ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ3681

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825648-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met brandstichting door verdachte tegen vader en anderen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van zijn vader en bedreigingen aan het adres van verschillende personen. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, heeft op 2 november 2008 in Helmond zijn vader, [slachtoffer1], een kopstoot gegeven en hem vervolgens geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat zijn gedragingen wel degelijk als poging tot zware mishandeling konden worden gekwalificeerd. Daarnaast heeft de verdachte op 23 juli 2008 [slachtoffer2] bedreigd met geweld en brandstichting, en op 19 oktober 2008 [slachtoffer3] met een mes bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen ernstig waren en dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de grenzen van de wet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van eenvoudige aard waren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825648-08
Parketnummers vorderingen: 01/835116-06 en 01/837706-05
Datum uitspraak: 30 juli 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (geboorteland) op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2009 en 16 juli 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 december 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 november 2008 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1] (zijn, verdachtes, vader), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer1]
- (met kracht) een zogenaamde kopstoot tegen diens hoofd heeft gegeven en/of
- (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen diens been en/of maag, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) tegen diens hoofd, in elk geval diens lichaam, heeft geslagen en/of
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) tegen diens bovenlichaam, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 304/302/45 Wetboek van Strafrecht];
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 november 2008 te Helmond opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [slachtoffer1],
- (met kracht) een zogenaamde kopstoot tegen diens hoofd heeft gegeven en/of
- (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen diens been en/of maag, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt en/of
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) tegen diens hoofd, in elk geval diens lichaam, heeft geslagen en/of
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) tegen diens bovenlichaam, in elk geval diens lichaam, heeft geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
[artikel 304 Wetboek van Strafrecht];
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2008 te Helmond [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of brandstichting, immers is verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer2] lopend gevolgd en/of heeft (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot, ik sla je op je bek" en/of "Ik steek je huis en je honden in de fik" en/of "Ik weet waar je woont, ik weet je wel
te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht];
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Helmond [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer3] een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, voorgehouden en/of (vervolgens) met dat mes, in elk geval dat scherp en/of puntig voorwerp, een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel/nek gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je dochtertje dood" en/of "Ik steek de boel in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht];
4.
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een schutting en/of een of meer coniferen (behorende bij tuin van een woning gelegen aan de [adres2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
[artikel 350 Wetboek van Strafrecht];
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 juni 2008 tot en met 14 juni 2008 te Helmond (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk nader te noemen goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, te weten:
- op 14 juni 2008 een (personen)auto (Renault Laguna), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4] en/of
- op 14 juni 2008 een of meer ruit(en) van een woning gelegen aan de [adres3], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] en/of
- op 14 juni 2008 een (personen)auto, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] en/of
- op 09 juni 2008 een ruit van een voordeur van een woning gelegen aan de [adres4], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer6];
[artikel 350 Wetboek van Strafrecht];
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/835116-06 is aangebracht bij vordering van 23 oktober 2008. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 2 maart 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De zaak met parketnummer 01/837706-05 is aangebracht bij vordering van 9 juli 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 5 april 2006. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Ten aanzien van feit 1 primair
Vaststaande feiten.
