2.1. [A] vordert in conventie dat de kantonrechter bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), uitvoerbaar bij voorraad, het in artikel 8 van de als productie 1 overgelegde arbeidsovereenkomst tussen partijen genoemde concurrentiebeding – voor zover dat nog gelding zou hebben behouden – te schorsen met ingang van de datum waarop het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, totdat bij een eventueel uitvoerbaar bij voorraad verklaarde rechterlijke uitspraak anders zal zijn beslist, althans BWise te verbieden op enigerlei wijze of in enigerlei vorm [A] te verbieden, te verhinderen of te beletten in dienst te treden bij of werkzaam te zijn voor de besloten vennootschap SAS Institute te Huizen, voor zover het betreft werkzaamheden of activiteiten anders dan bedoeld in onderdeel 3 van de dagvaarding, zulks op straffe van een door BWise te verbeuren dwangsom groot € 10.000,- indien zij het haar opgelegde verbod overtreedt of niet nakomt, vermeerderd met € 1.000,- per dag voor iedere dag of dagdeel dat BWise in gebreke zal zijn c.q. blijven, met veroordeling van BWise in de kosten van het geding.
[A] legt daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag. [A] is sinds maart 2005 werkzaam in dienst van BWise. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is in artikel 8 aan concurrentiebeding opgenomen, inhoudende: ‘Het is de werknemer verboden om gedurende of binnen 1 (zegge: een) jaar na het einde van de dienstbetrekking direct of indirect betrokken te zijn bij enige werkzaamheden of activiteiten te vergelijken met de dienst, een product of proces, van werkgever, voor zover deze werkzaamheden of activiteiten concurrentie opleveren met de activiteiten van de werkgever of van de met de werkgever verbonden activiteiten, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is, indien de werknemer alle bekende feiten met betrekking tot dergelijke werkzaamheden of activiteiten aan de werkgever te kennis heeft gebracht en van de werkgever schriftelijke toestemming heeft ontvangen om aan zodanige werkzaamheden of activiteiten deel te nemen. Lid d van voorgaand artikel is van overeenkomstige toepassing.
Tevens is het de werknemer verboden om niet dan na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van werkgever, welke niet op onredelijke gronden zal worden onthouden, tijdens en 2 (zegge: twee) jaar na het dienstverband direct of indirect zakelijke relaties aan te gaan met klanten van werkgever (bedrijven in concernverband van klanten inbegrepen).’
[A] wenst ontslag te nemen bij BWise en in dienst te treden bij SAS Institute. Voor [A] is de gewenste overstap naar SAS Institute een enorme kans die hem grote carrièrekansen biedt.
BWise wenst [A] aan het concurrentiebeding te houden. Anders dan BWise stelt is er geen sprake van dat de activiteiten van SAS Institute concurrerend zijn met die van BWise. BWise en SAS Institute zijn complementair. Voor zover er van een overlap van activiteiten c.q. producten sprake zou kunnen zijn, is dat slechts in zeer geringe mate het geval.
BWise neemt het standpunt in dat de enkele indiensttreding van [A] bij SAS Institute automatisch een overtreding van het concurrentiebeding betekent en BWise aanleiding geeft dwangsommen te willen gaan incasseren. De overstap van [A] naar SAS Institute als zodanig is niet verboden en kan niet verboden worden. BWise stelt zich wel op dat standpunt.