vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825529-09
Datum uitspraak: 9 december 2009
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans gedetineerd in PI Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier, Vught, Lunettenlaan 501.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 21 augustus 2009 en 25 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juli 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2009 tot en met 11 mei 2009 te
Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn zus) en/of [slachtoffer 2] (zijn moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik ga me nu douchen, als ik terugkom liggen de sleutels van de scooter klaar
anders sla ik alle tanden uit je bek" en/of
"Ik zal vannacht eens over de schutting klimmen en iets in de tank doen zodat
je morgen over de kop vliegt" en/of
"Ik sla je dadelijk helemaal kapot, kut wijf" en/of
"Ik maak je kapot, ik breek je benen" en/of
"vette zeug, kankergezwel, als jij nog een keer je mond opendoet, ga ik jou
iets aandoen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden
toegevoegd
"Ik sla je dadelijk helemaal kapot, kut wijf" en/of
"Als jij niet ophoudt dan doe ik je iets aan" en/of
"Ik ga de problemen zelf oplossen, je moet uitkijken anders doe ik je wat aan,
je komt er nog wel achter, als je nu niet ophoudt moet je eens kijken wat ik
ga doen" en/of
"Ik sla hier de boel kort en klein, ik sla je tanden uit je smoel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2009 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend een bal in/tegen het gezicht/gelaat van [slachtoffer 2], zijn, verdachtes, moeder, heeft gegooid, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 10 mei 2009 is verdachte in de woning van zijn moeder, [slachtoffer 2], in Eindhoven. Zijn zus, [slach[slachtoffer 1], is daar ook aanwezig. Verdachte heeft bedreigende woorden richting zijn moeder en zijn zus geuit. Tevens heeft verdachte een bal naar zijn moeder gegooid die in haar gezicht terecht is gekomen.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank om vrijspraak van verdachte van de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 2 wordt aangegeven dat verdachte met de bal zijn zus heeft willen raken, maar dat hij per ongeluk zijn moeder heeft geraakt die daarvan verder geen pijn heeft ondervonden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel zijn moeder als zijn zus heeft bedreigd met zware mishandeling. De moeder van verdachte verklaart dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat als zij niet ophield, hij haar iets aan zou doen. Ook heeft hij tegen haar gezegd: "Ik sla hier de boel kort en klein, ik sla de tanden uit je smoel" 2 De zus van verdachte verklaart dat verdachte tegen haar heeft gezegd: "Ik ga me nu douchen, als ik terugkom liggen de sleutels van de scooter klaar anders sla ik alle tanden uit je bek", "Ik zal vannacht eens over de schutting klimmen en iets in de tank doen zodat je morgen over de kop vliegt", en "Ik maak je kapot, ik breek je benen". Zij verklaart dat verdachte zowel tegen haar als haar moeder heeft gezegd: "Ik sla je dadelijk helemaal kapot, kut wijf".3 Verklaringen die ondersteund worden door de getuige [getuige]. Hij verklaart dat verdachte tegen zijn zus heeft gezegd: "Vette zeug, kankergezwel, als jij nog een keer je mond opendoet, ga ik jou iets aandoen". Voorts verklaart hij dat verdachte tegen zijn moeder heeft gezegd: "Ik ga de problemen zelf oplossen, je moet uitkijken anders doe ik je wat aan, je komt er nog wel achter, als je nu niet ophoudt moet je eens kijken wat ik ga doen".4 Ter terechtzitting bekent verdachte bedreigende woorden te hebben gebruikt richting zijn moeder en zus. Hij ziet in dat zijn moeder en zijn zus zich bedreigd hebben gevoeld.5 Volgens verdachte is het echter enkel een uit de hand gelopen discussie geweest, maar dat doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niets af.