Verdachte bevond zich op 2 november 2008 bij zijn vader [slachtoffer1] in de woning te Helmond. Op een gegeven moment is er het een en ander voorgevallen tussen verdachte en zijn vader en verdachte heeft daarbij zijn vader geslagen.1 De verbalisant die de aangifte van de vader heeft opgenomen, heeft waargenomen dat de vader van verdachte bloed op zijn hoofd had.2
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het, gelet op de verklaring van aangever en de moeder van verdachte, bewezen dat verdachte zijn vader op 2 november 2008 een kopstoot heeft gegeven en hem tegen het lichaam heeft geschopt en geslagen. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de officier van justitie welbewust het risico genomen dat zijn vader ten gevolge van de handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De officier van justitie concludeert dat verdachte zich op 2 november 2008 schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn vader.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting – kort gezegd – aangevoerd dat haar cliënt het gevoel heeft dat de aangifte zwaar overtrokken is. De moeder van verdachte heeft bevestigd dat cliënt een lowkick en een kopstoot aan zijn vader heeft gegeven. Een kopstoot kan wellicht ernstig lichamelijk letsel opleveren. De raadsvrouwe refereert zich het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring op dit onderdeel. Voorts heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat de moeder van verdachte niets heeft waargenomen van de handelingen van cliënt op het moment dat vader op de grond lag. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank haar cliënt vrij te spreken van het slaan tegen het hoofd en het schoppen tegen het bovenlichaam terwijl de vader zich op de grond bevond.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 2 november 2008 is verdachte naar het huis van zijn ouders te Helmond gegaan. Daarvoor had hij vijf tot tien eenheden alcoholhoudende drank gedronken.3 Omdat verdachte bier wilde en dit niet kreeg, is zoals verdachte zelf heeft verklaard het een en ander voorgevallen tussen verdachte en zijn vader, het latere slachtoffer. Verdachte hierbij zijn vader geslagen.4 Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte hem een kopstoot tegen zijn hoofd heeft gegeven en dat dit erg pijn deed. Ook kreeg hij een trap tegen zijn been en in zijn maag. Vervolgens is het slachtoffer op de grond terecht gekomen. Verdachte heeft toen het slachtoffer diverse klappen tegen zijn hoofd gegeven en hem met geschoeide voet diverse keren tegen zijn bovenlichaam getrapt. Het slachtoffer heeft van deze handelingen veel pijn ondervonden. Het slachtoffer had ten gevolge van de handelingen van verdachte een gezwollen ooglid boven het oog met een rode plek.5 De verbalisanten die de aangifte van het slachtoffer hebben opgenomen, hebben waargenomen dat het slachtoffer bloed op zijn hoofd had.6 De moeder van verdachte heeft de verklaring van het slachtoffer in zoverre bevestigd dat zij gezien heeft dat verdachte het slachtoffer een kopstoot en een lowkick gaf.7 Verdachte heeft onder invloed van alcohol een laag normbesef en kan dan snel ontsporen en erg impulsief reageren.8
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij zijn vader ‘slechts’ heeft geslagen, niet geloofwaardig.
Verdachte heeft zoals blijkt uit de bewijsmiddelen zijn vader een kopstoot gegeven en hem nadat hij op de grond terecht was gekomen tegen het hoofd geslagen en tegen het bovenlichaam geschopt. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het aldus handelen, in het bijzonder gelet op het op het hoofd uitgeoefende geweld, zwaar lichamelijk letsel oploopt, aanmerkelijk. De gedragingen van verdachte waren dan ook geëigend om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven gevolg, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, dat het – behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn bewezen verklaarde handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en is het opzet van verdachte in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
Nu het letsel zich heeft beperkt, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Vaststaande feiten.
Op 23 juli 2008 was verdachte aan het werk in een tuin te Helmond toen [slachtoffer2] met haar vier honden aangelopen kwam. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en deze vrouw.9
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op 23 juli 2008 te Helmond [slachtoffer2] heeft bedreigd door haar de woorden toe te voegen: “Ik maak je kapot, ik sla je op je bek. Ik steek je huis en je honden in de fik”. De officier van justitie gaat hierbij uit van de verklaring van aangever en de getuige, die beiden in tegenstelling tot verdachte geen alcohol of drugs hadden gebruikt. De ontkenning van verdachte heeft naar het oordeel van de officier van justitie geen waarde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 23 juli 2008 loopt [slachtoffer2] met haar vier honden over de [adres5] te Helmond als zij een man in een voortuin ziet staan. De man spreekt haar aan en uit al snel bedreigende taal tegen haar. De man roept dat zij moet maken dat ze wegkomt met haar honden. Het slachtoffer wordt hier bang van en loopt achterwaarts. De man loopt vervolgens in voorwaartse richting en roept dat hij haar kapot zal maken en op haar bek zal slaan en dat hij haar huis en honden in de fik zal steken.10 Een getuige heeft de man tegen het slachtoffer horen roepen dat hij haar honden in de fik zal steken.11 Verdachte heeft erkend dat hij tegen de vrouw is uitgevallen en het een en ander heeft gezegd.12 Hij heeft niet direct tegen de vrouw gezegd dat hij haar honden in de fik zou steken, maar hij was in gesprek met een collega en heeft het misschien tegen hem gezegd.13
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en haar heeft bedreigd met brandstichting. De rechtbank hecht geen geloof aan de ontkenning van verdachte, gelet op de gedetailleerde verklaring van aangeefster die op onderdelen wordt gesteund door de verklaring van de getuige [getuige1].
Ten aanzien van feit 3 en 4
Vaststaande feiten.
