vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825031-09
Parketnummer vordering: 01/831293-08
Datum uitspraak: 09 december 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2009, 7 oktober 2009, 15 juli 2009, 8 mei 2009 en 22 april 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2008 tot en met 29 december 2008 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend (per sms) de woorden toegevoegd of doen toekomen : "Heb zin om jou af teslachten. Jou ex wacht op docker's papieren. Of jullie hebben ziekenhuizen omgekocht.Geef hem ma volledig vogdij, anders komen wij mekaar wel tegen. Kan toch nie zonder vader!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
[artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht]
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers is verdachte - in de vroege ochtenduren - met een mes en/of (een) aansteker(s) en/of een flesje met een brandbare vloeistof naar de woning (gevestigd in een flatgebouw aan de (adres) van voornoemde [slachtoffer 1] gegaan (waar hij, verdachte, zich enige tijd ophield alvorens hij binnen werd gelaten door een persoon) en/of heeft hij, verdachte, daar (vervolgens) meermaals op de voordeur van die [slachtoffer 1] gebonkt en/of daarbij de woorden gezegd: "Doe open", althans soortgelijke woorden, en/of heeft hij, verdachte, voornoemde brandbare vloeistof terecht doen komen op het tapijt voor de voordeur van die [slachtoffer 1], althans heeft hij, verdachte, die brandbare vloeistof bij zich gehad, waardoor die [slachtoffer 1] die brandbare vloeistof rook/kon ruiken;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] (politieambtenaar) en/of diens ctevens aanwezige ollega's heeft bedreigd met brandstichting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of diens collega's dreigend de woorden toegevoegd :"opflikkeren of ik steek het aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl verdachte (daarvoor) een fles met brandbare vloeistof over zichzelf had gesprenkeld en/of die brandbare vloeistof over [slachtoffer 2] had gespoten en/of daarbij een aansteker in zijn hand hield en/of [slachtoffer 2] dicht was genaderd;
[artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht]
4.
hij op of omstreeks 01 november 2008 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om wederrechtelijk binnen te dringen in de woning gelegen aan de (adres), in gebruik bij [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, met een koevoet/breekijzer, althans een zwaar voorwerp, tegen de/een ra(a)m(en) van die woning heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 138 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 02 september 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (hand)tas, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven vrouw, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die onbekend gebleven vrouw, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds en/of met kracht die tas heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht heeft gerukt en/of getrokken aan die tas, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 02 september 2008 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), met kracht met gebalde vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/831293-08 is aangebracht bij vordering van 24 maart 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 3 oktober 2008. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft in de periode van 28 december 2008 tot 29 december 2009 een sms-bericht verzonden aan zijn ex-partner [slachtoffer 1]. Zowel verdachte als [slachtoffer 1] bevonden zich op dat moment in Veldhoven. Het sms-bericht bevatte onder meer de woorden “Heb zin om jou af teslachten”. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij bang is1.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
Op 17 januari 2009 is verdachte in de vroege ochtenduren naar de woning van zijn ex-partner [slachtoffer 1] gegaan. Zij woont in een flatgebouw aan de (adres) te Veldhoven. Verdachte heeft twee aanstekers en een fles met een brandbare vloeistof (wasbenzine) meegenomen. Hij is binnengelaten in de flat door een persoon en heeft vervolgens op de voordeur van [slachtoffer 1] gebonkt en daarbij de woorden gezegd “Doe open”. Verdachte heeft zich besprenkeld met die brandbare vloeistof. [slachtoffer 1] heeft die brandbare vloeistof geroken. Vervolgens heeft verdachte de ter plaatse gekomen politieambtenaar [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd “opflikkeren of ik steek het aan”. Verdachte hield daarbij een aansteker in zijn hand2.
Ten aanzien van feit 4:
Op 1 november 2008 heeft verdachte geprobeerd de woning van zijn ex-partner [slachtoffer 1] aan de (adres) te Veldhoven binnen te dringen3. Verdachte heeft daartoe met een koevoet/breekijzer tegen een raam van die woning geslagen4.
