeggen kreeg en hij niets meer had in te brengen. Het voorstel van [C] om de paarden op een eerder tijdstip te voeren werd direct ingevoerd terwijl aan zijn eerder gedaan voorstel daartoe geen gehoor is gegeven en de werkzaamheden op de stallen moesten op de manier van [C] worden aangepakt. Dit alles leidde tot onenigheid tussen beiden. De werkzaamheden van [x] veranderden nog meer. Gaande weg mocht [x] alleen nog wat stalklusjes opknappen en werd door hem zijn kandidaat-examenpaard niet meer bereden. [C] had voortdurend op- en aanmerkingen op [x] en in een werknemersoverleg heeft zij aangegeven dat hij over haar heen liep. Naar aanleiding hiervan heeft [A ] medegedeeld dat Van den Broek & Kessels het zat was. In een gesprek rond 13 oktober 2008 heeft Van den Broek & Kessels [x] voor de keus gesteld: enkel nog algemene stalwerkzaamheden te verrichten of te vertrekken. [x] heeft dit geaccepteerd maar die werkzaamheden stonden in geen verhouding tot zijn opleiding, ervaring en ambities en de bij zijn indiensttreding gemaakte afspraken. In de bespreking van 21 oktober 2008 werd er weer kritiek geuit op het functioneren van [x] en op 22 oktober 2008 kreeg hij van [A ] te horen dat ze genoeg van hem had omdat hij te veel problemen gaf en niemand met hem overweg kon als ook dat indien hij zich niet zou aanpassen hij moest vertrekken.
[x] heeft zich vervolgens arbeidsongeschikt gemeld. Op 4 november 2008 is door Van den Broek & Kessels aangegeven dat hij maar beter een andere baan en huisvesting kon zoeken. Op 16 november 2008 heeft [x], ter zake het verhuizen van het paard van Yoeri, telefonisch contact gezocht met Van den Broek & Kessels. Mevrouw Kessels gaf hem de wind van voren en uitte diverse verwijten in zijn richting. Van den Broek & Kessels hebben [x] voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen maar het voorstel was voor [x] niet acceptabel. De bedrijfsarts heeft op 16 december 2008 geconcludeerd dat er sprake was van een arbeidsconflict en adviseerde deze arts tot inschakeling van een mediator. Van den Broek & Kessels hebben hieraan geen medewerking willen verlenen en zich op het standpunt gesteld dat [x] terstond zijn werkzaamheden diende te hervatten. Toen [x] aangaf eerst een gesprek met een mediator te willen is hij op staande voet ontslagen. Op 29 december 2009 is het ontslag, na tussenkomst van zijn raadsvrouw, ingetrokken. Met [A ] zijn vervolgens werkafspraken gemaakt en de samenwerking verloopt goed en de andere werknemers lijken met hem geen moeite te hebben.
Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden dient aan [x] een vergoeding te worden toegekend van een bedrag gelijk aan zes bruto maandsalarissen vermeerderd met 8% vakantietoeslag, zijn € 8.790,77 bruto alsmede een bedrag van
€ 5.950,-- ter zake juridische kosten.
3. De beoordeling
Niet gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Partijen zijn het met elkaar eens - zij het op zeer uiteenlopende gronden - dat er gewichtige redenen, in de zin van veranderingen in de omstandigheden, zijn, welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking behoort te eindigen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is voldoende komen vast te staan, dat een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen niet meer tot de mogelijkheden behoort.
Dit brengt mede dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden ingewilligd.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal daarom worden ontbonden met ingang van 1 maart 2009.
Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [x] ten laste van Van den Broek & Kessels een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag. Daarbij is van belang of van het verstoord raken van de arbeidsverhouding aan [x] een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat de gevolgen van het verlies van de dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening moet worden gelaten.
Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Van den Broek & Kessels heeft aangevoerd dat zij vanaf het begin van het dienstverband [x] met grote regelmaat heeft aangesproken op zijn onvoldoende functioneren. Hiervan is in deze onvoldoende gebleken en dit is door [x] ook bestreden.
Het had op de weg van Van Broek & Kessels gelegen om het door haar gestelde onvoldoende functioneren van [x] op deugdelijke wijze te documenteren door middel van schriftelijke vastleggingen van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken. Van den Broek & Kessels had, als goed werkgever, omtrent de kritiekpunten een verbetertraject af moeten spreken en [x] daarin moeten begeleiden. Nu Van den Broek & Kessels dat heeft nagelaten dient dit voor haar rekening en risico te worden gebracht.
Er zijn daarom termen aanwezig om aan [x] een, ten laste van Van den Broek & Kessels komende vergoeding toe te kennen. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding volgens de kantonrechtersformule, zoals in gevallen als deze gebruikelijk, zou de vergoeding voor [x], vanwege het zeer korte dienstverband, neerkomen op één maandsalaris met vakantietoeslag.
De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijke vergoeding onaanvaardbaar laag is, mede gelet op het feit dat [x] tengevolge van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tevens zijn huisvesting als ook het gebruik van een auto kwijtraakt.
Er is daarom reden om de hoogte van de aan [x] toe te kennen vergoeding vast te stellen op zes maandsalarissen vermeerderd met 8% vakantietoeslag, zijn € 8.790,77 bruto.
Nu [x] door de handelwijze van Van den Broek & Kessels met betrekking tot het ontslag op staande voet en de loonmaatregel genoodzaakt is geweest zich tot een rechtskundige te wenden wordt hem tevens een vergoeding als bijdrage in de kosten van rechtskundige bijstand toegekend voor een bedrag van € 2.000,--.
Gelet op het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 maart 2009 met de toekenning aan [x] van de vergoedingen als voornoemd, zal Van den Broek & Kessels eerst nog in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.
Zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten te compenseren.
4. De beslissing
De kantonrechter:
Stelt Van den Broek & Kessels tot uiterlijk 27 februari 2009 in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de rechtbank, sector kanton, lokatie 's-Hertogenbosch.
Compenseert de proceskosten zowel bij intrekking als handhaving zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Beslist, voor het geval Van den Broek & Kessels haar verzoek handhaaft, thans reeds als volgt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2009;
- kent aan [x] ten laste van Van den Broek & Kessels een vergoeding toe van € 8.790,77
bruto alsmede een bedrag van € 2.000,-- als bijdrage in de kosten van juridische bijstand (niet
met btw belast), en veroordeelt Van den Broek & Kessels, voor zoveel nodig, tot betaling van
deze bedragen aan [x].
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2009 door mr. J.P.M. van der Ham, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 596197 blad 5
beschikking