ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ4904
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Kort geding
- J.H.W. Rullmann
- Rechtspraak.nl
Omvang geheimhoudingsplicht notaris in geval van verduistering van staat
In deze zaak vorderde [de zoon] in kort geding de notaris om hem een kopie te verstrekken van een geheim testament van 26 augustus 1969, waarin mogelijk informatie over zijn afstamming zou staan. De vordering was gebaseerd op nieuwe DNA-analyses die aantoonden dat [de zoon] niet de biologische zoon was van de vrouw die hem had opgevoed. De notaris verweerde zich door te stellen dat [de zoon] niet tot de kring van belanghebbenden behoorde zoals bedoeld in artikel 49 van de Wet op het Notarisambt (WNA) en dat zijn geheimhoudingsplicht zich verzet tegen het verstrekken van informatie uit het testament.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [de zoon] voldoende aannemelijk had gemaakt dat er bij de aangifte van zijn geboorte sprake was van verduistering van staat. De rechter benadrukte dat de geheimhoudingsplicht van de notaris niet absoluut is en dat het belang van [de zoon] om zijn ware afstamming vast te stellen zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht van de notaris. De rechter besloot dat de notaris het testament moest openen en moest beoordelen of er informatie over de afstamming van [de zoon] in stond. Indien dat het geval was, moest de notaris afwegen of het belang van [de zoon] bij kennisneming van die gegevens zwaarder weegt dan het belang van de voormalige cliënt van de notaris bij het vertrouwelijk blijven van die informatie.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de belangen van personen die mogelijk slachtoffer zijn van verduistering van staat te beschermen, en dat de geheimhoudingsplicht van notarissen onder bepaalde omstandigheden kan wijken voor het belang van het vaststellen van de ware staat van een persoon. De rechter bepaalde dat [de zoon] de kosten van het openen van het testament en de beoordeling van de inhoud daarvan moest dragen, en dat de kosten van het geding tussen partijen gecompenseerd moesten worden.