Ten aanzien van feit 6:
[slachtoffer 3]r heeft samen met zijn vriend verdachte geprobeerd vast te houden (naar aanleiding van het tenlastegelegde onder 5). Daarbij is de gebalde vuist van verdachte in/tegen het gezicht van [slachtoffer 3] terechtgekomen. [slachtoffer 3] heeft daarvan pijn ondervonden5.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte tegenover een verbalisant heeft erkend dat hij de tas heeft vastgepakt, dat een onafhankelijke getuige verdachte dit feit heeft zien plegen en verder dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de tas niet zijn eigendom was.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouwe primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er geen sprake is van bedreiging nu verdachte de spullen voor zichzelf heeft meegenomen en niet om te gebruiken tegen zijn ex-vrouw. Verdachte heeft ook slechts zichzelf besprenkeld met de vloeistof en niet is gebleken dat de vloeistof in de richting van zijn ex-vrouw of haar huis is aangewend. Verdachte was zich er verder niet van bewust dat zijn ex-vrouw de vloeistof kon ruiken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouwe primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte had niet de opzet om de agent te bedreigen. Hij heeft alleen gedreigd om zichzelf in brand te steken. De vloeistof is op de agent terechtgekomen, omdat verdachte struikelde. Verdachte heeft de aansteker ook niet gebruikt.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouwe primair verzocht verdachte vrij te spreken nu hij ontkent dit feit gepleegd te hebben.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouwe primair verzocht verdachte vrij te spreken nu verdachte niet de bedoeling had om het slachtoffer te slaan. Dit feit dient in het licht te worden gezien van een worsteling.
De raadsvrouwe heeft primair (feiten 1 en 4) en subsidiair (feiten 2, 3 en 6) verzocht verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 6 gelet op het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet. De raadsvrouwe heeft daartoe aangevoerd dat de deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben aangegeven dat verdachte floride psychotisch is op het moment van het plegen van de feiten. Verdachte zou geen enkel inzicht hebben gehad in de reikwijdte van zijn gedragingen en zou de gevolgen niet hebben kunnen overzien.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal alle verweren die de raadsvrouwe heeft aangevoerd per feit bespreken.
De rechtbank stelt met betrekking tot het verweer van de raadsvrouwe dat de opzet ontbreekt allereerst het volgende vast. Zoals hierna is overwogen aangaande de strafbaarheid van de verdachte is verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Indien vaststaat dat verdachte ten tijde van de delicten aan een zodanig ernstige psychische stoornis heeft geleden dat hij dientengevolge van elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken, dient hij te worden vrijgesproken op grond van het ontbreken van opzet. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is en dat verdachte voldoende bewust heeft gehandeld. De rechtbank zal hieronder per feit aangeven op grond waarvan zij tot het oordeel is gekomen dat verdachte bewust heeft gehandeld en dat sprake is van opzet al dan niet in voorwaardelijke zin. Ten aanzien van de feiten 5 en 6 kan het verweer van de raadsvrouwe niet slagen nu, zoals hierna is overwogen onder de strafbaarheid van de verdachte, verdachte ter zake van deze feiten slechts als verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat verdachte bewuste handelingen heeft verricht om het sms-bericht te maken en te verzenden. Tussen het maken en het verzenden van het sms-bericht had verdachte bovendien de tijd om zich te beraden en zich van de gevolgen rekenschap te geven. Voorts volgt de opzet op het dreigen impliciet uit de tekst van het sms-bericht. [slachtoffer 1] heeft weliswaar niet uitdrukkelijk verklaard dat zij zich bedreigd voelde, maar de bedreiging is van dien aard en onder zulke omstandigheden gedaan dat deze in het algemeen de vrees op kan wekken dat iemand het leven zou kunnen verliezen. Bovendien heeft [slachtoffer 1] wel verklaard dat zij bang is6.