Feit 2:
De moeder van verdachte verklaart dat verdachte een bal in haar gezicht heeft gegooid en dat zij daarvan pijn heeft ondervonden.6 Verdachte bekent met een bal te hebben gegooid, waarbij hij zijn moeder in het gezicht heeft geraakt.7 Verdachte geeft echter aan op zijn zus gemikt te hebben, maar dat hij per ongeluk zijn moeder heeft geraakt. De rechtbank overweegt dat verdachte met het gooien van een bal in de richting van zijn zus, alwaar zijn moeder ook dichtbij stond, bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat zijn moeder in plaats van zijn zus geraakt zou worden. Naar uiterlijke verschijningsvorm dient zijn gedraging beschouwd te worden als te zijn gericht op mishandeling van zijn moeder. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 10 mei 2009 te Eindhoven [slach[slachtoffer 1] (zijn zus) en/of [slachtoffer 2] (zijn moeder) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffe[slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik ga me nu douchen, als ik terugkom liggen de sleutels van de scooter klaar
anders sla ik alle tanden uit je bek" en
"Ik zal vannacht eens over de schutting klimmen en iets in de tank doen zodat
je morgen over de kop vliegt" en
"Ik sla je dadelijk helemaal kapot, kut wijf" en
"Ik maak je kapot, ik breek je benen" en
"vette zeug, kankergezwel, als jij nog een keer je mond opendoet, ga ik jou
iets aandoen" en
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik sla je dadelijk helemaal kapot, kut wijf" en
"Als jij niet ophoudt dan doe ik je iets aan" en
"Ik ga de problemen zelf oplossen, je moet uitkijken anders doe ik je wat aan,
je komt er nog wel achter, als je nu niet ophoudt moet je eens kijken wat ik
ga doen" en
"Ik sla hier de boel kort en klein, ik sla je tanden uit je smoel"
2.
op 10 mei 2009 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een bal tegen het gezicht van [slachtoffer 2], zijn, verdachtes, moeder, heeft gegooid, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38n, 38p, 57, 285, 300, 304.
Oplegging van de maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Op de terechtzitting van 21 augustus 2009 is de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gevorderd. Daarvoor is, kort gezegd, aangevoerd dat er steeds nieuwe geweldsdelicten zijn, dat gevangenisstraf geen optie is omdat verdachte na vrijlating waarschijnlijk weer naar zijn moeder gaat en dat risico niet kan worden gelopen en dat verdachte behandeling nodig heeft. In reactie op de raadsman is gesteld dat de desbetreffende OM-richtlijn slechts een richtlijn is en geen wettelijke bepaling. Bovendien is er ISD-capaciteit vrij en zijn voldoende processen-verbaal tegen verdachte opgemaakt, zodat aan deze richtlijn ook is voldaan. Na heropening van het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich aangesloten bij het reclasseringsadvies van 24 november 2009 en de eis veranderd in een voorwaardelijke ISD-maatregel met de in dit advies genoemde bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat geen ISD-maatregel moet volgen. Aangevoerd is dat ISD een laatste redmiddel is, terwijl hier andere mogelijkheden bestaan. Eerdere feiten hadden een andere (relationele) context. Verdachte hoort thuis in een begeleidwonenproject en is gemotiveerd om te veranderen. Van echte behandeling is de afgelopen jaren amper sprake geweest. Het is, gelet op een arrest van het Gerechtshof in 's-Hertogenbosch van 6 september 2007 (LJN BB4473), de vraag of ISD wel kan worden gevorderd en opgelegd, omdat dit in strijd zou kunnen zijn met de OM-richtlijn (gelet op verwijzingen neemt de rechtbank aan dat de raadsman bedoelt: de "Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (w.o. vordering van de maatregel ISD bij stelselmatige daders)", Staatscourant 2009, 10579, in werking getreden op 1 juli 2009). Er zou namelijk onvoldoende capaciteit kunnen zijn. Bovendien is onduidelijk hoe veel processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, aangezien de richtlijn een proces-verbaal over meerdere misdrijven telt als één proces-verbaal, en verdachte mogelijk geen "stelselmatige dader" in de zin van deze richtlijn is. Bepleit is een beperkte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De verdediging verzet zich in dat kader tegen het door de reclassering voorgestelde contactverbod (behalve in hulpverleningscontext) met zijn moeder (aangeefster in deze zaak). Verdachte leunt sterk op zijn moeder, hij kan niet zelf beoordelen wat een hulpverleningscontext is en wie controleert de naleving van deze voorwaarde?
Het oordeel van de rechtbank.
Rapporten
De rechtbank heeft kennis genomen van een voorlichtingsrapport, d.d. 19 augustus 2009, ondertekend namens Novadic-Kentron Verslavingsreclassering door een reclasseringswerkster en, per order, door de teamleider.
