ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ8373

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825440-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in PIV Breda. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij zij op 25 juli 2007 in Eindhoven met een mes in de handpalm en pols van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd op basis van twee gedragsdeskundige rapportages. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, en daarnaast een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich vestigt in een zorgboerderij en zich onder behandeling stelt van de GGZ. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen scheermesje uitgesproken. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825440-07
Datum uitspraak: 24 september 2009
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PIV Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van respectievelijk 19 november 2007, 4 februari 2008, 21 april 2008, 7 juli 2008, 12 januari 2009 en van 17 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding 17 oktober 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 25 juli 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de handpalm en/of
pols van [slachtoffer1] heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juli 2007 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer1]), met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, heeft gesneden en/of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 25 juli 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een scherp en puntig voorwerp, in de handpalm en
pols van [slachtoffer1] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Over de persoon van verdachte zijn twee gedragsdeskundige rapportages opgemaakt.
Beide gedragsdeskundigen komen tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het gepleegde tenlastegelegde feit als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden dat het door verdachte begane feit haar wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet geheel kan worden toegerekend.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45, 302.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
-een gevangenisstraf voor de duur van 406 dagen met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.
-tbs met de voorwaarden zoals deze staan vermeld in het adviesrapport van de Reclassering dd. 13 september 2009. De tweede voorwaarde zoals deze staat vermeld in dit rapport onder “Indicatiestelling en plan van aanpak” is ter zitting gewijzigd en van deze gewijzigde versie dient te worden uitgegaan.
Ten aanzien van het inbeslaggenomene:
Verbeurd verklaring van een afgebroken scheermesje
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf(fen) en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Op 21 oktober 2007, 10 juni 2009 en 6 september 2009 heeft de [psychiater] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in de rapporten van 10 juni 2009 en 6 september 2009 vermelde conclusies luiden:
Ten aanzien van de rapportage dd. 10 juni 2009:
het eerder gegeven advies voor een TBS met voorwaarde is om strikte
veiligheidsredenen niet erg dwingend, maar kan een duidelijk kader zijn voor de intensieve en kostbare behandeling die betrokkene behoeft.
Het lijkt van belang dat er een constructie gekozen wordt, die een maximale betrokkenheid van de reclassering kan garanderen. De borderline persoonlijkheidsstoornis is nog steeds actueel maar de expressie daarvan lijkt wat milder dan bij het vorige onderzoekscontact. De aanleiding om een TBS met voorwaarde te adviseren vervalt gedeeltelijk op basis van de huidige waarnemingen. In een recent incident is gebleken dat de gevaarlijkheid van betrokkene ook op de momenten dat haar stoornis sterk op de voorgrond treedt, erg beperkt blijft. Het belangrijkste is een gestructureerde, niet teveel eisen stellende, woonsituatie aan betrokkene aan te bieden en verder een aantal verschillende steunmomenten te creëren , bijvoorbeeld in het contact met de Reclassering, dat eventueel in de vorm van een onder toezichtstelling kan worden opgelegd en daarnaast in de begeleiding, naast de woonbegeleiding door de forensische polikliniek van de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Eindhoven.
Ten aanzien van de rapportage dd. 6 september 2009:
een klinische opname is niet alleen niet geïndiceerd, zelfs gecontraïndiceerd. Bij ernstige borderline persoonlijkheidsstoornissen dient een klinische voorziening alleen voor korte momenten van crisis achter de hand te worden gehouden.
Betrokkene zou in een vorm van beschermd wonen met een strakke structuur en een deskundige begeleiding met een coaching daarvan door een psychotherapeut die bekend is met de problematiek van de borderline persoonlijkheidsstoornis, langzaam wat kunnen reïntegreren en tot rust kunnen komen. Een grondige revisie van het medicamenteuze deel van de behandeling is zeer noodzakelijk, vooral ook gezien de motorische bijwerkingen en het ontbreken van een eigenlijke indicatie voor behandeling met de neuroleptica. Van groot belang daarbij is dat een beter passende behandeling voor de obsessief compulsieve component van betrokkenes pathologie wordt gevonden. Ook endocrinologische screening is van belang.