Ten aanzien van feit 2 en 3 overweegt de rechtbank dat verdachte gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met een flesje brandbare vloeistof (wasbenzine) naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan, op de voordeur heeft gebonkt en die wasbenzine over zichzelf heeft gesprenkeld, terwijl hij op de vloermat voor de voordeur stond, waardoor [slachtoffer 1] die wasbenzine kon ruiken7. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij boos was, dat hij de politieman heeft bespoten met de wasbenzine en dat hij op 1 à 2 meter afstand van die politieambtenaar stond. Dit zijn bewuste handelingen en ook hier weer geldt dat verdachte de tijd had om zich te beraden en zich van de gevolgen rekenschap te geven. Mede gelet op het eerdere door verdachte gepleegde feit onder 1 kon [slachtoffer 1] zich in redelijkheid bedreigd voelen met brandstichting. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank tenminste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen dat gevolg zou hebben. Het verweer dat niet is gebleken dat verdachte de vloeistof heeft aangewend in de richting van [slachtoffer 1] of haar woning wordt verworpen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de geur van de brandbare stof onder de voordeur door kwam8, de verbalisanten hebben geconstateerd dat het tapijt bij de voordeur wit uitgeslagen was9 en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de vloeistof mogelijk door het zichzelf besprenkelen op de deurmat is terechtgekomen.
Ten aanzien van feit 3 geldt dat sprake is van bedreiging met brandstichting en met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het verweer dat de vloeistof op de politieambtenaar is terechtgekomen, omdat verdachte struikelde verwerpt de rechtbank nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de politieman met de vloeistof heeft bespoten10.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij de woning van [slachtoffer 1] binnen wilde komen door met een meegebrachte koevoet op het raam te slaan11. Hieruit volgt dat sprake is van bewust handelen. Ook de uiterlijke verschijningsvorm impliceert opzet.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op 2 september 2008 te Eindhoven heeft geprobeerd de (hand)tas van een onbekend gebleven vrouw weg te nemen door onverhoeds en met kracht die tas vast te pakken en met kracht aan die tas te rukken/trekken. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 1]12, de verklaring van getuige [getuige 2]3 en de verklaring die verdachte ten overstaan van verbalisant [verbalisant] heeft afgelegd14.
Ten aanzien van feit 6 is de rechtbank van oordeel dat verdachte, na te zijn aangehouden, opzettelijk [slachtoffer 3] heeft geslagen. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer 3]15 en de verklaring van getuige [getuige 2]16. Er is tenminste sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat sprake was van een worsteling. Volgens de raadsvrouwe zou verdachte niet de bedoeling hebben gehad om [slachtoffer 3] te slaan. De rechtbank begrijpt de verklaring van verdachte zo dat hij tijdens die worsteling die bij zijn aanhouding ontstond om zich heen heeft geslagen en [slachtoffer 3] per ongeluk heeft geraakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op die manier te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 3] zou raken.
De verweren van de raadsvrouwe worden aldus verworpen.
Gelet op de vaststaande feiten en het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 28 december 2008 tot en met 29 december 2008 te Veldhoven [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend (per sms) de woorden toegevoegd of doen toekomen : "Heb zin om jou af teslachten.”;
2.
op 17 januari 2009 te Veldhoven [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner), heeft bedreigd met brandstichting, immers is verdachte - in de vroege ochtenduren - met aanstekers en een flesje met een brandbare vloeistof naar de woning (gevestigd in een flatgebouw aan de (adres) van voornoemde [slachtoffer 1] gegaan (waar hij, verdachte, zich enige tijd ophield alvorens hij binnen werd gelaten door een persoon) en heeft hij, verdachte, daar vervolgens op de voordeur van die [slachtoffer 1] gebonkt en daarbij de woorden gezegd: "Doe open" en heeft hij, verdachte, voornoemde brandbare vloeistof terecht doen komen op het tapijt voor de voordeur van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] die brandbare vloeistof
rook;
3.
op 17 januari 2009 te Veldhoven [slachtoffer 2] (politieambtenaar) heeft bedreigd met brandstichting en enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"opflikkeren of ik steek het aan",
terwijl verdachte (daarvoor) een fles met brandbare vloeistof over zichzelf had gesprenkeld en die brandbare vloeistof over [slachtoffer 2] had gespoten en daarbij een aansteker in zijn hand hield en [slachtoffer 2] dicht was genaderd;
4.