Zakelijk weergegeven staat daarin het volgende:
Verdachte kwam vanaf 2005 meermaals met politie en justitie in aanraking. Hij werd veroordeeld tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen. De delicten werden gepleegd in de huiselijke sfeer. Ten tijde van de ten laste gelegde misdrijven zat verdachte in een proeftijd wegens huiselijk geweld. In december 2008 werd hij veroordeeld tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarde van opname en behandeling binnen FPK De Ponder. In totaal verbleef hij daar vijf maanden. Hij is anderhalve maand vrij geweest voor hij werd opgepakt voor de ten laste gelegde misdrijven. Naar aanleiding van de uitkomsten van de RISc bestaat er een hoge kans op recidive. Geen criminogene factoren zijn opleiding, werk en leren, financiën, en relaties met vrienden en kennissen. Criminogene factor waarop een tekort/behoefte is geconstateerd en waarop interventie wenselijk is, is huisvesting en wonen. Het delict vond plaats in moeders woning. Verdachte heeft geen vaste woonruimte. Hij verblijft vaak bij familie. Hij heeft nooit zelfstandig gewoond. Ook relaties met partner en gezins- en familieleden vormen een criminogene factor. Verdachtes vader woont in Turkije. Er zijn al langere tijd problemen in verdachtes relatie met zijn moeder en drie zussen. Het betreft met name ook zijn oudste zus, die mondig is, waardoor verdachte kwaad wordt en niet meer weet wat hij zegt. Verdachte legt de schuld bij haar. Verdachtes moeder heeft moeite consequent jegens hem te zijn. Daarnaast is verdachtes emotioneel welzijn een criminogene factor. Uit een rapport 'pro justitia' blijkt van een persoonlijkheidsstructuur die is gericht op controle en behoeftebevrediging, waarbij van antisociale persoonlijkheidstrekken zou kunnen worden gesproken. Verdachtes sociaal-emotionele ontwikkeling loopt achter bij zijn kalenderleeftijd. Er wordt gesproken van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, waarbij krenkbaarheid vanuit verdachtes persoonlijkheid wordt veroorzaakt. Voorts leveren verdachtes denkpatronen, gedrag en vaardigheden een criminogene factor op. Verdachte heeft een IQ van 84 en zou in staat moeten zijn inzichten te verwerven. Ten slotte is verdachtes houding een criminogene factor. Verdachte vindt dat het altijd zo goed met hem ging en bagatelliseert de misdrijven. Door te zeggen dat hij nergens aan zal meewerken, hetgeen anders is dan de ervaring met verdachte uit het verleden leert, lijkt verdachte de rapporteurs onder druk te willen zetten. Twee leefgebieden vormen geen criminogene factor, maar behoeven wel aandacht. Ten eerste gebruikt verdachte al van jongs af aan cannabis en vanaf latere leeftijd cocaïne. Wat dat laatste betreft zegt hij clean te zijn, maar dat moet worden betwijfeld. Zijn behandeling bij De Ponder is gestaakt wegens vermoedens van dealen en omdat het behandelteam geen perspectief zag voor verdere behandeling, gezien het beperkte tot afwezige probleembesef bij verdachte. Verdachtes verhaal over middelengebruik is sociaal wenselijk en niet waarheidsgetrouw. Op De Ponder heeft hij gemanipuleerd met urinecontroles. Het verleden heeft aangetoond dat verdachte onder invloed van cocaïne agressief wordt. Deze agressie heeft zich meermaals gericht tegen zijn moeder en zusjes. In de tweede plaats gebruikt verdachte soms veel alcohol. Hij krijgt dan weleens zucht naar cocaïne, maar rookt dan een joint ter verlichting. Verdachtes motivatie om zijn leven op de rails te krijgen, lijkt oprecht, maar het ontbreekt hem aan probleembesef en -inzicht en hij mist vaardigheden om een zelfstandig leven op te bouwen. Hij is erg afhankelijk van zijn moeder en dat levert problemen op in het gezin. Een plan van aanpak betreft eigen woonruimte met woonbegeleiding, het door een systeembenadering aanleren om op een andere manier met gezinsleden te communiceren (mogelijk mede met betrokkenheid van moeder) en agressieregulatie. Het verleden leert dat een fors juridisch kader onvoldoende is om verdachte te laten aanhaken bij de hulpverlening. Een ISD-maatregel of daarop gelijkende sanctie is nu het meest geschikte kader.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een psychologisch onderzoek 'pro justitia', d.d. 3 augustus 2009, ondertekend door een GZ-psycholoog. Zakelijk weergegeven staat daarin bij de forensisch-psychologische beschouwing:
