ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7456

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
629122
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na verzuim werkgever om tijdig op te zeggen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 13 juli 2009 uitspraak gedaan over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer. De werkgever, die een timmerbedrijf dreef, had op 27 januari 2009 toestemming verkregen van UWV WERKbedrijf om de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 1 januari 2006 in dienst was, op te zeggen. Echter, door een misverstand heeft de echtgenote van de werkgever verzuimd om de arbeidsovereenkomst tijdig op te zeggen, waardoor de termijn voor opzegging was verstreken. De werknemer, die 54 jaar oud was, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de ontbinding, maar verzocht om een vergoeding.

De rechtbank oordeelde dat de arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. De rechter overwoog dat als de arbeidsovereenkomst tijdig was opgezegd, de werknemer vanaf 1 maart 2009 geen aanspraak meer zou hebben gemaakt op doorbetaling van loon. Aangezien de werkgever verzuimd had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, had de werknemer recht op doorbetaling van loon tot de ontbinding op 15 juli 2009. De rechtbank concludeerde dat er onder deze omstandigheden geen aanleiding was om een vergoeding toe te kennen aan de werknemer.

De werkgever had aangevoerd dat er gewichtige redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, onder andere vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten en de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende grond was om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te willigen, maar dat de omstandigheden niet rechtvaardigden dat de werknemer een vergoeding zou ontvangen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 629122
EJ verz. : 09-2618
Uitspraak : 13 juli 2009
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.M.L.M. van Buren,
t e g e n :
[verweerder],
wonende te [adres],
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Timmermans.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoeker]” en “[verweerder]”.
1. De procedure
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie
's-Hertogenbosch, op 4 juni 2009, heeft [verzoeker] verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Zijdens [verweerder] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2009, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. [verzoeker] heeft voorafgaand aan de zitting producties toegezonden aan de rechtbank en de wederpartij. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding
2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verweerder] is sedert 1 januari 2006 in dienst van [verzoeker], laatstelijk als timmerman tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 1.844,68 per maand. [verweerder] is thans 54 jaar oud.
2.2. [verzoeker] grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
2.3. Ter toelichting op deze stellingname heeft [verzoeker], kort weergegeven, het volgende aangevoerd. [verzoeker] dreef een timmerbedrijf en had [verweerder] als enige werknemer in dienst. Wegens tegenvallende bedrijfsresultaten heeft hij moeten besluiten om zijn bedrijfsactiviteiten per 21 december 2008 te staken. [verzoeker] heeft op 13 januari 2009 aan UWV WERKbedrijf verzocht om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. [verweerder] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de ingediende ontslagaanvraag. Op 27 januari 2009 heeft UWV WERKbedrijf aan [verzoeker] toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen. Door een misverstand heeft de echtgenote van [verzoeker], die vanwege een burn-out van [verzoeker] zijn zaken waarnam, verzuimd binnen de geldigheidsduur van de verginning de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Op 27 april 2009 werd [verzoeker] door [verweerder] gesommeerd tot doorbetaling van loon vanaf februari 2009.
Nu UWV WERKbedrijf de ontslagvergunning wegens beëindiging van de bedrijfsactiviteiten en daardoor het vervallen van de arbeidsplaats van [verweerder] reeds heeft verleend, ligt ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de rede.
2.4. [verweerder] heeft tegen het verzoek, kort weergegeven, het navolgende tot verweer aangevoerd.
Aan [verweerder] dient in verband met de ontbinding een vergoeding te worden toegekend om de volgende redenen. [verweerder] werd in januari 2009 ineens overvallen door de mededeling dat zijn functie zou komen te vervallen door een bedrijfsbeëindiging waarover hij van te voren niet is geïnformeerd. [verweerder] heeft daarna meerdere malen aangegeven dat de werkzaamheden bleven bestaan. [verzoeker] heeft [verweerder] geen stukken laten zien waaruit de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging zou blijken. De manier waarop met [verweerder] is omgegaan getuigt van slecht werkgeverschap.