op 01 november 2008 te Veldhoven, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om wederrechtelijk binnen te dringen in de woning gelegen aan de (adres), in gebruik bij [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, ex-partner), met een koevoet/breekijzer, tegen een raam van die woning heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 02 september 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (hand)tas, toebehorende aan een onbekend gebleven vrouw en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die onbekend gebleven vrouw, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, onverhoeds en met kracht die tas heeft vastgepakt en (vervolgens) met kracht heeft gerukt en/of getrokken aan die tas, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
op 02 september 2008 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]r), met kracht met gebalde vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid van de feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van de verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van alle feiten te ontslaan van alle rechtsvervolging. In het rapport van het Pieter Baan Centrum wordt aangegeven dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 volledig ontoerekeningsvatbaar is. Ten aanzien van de feiten 5 en 6 wordt verdachte gelet op het ontbreken van voldoende informatie verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De officier van justitie legt dit uit in het voordeel van verdachte en acht bovendien een straf voor deze feiten niet zinvol.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft subsidiair (feiten 1, 4 en 5) dan wel meer subsidiair (feiten 2, 3 en 6) verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging conform hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 30 oktober 2009 hebben (naam), psycholoog, en (naam), psychiater, van het Pieter Baan Centrum een rapport opgemaakt omtrent de geestvermogens van verdachte. Dit rapport houdt onder meer in:
Betrokkene is een thans 25-jarige man lijdende aan schizofrenie van het paranoïde type, bij wie voor detentie sprake is geweest van sinds zijn 12e jaar bestaande multipele afhankelijkheid van middelen (speed, cannabis, cocaïne, heroïne, XTC), thans door detentie in remissie, alsook van sinds zijn 16e jaar bestaande alcoholafhankelijkheid. Voorts is sprake van zwakbegaafdheid.
In het huidig onderzoek komt betrokkene naar voren als een zeer introverte zich isolerende weinig op anderen gerichte man met een ernstig en zeer complex psychiatrisch beeld. Het gaat om een mengbeeld van zwakbegaafdheid, middelenafhankelijkheid en paranoïde schizofrenie, met ernstige defecten op meerdere terreinen: niet alleen is sprake van psychotische – zogenaamde positieve bij schizofrenie passende – symptomen in de zin van hallucinaties en paranoïde belevingen, maar ook van de zogenaamde negatieve symptomen in de zin van vervlakking van het affect, apathie en initiatiefverlies, terugtrekgedrag en onvermogen tot planmatige aanpak. Het ernstig psychiatrisch beeld van betrokkene heeft een doorwerking gekend in het plegen van de huidige tenlastegelegde feiten. Niet alleen heeft het paranoïde schizofrene beeld van betrokkene een continu aanwezig chronisch karakter, maar ook heeft de realiteitstoetsing van betrokkene bij het ontbreken van adequate antipsychotische medicatie en middelengebruik ernstig tekortgeschoten. De bestaande stressfactoren van scheiding en ontbreken van een omgangsregeling met zijn kinderen hebben deze realiteitstoetsing verder onder druk gezet. Betrokkene’s zwakbegaafdheid en negatieve symptomen, die basaal gezien reeds een gebrekkig overzicht geven op situaties en op het eigen handelen, spelen eveneens een rol, waardoor betrokkene gemakkelijker tot dreigend en acting out gedrag komt. Het is aannemelijk dat het middelengebruik van betrokkene tot een verdere drempelverlaging van de toch al gebrekkige impulscontrole heeft geleid.
Op grond van de beschikbare informatie is duidelijk dat betrokkene ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten floride psychotisch is geweest. Wat betreft de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 4 geldt dat deze alle een relationeel karakter hebben. Het tenlastegelegde onder 1 kent dan weliswaar een zeker manipulatief aspect, daar waar betrokkene een omgangsregeling met zijn kinderen wil, en de politie op afstand lijkt te willen houden, maar de aanzet tot het tenlastegelegde is toch de psychotische overtuiging dat zijn kinderen worden misbruikt. De feiten 2 tot en met 4 zijn eveneens psychotisch aangestuurd vanuit dezelfde waan. Het tenlastegelegde onder 5 echter heeft het karakter van verwervingscriminaliteit. Mogelijk heeft betrokkene weliswaar geld nodig gehad om drugs te kunnen aanschaffen, dit wordt echter niet geheel duidelijk. Het tenlastegelegde onder 6 ligt in het verlengde van feit 5. Hoewel geen complete informatie over feit 5 en feit 6 beschikbaar is, is wel duidelijk dat betrokkene ten tijde van het plegen van beide feiten op basis van de stoornis zwak en verward in het leven stond, en een gebrekkig overzicht op situaties en het eigen handelen kende.