In de rapportage 'pro justitia' van 23 februari 2006 werd geadviseerd dat verdachte afstand krijgt van het ouderlijk gezin door begeleid wonen, waarnaast hij ook ambulant of poliklinisch voor gedragsproblemen zou kunnen worden behandeld. Dit traject is toen niet ingezet. De verschillende opgelegde sancties hadden weinig effect; verdachte kwam steeds met zijn naasten in conflict. De behandeling bij De Ponder is gestaakt. Schoorvoetend gaat verdachte akkoord met hulp. Risicofactoren zijn het gebrek aan eigen woonruimte, zelfoverschatting, gebrek aan (zinvolle) dagbesteding en gebrek aan ambitie om die te krijgen, en middelengebruik. Verdachte heeft wel motivatie om zijn leven op te pakken. Een structurerende vorm van begeleid wonen is wenselijk, maar de vraag is of verdachte zich daaraan niet onttrekt en of hij ervoor in aanmerking komt. Meer sancties zullen recidive niet voorkomen, indien er geen heldere begeleiding en helder kader aan worden verbonden. Verdachte is te zeer onmachtig om oplopende spanningen te hanteren. Een ISD-maatregel wordt in overweging gegeven. Dat lijkt vanuit gedragskundig oogpunt de enige mogelijkheid om te trachten verdachtes gedrag te beïnvloeden. Verdachte zal zich willen binden aan alle voorwaarden als gesloten plaatsing of detentie uitblijft. Eerdere begeleiding/toezicht en behandeling hadden niet het gewenste effect. ISD zou zich niet moeten richten op het intrinsiek veranderen van verdachte door gesprekken, maar dient een praktische insteek te hebben. Het doel dient te zijn dat verdachte een eigen leven kan opbouwen zonder te moeten terugvallen op zijn moeder. Het contact met moeder is noodzakelijk, maar dient een leuk contact te worden. Hiertoe is het nodig dat verdachte geen drugs gebruikt, hulp accepteert, wellicht een agressieregulatietraining volgt en eigen woonruimte en dagbesteding krijgt. Indien het kader te vrijblijvend is, wordt de kans op onttrekking aan het kader en/of toezicht daarop zeer groot geacht. Als een ISD-traject juridisch niet kan, is er op basis van bovenstaande overwegingen vanuit gedragskundig oogpunt geen alternatief in overweging te geven. Begeleiding, behandeling en toezicht hebben in een eerder kader onvoldoende tot een vermindering van recidive geleid.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het als gevolg van haar tussenvonnis van 4 september 2009 tot stand gekomen (beknopt) reclasseringsadvies, d.d. 24 november 2009, ondertekend namens Novadic-Kentron door een reclasseringswerkster en de teamleider. Zakelijk weergegeven staat daarin het volgende:
Omdat verdachte altijd delicten pleegt in de huiselijke sfeer is er een verhoogd gevaarsrisico voor zijn directe omgeving. Verdachte heeft een intakegesprek gehad op De Omslag, onderdeel van de GGzE. Daaruit kwam de indicatie dat verdachte naar verwachting is gebaat bij een steunend-structurerend contact. Mede aan de hand van systeemcontacten moet nader onderzoek plaatsvinden. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan zijn copingvaardigheden en dient praktische ondersteuning te worden gegeven. Ten slotte is psycho-educatie ten aanzien van zijn cognitieve beperkingen en persoonlijkheidsstructuur geïndiceerd. Er moeten goede waarborgen zijn in de sfeer van adequate huisvesting en controle op drugs moet spijkerhard en waterdicht zijn. Vanuit de gemeente Eindhoven zijn er inspanningen voor huisvesting, maar dat is niet eenvoudig te realiseren. Vanaf 2005 zijn er reclasseringscontacten, die allemaal retour zijn gemeld omdat afspraken niet zijn nagekomen, motivatie gebrekkig was en/of recidive plaatsvond. Een intakegesprek voor een begeleidwonentraject vond niet meer plaats, omdat verdachte de afspraken niet nakwam. Hoewel huisvesting een probleempunt blijft, wordt een voorwaardelijke ISD in overweging gegeven, met als bijzondere voorwaarden een meldingsplicht en een plicht om zich aan aanwijzingen van de reclassering te houden, een behandelverplichting bij De Omslag, een drugs- en alcoholverbod en - al is dat misschien moeilijk haalbaar - een contactverbod met zijn moeder en oudste zus, behalve in het kader van een hulpverleningstraject.