Op 19 oktober 2008 bevond verdachte zich in de tuin van [adres2] te Helmond. Verdachte heeft de schutting vernield. Hij heeft een paar planken van de schutting losgetrokken.14
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van vernieling van de coniferen. Verdachte heeft de vernieling van de schutting erkend, deze vernieling kan derhalve worden bewezen. De officier van justitie vind de verklaring van aangever geloofwaardig en acht ook de tenlastegelegde bedreiging bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting – kort gezegd – aangevoerd dat haar cliënt bij de politie erkend heeft de schutting vernield te hebben en woorden gezegd te hebben tegen aangeefster. Derhalve refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank omtrent de bewezenverklaring. Ten aanzien van de vernieling van de coniferen verzoekt de raadsvrouwe haar cliënt vrij te spreken nu daar onvoldoende bewijs voor is.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 19 oktober 2008 bevindt aangeefster [slachtoffer3] zich samen met haar vriend en dochtertje van twee jaar oud in haar woning [adres2] te Helmond. Op een gegeven moment ziet zij dat er een gat in haar schutting is gemaakt en dat buurman [voornaam verdachte], zijnde verdachte, met zijn hoofd door de schutting steekt. Verdachte maakt bewegingen met zijn hand langs zijn keel. Vervolgens ziet aangeefster dat verdachte door de schutting heen komt. Aangeefster loopt met haar dochtertje naar de voorzijde van de woning en wanneer verdachte haar dochtertje ziet, roept hij dat hij haar dochtertje dood zal steken. Op een gegeven moment haalt verdachte een mes uit zijn zak en maakt hiermee bewegingen langs zijn nek terwijl hij de personen in de woning daarbij aankijkt. Verdachte roept tevens dat hij de boel in de fik zal steken. Aangeefster voelt zich door de bedreigingen zeer bedreigd.15 Verdachte heeft erkend dat hij zich desbetreffende dag in de tuin van [adres2] te Helmond bevond alwaar hij de schutting heeft vernield door een paar planken van de schutting los te trekken.16
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de schutting van aangeefster heeft vernield en aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door haar een scherp of puntig voorwerp voor te houden en daarmee een snijdende beweging langs zijn keel of nek te maken. De aangifte van aangeefster stemt op relevante onderdelen overeen met de verklaring van verdachte, waarbij de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat hij geen bedreigende uitlatingen heeft gedaan. Tevens acht de rechtbank de bedreiging met brandstichting bewezen.
Bij de rechtbank rijst ambtshalve de vraag of de uitlating “Ik steek je dochtertje dood” gedaan ten overstaan van aangeefster aangemerkt kan worden als een bedreiging van aangeefster zelf.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Zij neemt daarbij als uitgangspunt de tekst van artikel 285 Sr dat spreekt van enig misdrijf tegen het leven gericht en de plaatsing van artikel 285 in Titel XVIII van het Wetboek van Strafrecht met als opschrift: Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Tussen aangeefster en de persoon die letterlijk het leven dreigt te verliezen bestaat een zeer nauwe (familie)band. Deze band wordt nog versterkt door de jeugdige leeftijd van het dochtertje. In deze omstandigheid kon de uitlating van verdachte dat hij het dochtertje van aangeefster zou doodsteken bewerkstelligen dat de persoonlijke vrijheid van aangeefster zou worden belemmerd. Daarmee staat vast dat de uitlating van verdachte betreffende het dochtertje van aangeefster kan worden aangemerkt als een bedreiging van aangeefster zelf die naar het oordeel van de rechtbank onder de reikwijdte van dit artikel valt.
Ten aanzien van feit 5
Vaststaande feiten.
Op 14 juni 2008 worden een aantal ruiten ingegooid van de woning van [slachtoffer5], wonende op [adres3] [huisnummer] te Helmond.17 Verdachte was aldaar in de buurt18 en is daar aangehouden.19 Aangever [slachtoffer5] heeft deze man geïdentificeerd als zijnde degene die bij hem de vernielingen heeft gepleegd.20
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 5, ten vierde tenlastegelegde feit nu daarvoor onvoldoende bewijs is. De onder 5, ten eerste tenlastegelegde vernieling acht de officier van justitie wel bewezen.