De ondergetekenden concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem niet kunnen worden toegerekend.
Wij zijn van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. De ondergetekenden concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt deze conclusies en de gronden waarop zij berust over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen te zijnen laste onder 1, 2, 3 en 4 bewezen is verklaard en wel strafbaar voor hetgeen te zijnen laste onder 5 en 6 bewezen is verklaard. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 gelet op vorenstaande ontslaan van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 37b, 45, 57, 63, 138, 285, 300, 310, 312.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter beschikking te stellen met bevel tot verpleging. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de deskundigen van het Pieter Baan Centrum het recidiverisico hoog achten en alternatieven voor de TBS met dwangverpleging hebben afgewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 500,00 volledig toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 als voorschot.
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen gsm aan verdachte terug te geven.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarde dat hij een klinische behandeling ondergaat. De raadsvrouwe acht een TBS met dwangverpleging veel te verstrekkend. Verdachte heeft nog nooit een behandeling ondergaan. Hij is daartoe bereid en functioneert inmiddels met andere medicatie een stuk beter. Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben gesteld dat een dergelijke plaatsing qua veiligheid voldoende waarborgen biedt. Dat een langere behandeling dan 1 jaar nodig zou zijn, rechtvaardigt niet een TBS. Bovendien kan een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis via de civiele weg worden verlengd. Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouwe een TBS met voorwaarden op te leggen. Als voorwaarde kan verdachte dan worden opgenomen in een kliniek teneinde een behandeling te ondergaan.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsvrouwe heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te wijzen gelet op de door haar bepleite vrijspraken ten aanzien van de feiten waarop die vorderingen betrekking hebben. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering van Van [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 250,00 tot € 350,00. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouwe geen opmerkingen.
De raadsvrouwe heeft verzocht de inbeslaggenomen gsm aan verdachte terug te geven.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 5 en 6:
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid. Uit het voornoemde rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten onder 5 en 6 in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur van twee maanden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten onder 1, 2 en 3 misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel afzonderlijk zijn vermeld in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank verwijst voor wat betreft de problematiek van verdachte zoals omschreven in voornoemd rapport van het Pieter Baan Centrum naar hetgeen de rechtbank hiervoor reeds heeft aangegeven ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte. De in voornoemd rapport vermelde conclusie luidt:
Omtrent de kans op herhaling van de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 6 kan worden gesteld dat deze groot kan worden geacht op grond van de zwakbegaafdheid, de afhankelijkheid van middelen, het onvermijdelijk voortbestaan van de paranoïde schizofrenie van betrokkene (hetgeen immers per definitie een progressief ziektebeeld is) en het gebrekkig overzicht op het eigen handelen en de gevolgen daarvan. Escalatiegevaar is daarbij niet uit te sluiten zeker binnen relationele (familie)verbanden. Toepassing van de HCR-20 geeft een hoog recidiverisico. Betrokkene scoort hoog op zowel de historische-, actuele- als ook op toekomstrisicohanteringsvariabelen.
