ECLI:NL:RBSHE:2009:BK4626
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter bij geldleningovereenkomst tussen consument en kredietgever
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de coöperatie Coöperatieve Rabobank Eindhoven-Veldhoven UA en een gedaagde die niet is verschenen. De zaak betreft een geldleningovereenkomst die in november 2003 is gesloten, waarbij zowel de eiseres als de gedaagde ten tijde van de overeenkomst in Nederland, te Eindhoven, waren gevestigd. De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard om het geschil te beoordelen op basis van artikel 17 lid 3 van de EEX-Vo, dat bepaalt dat de gerechten van de lidstaat bevoegd zijn wanneer zowel de consument als de wederpartij op het moment van het sluiten van de overeenkomst in dezelfde lidstaat woonachtig zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde consument is en dat de verzochte waarmerking van het vonnis ingevolge de EET-Vo wordt afgewezen, omdat het verstekvonnis niet wordt afgegeven in de lidstaat waar de gedaagde woonachtig is. De eiseres heeft de nodige documenten overgelegd, waaronder de overeenkomst en de algemene voorwaarden, waaruit blijkt dat de overeenkomst onder de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) valt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres aan de vereisten van de WCK heeft voldaan en heeft de gevorderde hoofdsom van € 898,61 toegewezen, evenals de vertragingsrente, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.
De gedaagde is als de meest in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 343,98. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde ontzegd.