De officier van justitie acht eveneens bewezen dat verdachte op 14 juni 2008 een ruit en de auto toebehorende aan [slachtoffer5] heeft vernield. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van een getuige. Voorts hebben getuigen gemeld dat de dader een schoen was verloren en verbalisanten hebben verdachte kort daarna aangehouden. Verdachte droeg toen één schoen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting – kort gezegd – aangevoerd dat gelet op de vage omschrijving van het signalement door aangeefster en de mogelijkheid dat iemand anders de vernieling kan hebben gepleegd, haar cliënt dient te worden vrijgesproken van het feit dat hem is tenlastegelegd onder het eerste gedachtestreepje.
De raadsvrouwe refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde.
De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank haar cliënt vrij te spreken van de onder het derde en vierde gedachtestreepje tenlastegelegde feiten vanwege gebrek aan bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van de vernieling op 14 juni 2008 van de auto toebehorende aan [slachtoffer4] en de ruit van de voordeur van de woning aan de [adres4] toebehorende aan [slachtoffer6] overweegt de rechtbank dat er zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt dat verdachte deze feiten heeft begaan. De rechtbank zal verdachte van de onder het eerste en vierde gedachtestreepje tenlastegelegde feiten vrijspreken.
Op 14 juni 2008 omstreeks 5:30 uur ziet aangever [slachtoffer5], wonende te [adres3] [huisnummer] te Helmond een jongeman een steen tegen zijn voorraam gooien. Meerdere ramen zijn kapot gegooid.21 Wanneer verbalisanten ter plaatse komen vernemen zij dat de dader is weggelopen en een schoen heeft verloren.22 Aangever geeft een signalement van de dader aan de politie.23 Verbalisanten zien vervolgens in de directe omgeving een man lopen die voldoet aan het door aangever opgegeven signalement en die een schoen mist. Verdachte wordt vervolgens ter zake de vernielingen omstreeks 6:25 uur aangehouden.24 Aangever [slachtoffer5] heeft deze man geïdentificeerd als zijnde degene die bij hem de vernielingen heeft gepleegd.25
Aangever [slachtoffer5] heeft tevens aangifte gedaan van vernieling van zijn personenauto, welke op 13 juni 2008 onbeschadigd is geparkeerd op de oprit van zijn woning. Er zitten diverse deukjes in de auto en de auto heeft lakschade. Van een buurman heeft aangever vernomen dat dezelfde man die de politie heeft meegenomen voor het ingooien van zijn ruiten ook tegen zijn auto heeft getrapt.26 Verdachte heeft verklaard dat het best zou kunnen dat hij tegen een auto heeft getrapt, omdat hij gebruikt of gedronken had.27
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de onder feit 5 ten tweede en ten derde, tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 02 november 2008 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1] (zijn, verdachtes, vader), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer1]
- (met kracht) een zogenaamde kopstoot tegen diens hoofd heeft gegeven en
- met kracht met geschoeide voet tegen diens been of maag heeft geschopt en
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, tegen diens hoofd heeft geslagen en
- terwijl die [slachtoffer1] op de grond lag/zat, meermalen, met geschoeide voet tegen diens bovenlichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 23 juli 2008 te Helmond [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, immers is verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer2] lopend gevolgd en heeft (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot, ik sla je op je bek" en "Ik steek je huis en je honden in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 19 oktober 2008 te Helmond [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer3] een scherp of puntig voorwerp, voorgehouden en (vervolgens) met dat scherp of puntig voorwerp, een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel/nek gemaakt en deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je dochtertje dood" en "Ik steek de boel in de fik";
4.
op 19 oktober 2008 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een schutting (behorende bij tuin van een woning gelegen aan de [adres2]), toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd;
5.
op 14 juni 2008 te Helmond telkens opzettelijk en wederrechtelijk nader te noemen goederen, telkens toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd, te weten:
- ruiten van een woning gelegen aan de [adres3], toebehorende aan [slachtoffer5]
en
- een (personen)auto, toebehorende aan [slachtoffer5].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 45, 57, 63, 285, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd, een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer4] ad EUR 421,42 met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer5]. De officier van justitie heeft voorts de rechtbank verzocht de vorderingen van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen af te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de zich in het dossier bevindende rapporten onvoldoende informatie bevatten om vast te stellen dat bij haar cliënt een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De raadsvrouwe heeft derhalve verzocht een terbeschikkingstelling in zijn algemeenheid af te wijzen en verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met reclasseringstoezicht. Subsidiair verzoekt de raadsvrouwe haar cliënt een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten bezware van verdachte in het bijzonder rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat verdachte terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder werd veroordeeld en laatstelijk nog in 2008 en 2007. Verdachte heeft bovendien de onderhavige strafbare feiten zeer kort na een eerdere veroordeling voor vernieling gepleegd, te weten op 18 juli 2008, en liep in een proeftijd van deze eerdere veroordeling, maar dit heeft verdachte kennelijk niet weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Verdachte realiseert zich niet dat hij door zijn handelen zijn slachtoffers angst aanjaagt waardoor zij gederfde levensvreugde hebben of kunnen hebben. Bovendien richt hij door bij herhaling overlastgevende feiten te plegen materiële schade aan. Verdachte veroorzaakt keer op keer overlast en onrust in de plaatselijke gemeenschap.