[verzoeker] heeft een fout gemaakt door de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig op te zeggen binnen de termijn van de verleende ontslagvergunning. Dit is een fout waar [verweerder] geen invloed op had maar waar hij wel de gevolgen van kreeg gepresenteerd. Hij heeft een aantal maanden geen inkomen uit arbeid of uit een WW-uitkering gehad terwijl zijn lasten wel gewoon doorliepen. [verweerder] kwam in een penibele financiële situatie terecht hetgeen de nodige spanningen meebracht. [verzoeker] mag zijn fout niet gebruiken om geen vergoeding toe te kennen. De fout komt voor rekening en risico van [verzoeker]. Het zal voor [verweerder] gelet op zijn leeftijd niet eenvoudig zijn om binnen afzienbare tijd een gelijke functie elders te betrekken. [verweerder] heeft steeds uitstekend gefunctioneerd.
3. De beoordeling
3.1. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.2. Partijen zijn het met elkaar eens dat er in verband met de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten door [verzoeker] gewichtige redenen zijn in de zin van veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking behoort te eindigen. Dat betekent dat er voldoende grond is om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te willigen. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 15 juli 2009.
3.3.1. Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag. Daarbij wordt het volgende van belang geacht. Vast staat dat [verzoeker] na een verzoek zijnerzijds, waartegen [verweerder] geen inhoudelijk verweer had gevoerd, op 27 januari 2009 van UWV WERKbedrijf toestemming heeft gekregen om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen, dat deze toestemming geldig was tot 24 maart 2009 en dat de echtgenote van [verzoeker], die wegens een burn-out van [verzoeker] zijn zaken waarnam, heeft verzuimd voorafgaand aan die datum de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen. De verleende toestemming van UWV WERKbedrijf bood [verzoeker] de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst, gelet op de geldende opzegtermijn van één maand, op te zeggen tegen 1 maart 2009. In dat geval zou [verweerder] met ingang van 1 maart 2009 tegenover [verzoeker] geen aanspraak meer hebben kunnen maken op loon. Volgens [verweerder] dient de omstandigheid dat is verzuimd op te zeggen, voor rekening en risico van [verzoeker] te komen. Vast staat dat [verzoeker] de gevolgen van dit verzuim ook voor zijn rekening heeft genomen. [verzoeker] heeft immers het loon na februari 2009 tot en met mei 2009 doorbetaald en partijen hebben afspraken gemaakt over de betaling van het loon over de maand juni 2009.
[verweerder] heeft verklaard dat hij sedert 22 december 2008 geen werkzaamheden meer voor [verzoeker] heeft verricht. Vanaf die periode had voor hem duidelijk kunnen zijn dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn zou eindigen. Het verzuim van [verzoeker] heeft meegebracht dat er ook na 1 maart 2009 voor [verweerder] nog aanspraak op loon is blijven bestaan. Onder deze omstandigheden bestaat er geen aanleiding om [verweerder] bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst, in verband waarmee de arbeidsovereenkomst niet reeds per 1 maart 2009 is geëindigd maar pas per 15 juli 2009 wordt beëindigd, een vergoeding toe te kennen.
3.3.2. [verweerder] heeft nog aangevoerd dat hij door de mededeling dat zijn functie zou komen te vervallen, is overvallen, dat hij meermalen heeft aangegeven dat de werkzaamheden bleven bestaan en dat [verzoeker] hem geen stukken heeft laten zien waaruit de noodzaak tot bedrijfsbeëindiging zou blijken. [verweerder] heeft echter ter terechtzitting verklaard dat hij sedert 22 december 2008 geen werkzaamheden meer heeft verricht omdat deze niet voorhanden waren, dat in december 2008 de huur van het bedrijfspand is opgezegd en de machines zijn verkocht en dat [verzoeker] hem in december 2008 heeft medegedeeld dat hij zijn bedrijfsactiviteiten zou staken. [verweerder] heeft bovendien door geen inhoudelijk verweer te voeren tegen de aanvraag bij UWV WERKbedrijf, de noodzaak van bedrijfsbeëindiging niet betwist. Voldoende aannemelijk is derhalve dat de bedrijfsbeëindiging onontkoombaar was en dat [verweerder] daarmee voldoende bekend was.
3.3.3. De omstandigheid dat [verweerder] niet eenvoudig elders een soortgelijke functie zal kunnen betrekken brengt niet mee dat aan hem een vergoeding zou moeten worden toegekend, in aanmerking nemende ook hetgeen hiervoor ter zake de doorbetaling van het loon is overwogen.
3.3.4. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een situatie waarin het aan de kantonrechter billijk voorkomt om aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen.
3.4. In de aard van de zaak ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren als na te melden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
-ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 juli 2009;
compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier, op 13 juli 2009.