Op 25 oktober 2007, 16 juni 2009 en 14 september 2009 heeft de [psycholoog] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in deze rapportages vermelde conclusie luiden:
ten aanzien van de rapportage dd. 16 juni 2009:
er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis waarbij theatrale en afhankelijke trekken op de voorgrond staan. Dit was zeker zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Daarnaast was er ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sprake van een depressieve toestand. Bij de totstandkoming van het delictgedrag hebben de zeer sterke doodswensen, de heftige emoties, de pathologische impulsiviteit in combinatie met gebrekkig controlemechanismen een belangrijke rol gespeeld. Dit geschiedde in zeer ernstige mate. Onderzoeker komt onverminderd tot het advies om betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en de kwetsbare persoonlijkheidsconfiguratie is de kans op recidive chronisch verhoogd. Ondanks het feit dat betrokkene enige voortuitgang heeft geboekt met betrekking tot haar problematiek komt onderzoeker tot de klinische inschatting dat de kans op recidive nog steeds verhoogd is, alhoewel iets minder. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door haar kwetsbaarheid: zodra de spanningen te hoog oplopen gaat zij over tot destructief gedrag, hetzij naar haarzelf, hetzij naar anderen. Zij beschikt nog steeds over onvoldoende vaardigheden om bij heftige spanningen het gedrag adequaat te reguleren. Hier staat tegenover dat zij wel in staat gebleken is om op tijd te waarschuwen. Het toegenomen ziekte-inzicht, het toegenomen zelfvertrouwen en het versterkte contact met de realiteit dempen de kans op recidive enigszins. Kortom, de heftigheid van de problematiek is iets afgezwakt wat de kans op recidive positief beïnvloedt. De kans op recidive is nog steeds aanwezig maar is iets minder reëel dan in 2007 mits zij in een stabiele omgeving verkeert.
We bevinden ons nu in een fase waarin gesteld kan worden dat we ons nu in een fase van het behandeltraject bevinden waarin de kans op recidive het beste teruggedrongen kan worden door een stabiele woonsituatie. Van daaruit kan betrokkene haar leven beter vormgeven dan nu het geval is, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk of andere voor haar zinvolle activiteiten waardoor haar zelfvertrouwen en haar onafhankelijkheid nog verder zullen toenemen. Het is zaak om een zo gezond mogelijke woonsetting voor betrokkene te zoeken zodat zij zo weinig mogelijk hospitaliseert en onafhankelijk gedrag wenselijk blijft. Een soortgelijke woonsetting is gevonden bij een [zorgboederij1]. Betrokkene zelf is daar zeer positief over en is gemotiveerd om zich te laten begeleiden.
Aangezien de kans op recidive chronisch verhoogd blijft en betrokkene onverwachts over kan gaan tot acting-out gedrag, is het zinvol en aangewezen dat er een netwerk opgebouwd wordt waar betrokkene op terug kan vallen op het moment dat zij uit haar evenwicht raakt en dreigt te compenseren. Een dergelijk netwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld afspraken met de GGZ Eindhoven, dat betrokkene opgenomen kan worden als zij dreigt agressief te worden.
Ten aanzien van de rapportage dd. 14 september 2009:
Betrokkene heeft in aanloop tot en gedurende de huidige crisis adequaat gereageerd. Zij heeft gewaarschuwd, heeft haar mes ingeleverd en heeft openheid van zaken gegeven. Dat zij gedetineerd is geraakt is het resultaat van de weigering van de GGZ Helmond om haar adequate zorg te verstrekken en is niet het resultaat van een decompensatie of recidive.
Er kan gerust gesteld worden dat zij een positieve ontwikkeling doormaakt en er is geen enkele reden om het ingezette traject te wijzigen. Op korte termijn is de meeste winst te behalen in het coachen van de begeleiders van betrokkene. Men zou instructies moeten krijgen over hoe om te gaan met de spanningen van betrokkene, hoe men betrokkene op zou kunnen vangen en steunen om dit soort escalaties te voorkomen en spanningsvolle situaties op tijd te souperen. Het ligt voor de hand om [psychotherapeut] bij de forensische polikliniek De Omslag te vragen de begeleiders van de zorgboerderij in Groeningen te instrueren hoe met betrokkene om te gaan bij spanningen. Daarnaast is het zeker zinvol om zich niet meer te wenden tot de GGZ Helmond bij crisis maar om een vangnet om betrokkene heen te bouwen, bijvoorbeeld door haar behandeling over te dragen aan een behandelaar van het Vincent van Gogh Instituut te Venray. Op die manier zal het niet meer nodig zijn betrokkene in detentie te houden. [psychotherapeut] heeft echter de behandeling afgesloten aangezien betrokkene weer gedetineerd raakte doch zij heeft wel voor afsluiting van het dossier een terugvalpreventieplan opgesteld. Onderzoeker heeft derhalve een begeleidings- en behandelingstraject opgesomd welke het best kan plaatsvinden binnen het juridisch kader van een TBS met voorwaarden. Betrokkene geeft aan heel erg graag terug te willen naar Groeningen .
