ECLI:NL:RBSHE:2009:BK2675

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/841242-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijk slachtoffer en zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag van vrachtwagenchauffeur in Tsjechië

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een Nederlandse vrachtwagenchauffeur die op 4 januari 2007 betrokken was bij een verkeersongeval in Rehlovice, Tsjechië. Het ongeval resulteerde in de dood van een persoon en zwaar lichamelijk letsel bij een ander. De verdachte bestuurde een vrachtwagen met een snelheid van ongeveer 97 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 kilometer per uur was. Door deze snelheid raakte hij de controle over zijn voertuig kwijt, waardoor het omviel en in botsing kwam met een tegemoetkomende vrachtwagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval.

De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag, en legde een werkstraf op van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte voor 24 maanden de rijbevoegdheid ontzegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval, de eerdere veroordeling van de verdachte en het tijdsverloop tussen het ongeval en de uiteindelijke berechting. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers, vooral beroepschauffeurs, om zich aan de verkeersregels te houden en de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/841242-09
Datum uitspraak: 10 november 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 september 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(primair)
hij op of omstreeks 04 januari 2007 te Rehlovice (district Usti nad Labem), althans in de Tsjechische Republiek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met oplegger/trekker-oplegger combinatie), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg I/63 (in de rijrichting van Usti nad Labem naar Teplice), in ieder geval over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
- verdachte is met zijn motorrijtuig met een snelheid van (ongeveer) 97 kilometer per uur, althans met een gezien de situatie ter plaatse te hoge snelheid, een bocht ingereden, (terwijl ter plaatse maximaal 60 kilometer per uur was toegestaan);
- waardoor verdachte met zijn motorrijtuig in een slip is geraakt en/of waardoor verdachte de macht/controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of;
- waardoor verdachte (vervolgens) met zijn motorrijtuig is omgeslagen/omgevallen en/of;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig tegen een tegemoetkomende vrachtwagen (voertuig) is aangebotst/aangeschoven/gegleden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) is komen te overlijden en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker (scheen)been en/of kneuzing van de borst en/of een kniewond, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 januari 2007 te Rehlovice (district Usti nad Labem), althans in de Tsjechische Republiek, als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen met oplegger/trekker-opleggercombinatie), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg I/63 (in de rijrichting van Usti nad Labem naar Teplice),
- met zijn motorrijtuig met een snelheid van (ongeveer) 97 kilometer per uur, althans met een gezien de situatie ter plaatse te hoge snelheid, een bocht is ingereden, (terwijl ter plaatse maximaal 60 kilometer per uur was toegestaan);
- waardoor verdachte met zijn motorrijtuig in een slip is geraakt en/of waardoor verdachte de macht/controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of;
- waardoor verdachte (vervolgens) met zijn motorrijtuig is omgeslagen/omgevallen en/of;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig tegen een tegemoetkomende vrachtwagen (voertuig) is aangebotst/aangeschoven/gegleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de Nederlandse strafrechter niet bevoegd is, aangezien niet is gebleken dat er tussen de Tsjechische Republiek en Nederland een verdrag is gesloten met betrekking tot de overname van strafvervolging.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat Nederland rechtsmacht heeft op basis van het Europees Verdrag betreffende de Overdracht van Strafvervolging (EVOS) en artikel 4a van het Wetboek van Strafrecht. De Tsjechische Republiek heeft op 17 januari 2008 aan Nederland verzocht de strafvervolging over te nemen en Nederland heeft daarin toegestemd. Beide landen zijn partij bij dit verdrag.
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen conform hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe.
De officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen en er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De vaststaande feiten.
