ECLI:NL:RBSHE:2009:BL0988
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en bevoegdheid van de rechtbank in het kader van het Haagse Verdrag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 november 2009, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige in het kader van internationale kinderontvoering, zoals geregeld in het Haagse Verdrag. De vader, die de Portugese nationaliteit heeft, heeft een verzoek ingediend bij de Duitse Centrale Autoriteit, omdat de moeder en de minderjarige niet te vinden waren. De moeder, met de Duitse nationaliteit, had de minderjarige naar Duitsland meegenomen en weigerde terug te keren naar Portugal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder op 12 oktober 2009 met de minderjarige naar Duitsland is vertrokken, terwijl het verzoekschrift op dezelfde dag bij de rechtbank was ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, aangezien de moeder en de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoekschrift nog in Nederland verbleven.
De rechtbank heeft de Centrale Autoriteit gehoord, die twijfels uitsprak over de verblijfplaats van de moeder en de minderjarige. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de minderjarige door de moeder naar Duitsland was meegenomen, waardoor artikel 12, derde lid, van het Haagse Verdrag van toepassing was. De rechtbank besloot de procedure te schorsen in afwachting van de voortgang van de zaak, met de mogelijkheid dat de zaak kan worden ingetrokken of afgewezen afhankelijk van de ontwikkelingen in Duitsland. De Centrale Autoriteit werd verzocht om voor 1 februari 2010 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de procedure.
De rechtbank heeft in haar beschikking benadrukt dat de Duitse rechter in beginsel de aangewezen rechter is om op het verzoek tot teruggeleiding te beslissen, gezien de verblijfplaats van de minderjarige en de moeder. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek tot teruggeleiding aangehouden tot de genoemde datum, waarbij de Centrale Autoriteit de nodige stappen diende te ondernemen om de rechtbank op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.