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder die misdrijven zijn begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Wettelijke eisen voor het opleggen van deze maatregel staan in artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Kort gezegd is vereist: (1) een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, (2) een verdachte die in de vijf voorafgaande jaren minstens drie keer is veroordeeld voor een misdrijf en naar aanleiding daarvan een vrijheidssanctie of taakstraf heeft ondergaan, terwijl er ernstig herhalingsgevaar is, (3) de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel. De rechtbank vindt dat aan deze eisen is voldaan. Bedreiging en mishandeling zijn misdrijven die tot voorlopige hechtenis kunnen leiden (artikel 67, eerste lid onder b van het Wetboek van Strafvordering). Uit verdachtes strafblad van 26 oktober 2009 blijkt dat hij op 24 maart 2006, 29 augustus 2006, 20 juni 2007 en 23 december 2008 onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen, die ook zijn uitgezeten. Gelet op de hiervoor aangehaalde rapportages - waarin over verdachte wordt geschreven en over de misdrijven die hij tegen naasten pleegt - moet er volgens de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw misdrijven zal begaan. Uit de rapporten en het strafblad blijkt ook dat de veiligheid van personen en goederen de ISD-maatregel vereist. Daarbij houdt de rechtbank er uitdrukkelijk rekening mee dat andere sancties en kaders - met name ook voorwaardelijke gevangenisstraf met een bijzondere voorwaarde - verdachte niet van misdrijven tegen personen en goederen hebben kunnen afhouden. De rechtbank verwerpt daarom ook het standpunt van de verdediging dat er andere mogelijkheden zijn waarmee hetzelfde kan worden bereikt.
Voor wat betreft de richtlijnen van het openbaar ministerie stelt de rechtbank vast dat, anders dan de raadsman kennelijk veronderstelt, in deze zaak niet geldt de "Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (w.o. vordering van de maatregel ISD bij stelselmatige daders)", gepubliceerd in de Staatscourant 2009, 10579 en in werking getreden op 1 juli 2009. Het overgangsrecht van deze richtlijn bepaalt namelijk dat zij betrekking heeft op vervolging wegens misdrijven gepleegd op of na 1 juli 2009 en aan verdachte zijn feiten uit mei 2009 ten laste gelegd. Daarom geldt in deze zaak de "Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (w.o. Vordering van de maatregel ISD), gepubliceerd in de Staatscourant 2008, 19, p. 36, in werking getreden op 1 februari 2008.
Voor wat betreft de op het vorderen van ISD betrekking hebbende, elkaar opvolgende richtlijnen van het openbaar ministerie staat het volgende voorop. In het verlengde van arresten van de Hoge Raad van 7 juli 2009 (LJN BH9943) en van het Gerechtshof in 's-Hertogenbosch van 23 november 2009 (LJN BK4120) is de rechtbank van oordeel dat het hier gaat om regels die het openbaar ministerie binden. Dat is weliswaar niet omdat het wettelijke bepalingen (algemeen verbindende voorschriften) zijn, maar op grond van beginselen van behoorlijke procesorde. De richtlijnen zijn 'recht' in de zin van artikel 79, eerste lid onder b van de Wet op de rechterlijke organisatie. Bovendien staan, zo blijkt ook uit deze rechtspraak, beginselen van behoorlijke rechtspleging eraan in de weg dat de rechter die vaststelt dat een ISD-vordering die is gedaan in strijd met de richtlijn, toch de ISD-maatregel oplegt, aangezien in artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de rechter de ISD-maatregel alleen maar kan opleggen als de officier van justitie dat eist.