Op 4 januari 2007 om 18.25 uur vond een verkeersongeval plaats op de Rijksweg I/63 (in de rijrichting van Ústí nad Labem naar Teplice) te Rehlovice (district Ústí nad Labem) in de Tsjechische Republiek. Dit verkeersongeval vond plaats tussen een door verdachte bestuurd motorrijtuig (trekker-oplegger combinatie) en een op een voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende vrachtwagen. In de tegemoetkomende vrachtwagen waren gezeten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft op enig moment de macht/controle over zijn motorrijtuig verloren, is met zijn motorrijtuig omgevallen en is vervolgens met zijn motorrijtuig tegen de tegemoetkomende vrachtwagen aangebotst1. Ten gevolge van dit verkeersongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker scheenbeen, kneuzing van de borst en een kniewond opgelopen2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder primair wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder primair. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verschillende omstandigheden voor een gevaarlijke situatie hebben gezorgd. De raadsvrouwe heeft onder meer genoemd de omstandigheid dat de weg slechts een week open was en de bocht onvoldoende was beproefd, de omstandigheid dat verdachte het verkeersbord dat aangeeft dat de maximaal toegestane snelheid 60 kilometer bedraagt niet heeft gezien omdat hij een vrachtauto aan het inhalen was en de omstandigheid dat sprake was van een onverlichte bocht terwijl het donker was. Verder heeft zij aangevoerd dat niet is komen vast te staan wanneer verdachte 97 kilometer per uur heeft gereden en dat verdachte op het moment dat zijn combinatie omviel niet te hard reed, namelijk 57 kilometer per uur. Tenslotte heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat één verkeersovertreding, te weten het niet hebben gezien van het verkeersbord, onvoldoende is voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan een bewezenverklaring ter zake van het tenlastegelegde onder subsidiair.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde onder primair heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard. De rechtbank heeft hierbij gelet op de hiervoor genoemde vaststaande feiten en het hierna overwogene.
Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Dit is aangegeven door middel van voor de bocht aan beide zijden van de weg geplaatste verkeersborden. Bovendien wordt door middel van verkeersborden gewaarschuwd voor een bocht naar rechts3. Verdachte heeft deze borden niet gezien4. In het verslag van de deskundige is gerelateerd dat verdachte onmiddellijk voor de bocht met een snelheid van 97 kilometer per uur reed5. Het verweer van de raadsvrouwe dat niet is komen vast te staan op welk moment verdachte die snelheid reed wordt derhalve verworpen. Op de tachograafschijf is te zien dat verdachte vervolgens is gaan remmen. Uit de simulatie volgt dat dit pas in de bocht gebeurde. De eerste schommeling op de tachograafschijf, op het moment dat de combinatie omviel, vindt vervolgens plaats bij een snelheid van 57 kilometer per uur6. Dat verdachte op dat moment niet te hard reed, doet niet af aan het feit dat verdachte de bocht veel te hard, namelijk met een snelheid van ongeveer 97 kilometer per uur, is ingereden. Ook dat verweer van de raadsvrouwe wordt derhalve verworpen. Door de snelheid is de oplegger vervolgens om gaan kiepen en daarna vielen de trekker en de oplegger op de linkerzijde7. De deskundige concludeert dat de oorzaak van het verkeersongeval de snelheid van de trekker-oplegger combinatie was8. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij een inschattingsfout heeft gemaakt door met een te hoge snelheid te rijden om de bocht te halen9. De omstandigheden die volgens de raadsvrouwe voor een gevaarlijke situatie hebben gezorgd, zoals de omstandigheid dat sprake was van een onverlichte bocht terwijl het donker was, maken juist dat verdachte meer voorzichtigheid had moeten betrachten. De rechtbank is van oordeel dat vorenstaande schuld oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op de omstandigheid dat van een ervaren beroepschauffeur die een dergelijk groot motorrijtuig met daarin levende have bestuurt meer mag worden verwacht dan van een gewone automobilist, te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat levende have zorgt voor instabiliteit als met een hoge snelheid een bocht wordt doorgereden10.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(primair)
op 04 januari 2007 te Rehlovice (district Ústí nad Labem) in de Tsjechische Republiek als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker-oplegger combinatie), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg I/63 (in de rijrichting van Ústí nad Labem naar Teplice), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:
- verdachte is met zijn motorrijtuig met een snelheid van ongeveer 97 kilometer per uur een bocht ingereden, terwijl ter plaatse maximaal 60 kilometer per uur was toegestaan,
- waardoor verdachte de macht/controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en
- waardoor verdachte vervolgens met zijn motorrijtuig is omgeslagen/omgevallen en
