3.2. Met betrekking tot de vordering sub a. en sub e. oordeelt de kantonrechter als volgt.
IAK Verzekeringen heeft naar aanleiding van de stelling van [eisers] dat zij hetzij op grond van het gehanteerde salarishuis, hetzij op grond van slecht werkgeverschap nog achterstallig loon te vorderen het volgende aangevoerd.
Onderdeel van het salaris was een soort "ingroeiperiode". Dit staat ook in de brief van 18 februari 2005 (productie 7 [eisers]) vermeld. "Ten aanzien van de conversie per 1 januari 2005 zijn met de Ondernemingsraad de volgende aanvullende afspraken gemaakt:
* medewerkers die per 31 december 2004 een salaris ontvangen dat lager is dan het schaalminimum (70%) van de salarisschaal worden op basis van maatwerk in maximaal 2 jaar naar het salarisniveau van 70% gebracht.
Dit is door [eisers] niet deugdelijk weersproken.
IAK Verzekeringen heeft ook gewezen op het interne memo dat aan de Ondernemingsraad is voorgelegd en dat als productie 4 door IAK Verzekeringen is overgelegd.
Uit dat memo blijkt ook dat tijdens de presentatie van het nieuwe beloningsbeleid is aangegeven dat de salarissen die onder het schaalminimum waarin de functie is ingedeeld direct worden aangepast naar het schaalminimum, maar dat na een cijfermatig onderzoek bleek dat dit zodanige financiële gevolgen zou hebben, dat besloten is deze medewerkers in maximaal twee jaar naar het salarisniveau van 70% te laten groeien.
Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eisers] niet (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2005 aanspraak kon maken op het functie- aanvangsalaris van 70% van het normsalaris, laat staan op het 100 % normsalaris (waarop [eisers] haar berekeningen baseert).
De door [eisers] ter zitting overgelegde brief van 11 maart 2005, waarin [eisers] werd gemeld dat zij met ingang van 15 maart 2005 was benoemd tot Debiteurenbeheerder Bedrijven en waarin wordt gemeld dat zij vanaf die datum zou worden ingeschaald in salarisgroep G brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Dit is een standaardbrief en daarin valt niet te lezen dat in afwijking met hetgeen met de Ondernemingsraad is besproken [eisers] direct 70% of zelfs 100% van het normsalaris zou gaan verdienen.
Dat de afspraken met de OR slechts zouden gelden in de gevallen waarin men in eenzelfde functie bleef, zoals door [eisers] ter zitting gesteld, is door IAK Verzekeringen weersproken en dit blijkt ook nergens uit.
Ter zitting heeft [eisers] verder nog aangevoerd dat een OR lid, [OR-lid], haar gezegd heeft dat zij meteen aanspraak kon maken op 70% van het normsalaris, doch IAK Verzekeringen heeft terecht aangegeven dat voor zover dit al zou zijn gebeurd, een OR lid geen uitspraken over salarissen kan doen die de werkgever binden.
IAK Verzekeringen heeft onweersproken aangevoerd dat [eisers] in 2005 68,26% van het functie- normsalaris verdiende, in 2006 71,4% en dat zij in 2007 op 73,9 % uitgekomen zou zijn.
[eisers] heeft dus niet minder salaris ontvangen dan waarop zij op grond van het bij IAK Verzekeringen geldende beloningsysteem recht op had.
Dat beloningsysteem kent wel differentiaties, maar dat is geoorloofd. Overigens is dit opgesteld op basis van de uitgangspunten van de HAY Groep, dat is naar de kantonrechter weet, een deskundig bureau op dit terrein.
Verder heeft IAK Verzekeringen onvoldoende gemotiveerd weersproken aangevoerd dat [eisers] qua beloning niet uit de pas liep met haar collega. Deze - oudere - collega zat op 76% van het norm salaris terwijl [eisers] toen op bijna 74% zat.
De vorderingen sub a. en e. worden dan ook afgewezen.