De rechtbank stelt niet vast dat de ISD-vordering in strijd met de richtlijn is gedaan. De raadsman heeft in dit verband twee vragen opgeworpen. Aangezien het bij vragen blijft, die niet uitmonden in een conclusie of standpunt dat door argumenten wordt ondersteund, betreft het hier geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359, tweede lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. Het is dan ook ten overvloede dat de rechtbank naar aanleiding van die vragen het volgende overweegt. In de eerste plaats geldt wat betreft de capaciteit, dat de officier van justitie in reactie op de raadsman heeft gesteld dat er voldoende capaciteit is om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Het had desgewenst op de weg van de verdediging gelegen het tegendeel aannemelijk te maken. Dat is niet gebeurd en het is de rechtbank ook niet uit het dossier gebleken of ambtshalve bekend. De tweede vraag is of verdachte wel een stelselmatige dader is. De richtlijn definieert 'stelselmatige dader' als een 'zeer actieve veelpleger' die voldoet aan nadere, aan de wet ontleende eisen (overigens merkt de rechtbank op dat ook aan de niet in de richtlijndefinitie genoemde wettelijke eisen zal moeten worden voldaan, wil ISD kunnen worden opgelegd). Een 'zeer actieve veelpleger' is een 18+'er die in vijf jaar meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opmaken, waarvan ten minste één in het laatste jaar. De officier van justitie heeft gesteld dat daaraan is voldaan. Ook hier heeft de raadsman niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is, waar dit desgewenst op zijn weg had gelegen, bijvoorbeeld door te verzoeken de desbetreffende HKS-informatie aan het dossier toe te voegen. Aan de rechtbank is ook niet uit het dossier gebleken dat aan deze eis niet is voldaan, integendeel: uit het strafblad van verdachte d.d. 26 oktober 2009 blijkt van veertien misdrijven sinds 2006 en nu worden verdachte nog eens twee misdrijven ten laste gelegd. Ten slotte merkt de rechtbank op dat de door de raadsman aangehaalde regel dat een proces-verbaal over meer misdrijven voor de berekening telt als één proces-verbaal, wel in de richtlijn uit 2009 staat, maar niet in de hier toepasselijke richtlijn uit 2008.
De rechtbank is van oordeel dat de daadwerkelijke ISD-plaatsing een laatste redmiddel moet zijn. Verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven er alles aan te willen doen om zijn leven op de rails te krijgen. Hij is in het verleden echter vaak afspraken niet nagekomen. Jegens rapporteurs heeft hij zich onwillig getoond, maar anderzijds ook motivatie laten zien. Met name ook gelet op de omstandigheden waaronder verdachte de misdrijven heeft gepleegd (in de familiesfeer en niet onder invloed van drank of drugs) en zijn persoonlijke problematiek wil de rechtbank aan verdachte een allerlaatste kans geven om met strakke begeleiding en met een tweejarige plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dreigend boven zijn hoofd, een eigen leven te krijgen met een goede en vooral ook veilige plek voor zijn familie. De rechtbank heeft in dat verband wel grote zorgen over passende huisvesting van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdelijk bij zijn oom kan wonen, die daar voldoende ruimte voor heeft. Onduidelijk is echter nog waar verdachte daarna terecht kan. De rechtbank rekent op voortduring van door haar gewaardeerde inspanningen van betrokken instanties en personen om voor goede woonruimte te zorgen, zodat de slagingskans van haar beslissing niet bij voorbaat wordt gefrustreerd.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de ISD-maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits verdachte tot het einde van een proeftijd van twee jaar geen nieuw strafbaar feit pleegt en zich tijdens deze proeftijd houdt aan vijf bijzondere voorwaarden, zoals aan einde van dit vonnis nauwkeurig omschreven. Het gaat dan, kort gezegd, om een meldingsplicht bij de verslavingsreclassering, het opvolgen van haar aanwijzingen, een behandelverplichting bij De Omslag, een drugs- en alcholverbod (en de plicht zich te laten controleren) en een contactverbod met zijn moeder en oudste zus (aangeefsters in deze zaak) behalve wanneer en zijn moeder dan wel oudste zus en de reclassering daarin toestemt.
