ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ4348

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/996044-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering

Op 31 juli 2009 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch in een zaak met parketnummer 01/996044-06 een beslissing genomen in een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoekschrift was ingediend op 19 november 2008 en strekte tot toekenning van een schadevergoeding ten laste van de staatskas voor de kosten van rechtskundige bijstand, aangezien de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechter heeft kennisgenomen van het strafdossier en de stukken die door de raadsvrouwe van verzoekster, mr. A.A. Feenstra, en de officier van justitie zijn ingediend tijdens de openbare raadkamer op 17 juli 2009. De directeur van verzoekster was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

De rechter constateerde dat het verzoek tijdig was ingediend, binnen drie maanden na het einde van de zaak. Na beoordeling van de omstandigheden heeft de rechter besloten om verzoekster een schadevergoeding toe te kennen van € 18.365,50. Het verzoek om rentevergoeding werd afgewezen, omdat deze kosten niet als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering konden worden aangemerkt. De rechter merkte op dat wettelijke rente pas verschuldigd is als de Staat in verzuim is om een verschuldigd bedrag te betalen.

De rechter heeft ook opgemerkt dat voor de vergoeding van de kosten voor het opstellen van verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering een vast tarief is vastgesteld. In dit geval was de raadsvrouwe niet in staat om feiten of omstandigheden aan te voeren die een hogere vergoeding rechtvaardigden. Uiteindelijk werd het overige deel van het verzochte bedrag van € 3821,90 afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. P.J.H. van Dellen in aanwezigheid van griffier J. Jansen en werd uitgesproken in de openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/996044-06
kenmerk: 08/1865
Beslissing ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Deze beslissing betreft een op 19 november 2008 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift, als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster],
gevestigd [adres], [vestigingsplaats]
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat mr. P.J. van Hagen, Parkstraat 8, (postbus 4729, 4803 ES) te Breda.
Inleiding
Het verzoekschrift ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de staatskas ter zake de schade die verzoekster stelt te hebben geleden voor de kosten van rechtskundige bijstand, nu de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechter heeft kennis genomen van het strafdossier met bovenstaand parketnummer.
De rechter heeft kennisgenomen van de betrekkelijke stukken en van hetgeen namens verzoekster en haar directeur door haar raadsvrouwe mr. A.A. Feenstra (bepaaldelijk gevolmachtigd), alsmede door de officier van justitie in openbare raadkamer van 17 juli 2009 naar voren is gebracht. De directeur van [verzoekster] is alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet in de openbare raadkamer verschenen.
De beoordeling
Bij beschikking van de raadkamer van heden, is de onderhavige strafzaak tegen verzoekster, geëindigd verklaard.
Het verzoek is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na het einde van de zaak.
De rechter constateert dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding als na te melden, waarbij tevens rekening is gehouden met de omstandigheden van verzoekster.
De rechter wijst de kosten met betrekking tot de rechtsbijstand zoals vermeld in het verzoekschrift toe, te weten € 17.825,50.
De ter zitting overgelegde factuur van € 747,32 (productie 1 bij de pleitnota) komt niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien een door verzoeker ondertekend verzoek om vergoeding van deze kosten ontbreekt.
De rechter is van mening dat voor een rentevergoeding als verzocht echter in deze procedure geen plaats is. Deze rentekosten zijn niet aan te merken als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Voorts merkt de rechter op dat de wettelijke rente in dit geval pas is verschuldigd als de Staat in verzuim is een verschuldigd bedrag te betalen. Dat is pas aan de orde als door de rechter een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand is toegekend en de Staat nalatig blijft die vergoeding uit te keren.
De rechter merkt op dat voor de vergoeding van de kosten voor het opstellen van verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering door het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters van hoven en rechtbanken (LOVS) een vast tarief is vastgesteld. Indien een mondelinge behandeling van de verzoekschriften in raadkamer heeft plaatsgevonden, bedraagt de vergoeding voor alle verzoeken tezamen een bedrag van € 540,=. De rechter is van oordeel dat de raadsvrouwe in het onderhavige geval geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de billijkheid vereist dat aan verzoekster voor de kosten van rechtsbijstand een andere vergoeding wordt toegekend dan die als hierna te melden. De rechter zal het overige deel van het verzochte bedrag à € 3821,90 afwijzen.
Bij de beslissing is gelet op de artikelen 90, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING
De rechter:
Kent aan [verzoekster] voornoemd een vergoeding toe uit 's Rijks kas ten bedrage van € 18.365,50 (zegge: achtienduizenddriehonderdvijfenzestig euro en vijftig eurocent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is genomen door:
mr. P.J.H. van Dellen, rechter,
in tegenwoordigheid van J. Jansen, griffier
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 31 juli 2009.