Wat betreft de behandeling geldt dat deze in gesloten setting dient plaats te vinden en langdurig zal zijn, gezien de ernstige complexiteit van de problematiek, het progressieve beloop van de schizofrenie en het (thans) ontbreken van enige intrinsieke behandelmotivatie en het ontbreken van enig ziektebesef of inzicht. Naast psycho-educatie dient er in de behandeling ruim aandacht te zijn voor medicatie en verslavingsaspecten van de problematiek. Gezien het feit dat stressfactoren het ziektebeeld in het algemeen doen verslechteren is het van groot belang dat een wezenlijke omgangsregeling met de kinderen tot stand komt. In de behandeling dient te worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm. Weliswaar zou naar de mening van het onderzoekend team plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek in het kader van een last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis qua behandelingsmogelijkheden en beveiliging toereikend zijn, echter gezien het feit dat de behandeling om eerder genoemde redenen langer zal duren, zien wij geen andere mogelijkheid dan Uw College te adviseren om betrokkene de maatregel van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusie en de gronden waarop zij berust over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft de in de rapportage weergegeven strafmodaliteiten bezien. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte een langdurige en intensieve behandeling nodig heeft die recht doet aan zijn complexe problematiek en aan de veiligheid voor verdachte, anderen en goederen. Die aanpak en bescherming wordt met de modaliteit van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gevolgd door een verdere behandeling in het kader van de Wet BOPZ onvoldoende zeker gesteld, zeker als verdachte in die periode ook “betere perioden” kent. Voor de modaliteit van de TBS met voorwaarden geldt dit evenzeer, nu ook dan op tijdelijke verbeteringen bij verdachte te snel gereageerd kan worden door behandelaars van de kliniek waarin verdachte zich bevindt.
Hoezeer de rechtbank verbeteringen, dus ook tijdelijke verbeteringen, bij verdachte ook toejuicht blijft daarnaast toch voor de rechtbank essentieel dat de veiligheid voor anderen en voor goederen langdurig zeker wordt gesteld. Die zekerheid is slechts te verkrijgen met de strafmodaliteit van TBS met verpleging van overheidswege. Reden waarom de rechtbank tot het bevel tot verpleging van overheidswege komt.
De rechtbank zal gelet op vorenstaande de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en bevelen dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [politieam[slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte wordt ontslagen van rechtsvervolging ter zake van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben.
De rechtbank zal, nu de vorderingen niet worden toegewezen, de benadeelde partijen veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/831293-08.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen. De rechtbank acht tenuitvoerlegging niet opportuun gelet op de op te leggen terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 2:
bedreiging met brandstichting
T.a.v. feit 3:
bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven
gericht
T.a.v. feit 4:
poging tot in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
T.a.v. feit 5:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
T.a.v. feit 6:
mishandeling
Verklaart verdachte niet strafbaar voor de feiten 1, 2, 3 en 4 en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte strafbaar voor de feiten 5 en 6.
Legt op de volgende maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 5, feit 6:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [politieam[slachtoffer 2] in zijn vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1.00 Stk Telefoontoestel Kl:zwart
Samsung gsm voorw.nr: 5-15777, aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/831293-08 van de officier van
justitie d.d. 24 maart 2009.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Visser, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 9 december 2009.
mr. Baumgarten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Aangifte door [slachtoffer 1] (pagina 34-47 van dossier Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Gezamenlijke Recherche Valkenswaard, registratienummer 2009009454-1, aantal doorgenummerde bladzijden 94, hierna dossier), aanvullend proces-verbaal inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] verklaring van verdachte (dossier pagina 59-65) en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
2 Aangifte door [slachtoffer 1] (dossier pagina 34-47), aangifte door [politieam[slachtoffer 2] (dossier pagina 67-72), verklaring van verdachte (dossier pagina 59-65) en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
3 Aangifte door [slachtoffer 1] (dossier pagina 84-85) en relaas verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossier pagina 86-88)
4 Verklaring van verdachte (dossier pagina 91-92) en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
5 Aangifte door [slachtoffer 3]r (pagina 4-6) dossier Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven Woensel Zuid, Eindhoven, dossiernummer PL2210/08-008005, aantal doorgenummerde bladzijden 16, hierna dossier 2) en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
6 Aangifte door [slachtoffer 1] (dossier pagina 45)
7 Aangifte door [slachtoffer 1] (dossier pagina 34-47), verklaring van verdachte (dossier pagina 59-65) en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
8 Aangifte door [slachtoffer 1] (dossier pagina 43)
9 Relaas verbalisant [verbalisant 5] (dossier pagina 8)
10 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting
11 Verklaring van verdachte (dossier pagina 91-92) en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
12 Verklaring van getuige [getuige 1] (dossier pagina 11)
13 Verklaring van getuige [getuige 2] (dossier pagina 9)
14 Verklaring van verdachte (dossier pagina 16)
15 Aangifte door [slachtoffer 3]r (dossier pagina 4-6)
16 Verklaring van getuige [getuige 2] (dossier pagina 9)