Wat betreft het contactverbod merkt de rechtbank op dat zij goed begrijpt dat dit voor zowel verdachte als zijn moeder (en mogelijk zijn zus) een zware beslissing zal zijn. De rechtbank gaat er desondanks toe over. Enerzijds overweegt de rechtbank dat de bewezen verklaarde feiten zich voordeden in de gezinssituatie en daar ligt ook een groot herhalingsgevaar. In het gezin van verdachtes moeder zijn meer, ook jonge, kinderen. Verdachte kan in de verleiding komen om contact te leggen met zijn moeder, bijvoorbeeld voor woonruimte (en dat is voor de rechtbank absoluut uitgesloten), en haar zo spreekwoordelijk met de rug tegen de muur zetten. Het begrijpelijke dubbele gevoel dat verdachtes moeder heeft, blijkt ook uit het dossier en kwam ook op de terechtzitting ter sprake. Verdachtes moeder en zus(sen) moeten worden beschermd tegen gedrag waarvan verdachte in het verleden heeft aangetoond het te vertonen. Anderzijds wil de rechtbank rekening houden met het belang dat familiecontact kan hebben bij het oplossen van verdachtes problematiek en met het recht van verdachte en zijn moeder/oudste zus op contact als onderdeel van hun recht op privé-, familie- en gezinsleven (zoals ook neergelegd in artikel 8 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden). Daarom heeft de rechtbank een balans gezocht, waarbij zowel het betrokken familielid van verdachte (moeder dan wel oudste zus) als de reclassering in contact moet toestemmen. Kortom, bij elk specifiek contact of bij een serie van gelijksoortige contacten, gewenst door verdachtes moeder of oudste zus, dan wel door verdachte zelf, mogen zij nooit buiten verdachtes reclasseringmedewerker om handelen; gebeurt dat wel, dan schendt verdachte een belangrijke voorwaarde die de rechtbank stelt om niet tot plaatsing in een inrichting over te gaan. Aan de bezwaren van de verdediging is tegemoetgekomen: contact kan ook buiten een hulpverleningskader, mits met toestemming van de betrokken aangeefster en van de reclassering, en de reclassering en de officier van justitie gaan over de naleving van deze voorwaarde (zie ook artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht).
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren zal opleggen. Mocht de nu voorwaardelijk op te leggen maatregel onverhoopt op enig moment toch ten uitvoer moeten worden gelegd, dan vindt de rechtbank het erg belangrijk dat de maximale termijn van twee jaar kan worden gebruikt. Daarom zal in dat geval de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank stelt daarbij als algemene voorwaarde:
- dat veroordeelde zich niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken.
en als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland
(Novadic-Kentron), Regio 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks
noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelde moet zich binnen 3 dagen volgend aan de uitspraak van de
terechtzitting melden bij Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, op het adres:
dr. Poletlaan 74-76. Hierna moet hij zich gedurende een door Novadic-Kentron,
verslavingsreclassering, te bepalen periode blijven melden zo frequent als
Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, gedurende deze periode nodig acht.
- dat veroordeelde zich onder behandeling laat stellen van "De Omslag"(GGzE) en
zich houdt aan de afspraken die hieruit voortvloeien, ook indien dit
bijvoorbeeld systeemtherapie inhoudt.
- dat veroordeelde geen alcohol of drugs zal gebruiken.
(Controle kan hierop plaatsvinden middels urinecontroles).
- dat veroordeelde uitsluitend direct of indirect contact met zijn moeder [slachtoffer 2] en zijn zus [slach[slachtoffer 1] mag hebben indien zowel zijn moeder
respectievelijk zijn zus als de reclassering daarmee instemmen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. van Laanen, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. J.F.M. Pols, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 9 december 2009.
1 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 21 augustus 2009, blz. 2 pv
2 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 14 mei 2009 (los pv)
3 Aangifte [slach[slachtoffer 1] d.d. 11 mei 2009, blz. 13 pv
4 Pv verhoor [getuige] d.d. 14 mei 2009 (los pv)
5 Zie voetnoot 1
6 Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 12 mei 2009, blz. 18 e.v. pv
7 Zie voetnoot 1