Verdachte schuwt niet om geweld tegen zijn vader te gebruiken ook niet in het bijzijn van zijn moeder. Verdachte verkeerde voorts tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol/verdovende middelen waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds tot matiging van de straf in het bijzonder rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat uit omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door psycholoog drs. L. van Rens en zenuwarts dr. J.J.M. van Hoof van respectievelijk d.d. 5 mei 2009 en 29 december 2008 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank neemt de conclusies van de rapporteur over.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, ondanks dat verdachte ten aanzien van het onder feit 5 onder het eerste gedachtestreepje tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Voorts overweegt de rechtbank met betrekking tot de op te leggen maatregel het volgende.
Op 14 september 2005 heeft psycholoog drs. L. van Rens een rapportage omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt ondermeer verkort en zakelijk weergegeven in:
Betrokkene lijdt aan een ernstige antisociale persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door herhaaldelijk agressief en impulsief gedrag jegens materiaal en derden, grens- en wetsoverschrijdend gedrag, vele contacten met politie en justitie, externaliseren van problemen, beperkte empathische vermogens en een lacunaire gewetensfunctie. Daarnaast is er sprake van een forse verslavingsproblematiek. Het recidiverisico moet als bijzonder hoog worden ingeschat.
Vanuit het huidige onderzoek kan rapporteur slechts één maatregel bedenken waarvan een substantieel effect te verwachten is ten aanzien van vermindering recidiverisico en dat is de TBS-maatregel. De enige maatregel waar in het verleden nog enige gedragsregulerende werking van uitgegaan is, is de TBS met voorwaarden in 2002. Ook deze maatregel ging echter in een later stadium met toenemende strubbelingen gepaard en kon uiteindelijk onvoldoende continuïteit bieden, met als gevolg dat betrokkene al snel na het aflopen van de maatregel terugviel in zijn oude gedragspatroon van middelengebruik en recidiverende delicten. Vanuit gedragskundig oogpunt valt ook gezien bovenstaande het meest te verwachten van een TBS met dwangverpleging wanneer het gaat om effectief risicomanagement. Waar in het verleden behandeltrajecten in zowel vrijwillig als forensisch kader vastliepen vanwege gebrek aan continuïteit (bijvoorbeeld geen goede aansluiting op beschermde woonvorm), kan een TBS met dwangverpleging het meest optimaal de noodzakelijke continuïteit waarborgen. Opname en behandeling is volgens onderzoeker alleen zinvol als er langdurig een stevig juridisch kader beschikbaar is waarmee betrokkenen ook na klinische opname een zware “stok achter de deur” heeft en een naadloze aansluiting op een beschermde, bij voorkeur forensische woonvorm gegarandeerd is. Een TBS met dwangverpleging biedt hiertoe meer mogelijkheden dan een TBS met voorwaarden. Een TBS met voorwaarden zal moeilijk te realiseren zijn, vanwege de nagenoeg afwezige motivatie van betrokkene om mee te werken met een intensief forensisch behandeltraject.
Op 29 december 2008 is door zenuwarts dr. J.J.M. van Hoof een rapportage omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt ondermeer verkort en zakelijk weergegeven in:
Het is aannemelijk dat ook ten tijde van het tenlastegelegde betrokkene lijdende was aan een persoonlijkheidsstoornis N.A.O. met narcistische en antisociale kenmerken. Deze persoonlijkheidsstoornis heeft zich zeer waarschijnlijk ontwikkeld op een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Daarnaast speelt zeer wel mogelijk middelen afhankelijkheid: met name van alcohol en cocaïne. Door deze aandoening(en) is er een gebrek aan zelfsturing en ook een verhoogde neiging om primaire impulsen te volgen. Het is zeer aannemelijk dat betrokkene op grond van zijn persoonlijkheidsproblematiek explosief kan reageren wanneer hij kritiek van zijn omgeving ontvangt en des te meer wanneer hij onder invloed is van alcohol en drugs.