Naast voornoemde rapportages heeft de reclassering een maatregelrapport en een adviesrapport opgemaakt gedateerd 29 juni 2009 en 13 september 2009.
In deze rapporten wordt een plan van aanpak beschreven voor een TBS met voorwaarden. welke thans als volgt luiden:
- betrokkene vestigt zich in [zorgboederij2], gelegen aan de [adres zorgboerderij2] en verandert niet van adres zonder toestemming van de reclassering;
- betrokkene stelt zich onder behandeling van de GGZ Noord Limburg en volgt de adviezen die haar gegeven worden door haar behandelaar;
- wanneer de behandelaars c.q. begeleiders van betrokkene een crisisopname geïndiceerd achten dient zij medewerking te verlenen aan een dergelijke plaatsing bij FPA Venray of een soortgelijke instelling;
- betrokkene gebruikt de haar voorgeschreven medicatie en verandert niet van medicatie zonder uitdrukkelijke toestemming van haar psychiater;
- betrokkene zal in overleg met haar behandelaar meewerken aan een voor haar geschikte dagbehandeling dan wel dagbesteding;
- betrokkene geeft toestemming aan de reclassering om te overleggen met haar behandelaars, haar familie, haar eventuele toekomstige partner en haar woonomgeving;
- betrokkene houdt zich aan de richtlijnen van [zorgboerderij2] en de reclassering aangaande drugs en alcoholgebruik, ook als dat inhoudt volledige abstinentie. Wanneer de reclassering dit geïndiceerd acht werkt zij mee aan controle hierop.
- Betrokkene geeft desgewenst inzake in haar financiële huishouding.
De reclassering is van mening dat de gestelde voorwaarden voldoende veiligheid waarborgen om uitvoering te kunnen geven aan het toezicht behorende bij deze maatregel.
De [adviserende psychologe] heeft ter zitting toegezegd de coaching van de begeleiders op de zorgboerderij op zich te willen nemen. Door het terugtreden van [psychotherapeut] is er immers geen behandelend psychotherapeute die deze coaching kan uitvoeren.
De officier van justitie en de raadsman van verdachte hebben ter zitting aangegeven zich geheel te kunnen vinden in de voorwaarden zoals verwoord in het adviesrapport van de reclassering dd. 13 september 2009.
Ook verdachte heeft ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij graag weer terug gaat naar de zorgboerderij in Groeningen.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het een misdrijf betreft die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal met inachtneming van de inhoud van voornoemde rapportages een terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. primair:
terbeschikkingstelling met voorwaarden en stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde het navolgende:
- betrokkene vestigt zich in [zorgboederij2], gelegen aan de [adres zorgboerderij2] en verandert niet van adres zonder toestemming van de reclassering;
- betrokkene stelt zich onder behandeling van de GGZ Noord Limburg en volgt de adviezen die haar gegeven worden door haar behandelaar;
- wanneer de behandelaars c.q. begeleiders van betrokkene een crisisopname geïndiceerd achten dient zij medewerking te verlenen aan een dergelijke plaatsing bij FPA Venray of een soortgelijke instelling;
- betrokkene gebruikt de haar voorgeschreven medicatie en verandert niet van medicatie zonder uitdrukkelijke toestemming van haar psychiater;
- betrokkene zal in overleg met haar behandelaar meewerken aan een voor haar geschikte dagbehandeling dan wel dagbesteding;
- betrokkene geeft toestemming aan de reclassering om te overleggen met haar behandelaars, haar familie, haar eventuele toekomstige partner en haar woonomgeving;
- betrokkene houdt zich aan de richtlijnen van [zorgboerderij2] en de reclassering aangaande drugs en alcoholgebruik, ook als dat inhoudt volledige abstinentie. Wanneer de reclassering dit geïndiceerd acht werkt zij mee aan controle hierop.
- Betrokkene geeft desgewenst inzake in haar financiële huishouding.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 403 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. primair:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een scheermesje
T.a.v. primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer1], in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van deze procedure welke tot heden worden begroot op nihil.
Heft op het verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I. Rijnbout, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 24 september 2009.
9
Parketnummer: 01/825440-07
[verdachte]