- vervolgens met zijn, verdachtes, motorrijtuig tegen een tegemoetkomende vrachtwagen (voertuig) is aangebotst,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] is komen te overlijden en waardoor een ander genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker scheenbeen en kneuzing van de borst en een kniewond, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernstige gevolgen van het ongeval en zijn eerdere veroordeling ter zake van het overtreden van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de pleegdatum en de uiteindelijke berechting alsmede dat verdachte daardoor lange tijd in onzekerheid is gebleven over een eventuele vervolging.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 306,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige. De officier van justitie acht toewijsbaar de posten 1 (verblijf in het ziekenhuis), 2 (medicijnen), 5 (reiskosten naar de arts) en 12 (kosten van de rechtsbijstand).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop tussen de datum waarop het verkeersongeval heeft plaatsgevonden en de uiteindelijke berechting. Verder heeft zij aangevoerd dat de eerdere veroordeling ter zake van het overtreden van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft plaatsgevonden in 2004 en dat daaraan derhalve weinig gewicht dient te worden toegekend. Tenslotte heeft zij verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zijn werk, mobiele surveillance bij een beveiligingsbedrijf, niet meer kan uitvoeren als een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
De raadsvrouwe heeft verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering niet met stukken onderbouwd is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de zeer ernstige gevolgen van het verkeersongeval. Aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] werd een onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank houdt niet zozeer rekening met de eerdere veroordeling ter zake van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 nu dit feit reeds enige jaren geleden is gepleegd en verdachte thans niet onder invloed van alcohol heeft gereden. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zelf ten gevolge van het verkeersongeval zwaargewond is geraakt en heeft laten blijken gebukt te gaan onder de grote gevolgen die het ongeluk voor anderen heeft gehad. Verder houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van de strafbare feiten en de uiteindelijke berechting. Verdachte heeft gedurende voornoemd tijdsverloop geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. De rechtbank stelt vast dat tussen het plegen van de strafbare feiten op 4 januari 2007 en de berechting ter terechtzitting d.d. 27 oktober 2009 een termijn is verstreken van bijna 3 jaar. De als uitgangspunt te nemen termijn van 2 jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Behoudens bijzondere omstandigheden dient dit te leiden tot strafvermindering. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Weliswaar is enige tijd verstreken als gevolg van de procedure met betrekking tot de overdracht van de strafvervolging van de Tsjechische Republiek aan Nederland, maar dit is niet aan verdachte toe te rekenen en komt voor rekening van het Openbaar Ministerie. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door vermindering van de op te leggen straffen. Zonder schending van het bepaalde in artikel 6 EVRM had de rechtbank verdachte veroordeeld tot de maximale werkstraf en een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
De rechtbank acht thans oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd. Door deze bijkomende straf wordt het gevaarzettend karakter van het gepleegde delict in de bestraffing tot uitdrukking gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de verklaring van verdachte dat hij zijn rijbewijs niet kan missen, hetgeen overigens niet is onderbouwd met stukken, toch een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient te worden opgelegd nu de ernst van het begane delict zulks rechtvaardigt. Aan verdachte kan een groot verwijt worden gemaakt en er is een dode te betreuren.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen ontzegging zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank acht een totale duur van de ontzegging zoals door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats, maar zal een groter voorwaardelijk gedeelte opleggen gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot het tijdsverloop.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank is van oordeel dat de vordering door het ontbreken van bewijsstukken onvoldoende onderbouwd is.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
De rechtbank.
Verklaart het tenlastegelegde onder primair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
T.a.v. primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. Y.J.C.A. Roeffen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 10 november 2009.
1 Proces-verbaal van verkeersongeval (strafdossier Dienst Kriminaalpolitie en Recherche, Tsjechische Politie, ?ehlovice, dossiernummer PSV 1/DN-T?-PK-2007, hierna dossier, pagina 7-9), fotomap (dossier, pagina 13-29), verslag van de deskundige (dossier, pagina 112-138), verklaring [slachtoffer 2] (dossier, pagina 65-66), verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting en verklaring verdachte (dossier, pagina 30-32)
2 Rapport van de deskundigen betreffende de lijkschouw van het lichaam van [slachtoffer 1] (dossier, pagina 141-150) en medisch rapport van verwondingen van [slachtoffer 2] (dossier, pagina 72-73)
3 Proces-verbaal van verkeersongeval (dossier, pagina 8), fotomap (dossier, pagina 17 en 29) en verslag van de deskundige (dossier, pagina 130)
4 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting en verklaring verdachte (dossier, pagina 31-32)
5 Verslag van de deskundige (dossier, pagina 131-134)
6 Verslag van de deskundige (dossier, pagina 131-134)
7 Verslag van de deskundige (dossier, pagina 131-134)
8 Verslag van de deskundige (dossier, pagina 137)
9 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting
10 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting
??
??
10
Parketnummer: 01/841242-09
[verdachte]