Het is zeer aannemelijk dat het voortbestaan van de stoornis opnieuw aanleiding zal geven tot soortgelijke of andere strafbare feiten als waarvan betrokkene nu wordt verdacht. Hij grijpt daarnaast gemakkelijk naar genoemde middelen die de impulscontrole verder uithollen. Deze middelen hebben tevens een negatieve invloed op het beloop en de manifestatie van genoemde aandoening.
Indien betrokkene niet (verder) behandeld, gecontroleerd en begeleid wordt, is de kans uitermate groot dat soortgelijke feiten zich zullen herhalen. Ten einde dit te voorkomen is een adequate verblijf/behandelsetting van groot belang.
Vanwege de externalisering van de problematiek is bij betrokkene weinig of geen motivatie om behandeld te worden. Gezien de complexiteit van de psychopathologie, het waarschijnlijk hoge risico op herhaling van zaken zoals nu ten laste worden gelegd, wordt overwogen om een TBS maatregel te adviseren.
De rechtbank neemt van de rapportages van voornoemde gedragsdeskundigen de conclusies, de adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt die tot de hare.
De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit 1 primair een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en dat ook ter zake van bedreiging (feiten 2 en 3) het opleggen van een TBS-maatregel mogelijk is. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eisen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en feit 1 betreft een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, het door de rechtbank als hoog ingeschatte recidivegevaar, verdachtes gebrek aan motivatie om mee te werken aan een behandeling en de omstandigheid dat eerdere behandelingen tot nu toe steeds onsuccesvol waren, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank vereist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Opmerking verdient in dit verband dat terbeschikkingstelling met voorwaarden is voorbehouden aan personen die ondermeer een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen, waarvan bij verdachte geen sprake is.
De rechtbank zal mitsdien gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/835116-06.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, nu gelet op na te melden maatregel daar geen strafdoel mee wordt gediend.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/837706-05.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, nu gelet op na te melden maatregel daar geen strafdoel mee wordt gediend.
DE UITSPRAAK
De rechtbank,
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting
T.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting
T.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
T.a.v. feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
* Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
* Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging
T.a.v. feit 5:
* Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer4] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
* Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer5] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/837706-05 van de officier van justitie d.d. 9 juli 2009.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/835116-06 van de officier van justitie d.d. 23 oktober 2008.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 30 juli 2009.
mr. A.B. Baumgarten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Aangifte [slachtoffer1], blz. 23 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
2 Aangifte [slachtoffer1], blz. 24 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
3 Aangifte [slachtoffer1], blz. 23 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
4 Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
5 Aangifte [slachtoffer1], blz. 23 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
6 Aangifte [slachtoffer1], blz. 24 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
7 Proces-verbaal van verhoor [getuige2], blz. 25 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
8 Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
9 Aangifte [slachtoffer2], blz. 30 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
10 Aangifte [slachtoffer2], blz. 30 en 31 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
11 Proces-verbaal van verhoor [getuige1], blz. 36 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
12 Verklaring verdachte, blz. 38 en 39 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
13 Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
14 Verklaring verdachte, blz. 46 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
15 Aangifte [slachtoffer3], blz. 41 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
16 Verklaring verdachte, blz. 46 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
17 Aangifte [slachtoffer5], blz. 62 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
18 Verklaring verdachte, proces verbaal ter terechtzitting 16 juli 2009.
19 Proces-verbaal van aanhouding, blz. 54 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
20 Aangifte [slachtoffer5], blz. 63 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
21 Aangifte [slachtoffer5], blz. 62 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
22 Proces-verbaal van aanhouding, blz. 54 en 55 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
23 Aangifte [slachtoffer5], blz. 63 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
24 Proces-verbaal van aanhouding, blz. 54 en 55 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
25 Aangifte [slachtoffer5], blz. 63 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
26 Aangifte [slachtoffer5], blz. 68 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
27 Verklaring verdachte, blz. 70 van eindproces-verbaal PL2214/08-010148.
16
Parketnummer: 01/825648-08
Parketnummers vorderingen: 01/835116-06 en 01/837706-05
[verdachte]