ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ3298

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/089090-03
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens ernstige procesverzuimen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende andere strafbare feiten. De rechtbank heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een opeenstapeling van verzuimen en onzorgvuldig handelen van het openbaar ministerie, waardoor de waarheidsvinding in het geding is gekomen en de verdediging op onherstelbare wijze in haar belangen is geschaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie niet de vereiste openheid van zaken heeft gegeven over de positie van een beschermde getuige, wat heeft geleid tot een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 september 2005, en na meerdere pro forma-zittingen en een inhoudelijke behandeling, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdediging niet in staat is gesteld om adequaat haar belangen te verdedigen. De rechtbank heeft de ernst van de situatie onderkend en gekozen voor de zwaarste sanctie, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit vonnis is gewezen na een uitgebreide procedure waarin de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft overwogen. De rechtbank heeft ook de gevolgen van de verzuimen voor de rechtsgang en de integriteit van het proces in overweging genomen, en heeft uiteindelijk besloten dat de vervolging niet kan doorgaan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/089090-03
Datum uitspraak: 23 juli 2009
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2005, 22 december 2005, 15 maart 2006, 24 mei 2006, 21 augustus 2006, 14 november 2006, 26 maart 2007, 4 juni 2007, 12 mei 2009, 13 mei 2009, 29 mei 2009, 18 juni 2009 en 9 juli 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 september 2005.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 maart 2007 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in de gemeente Schijndel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2000 tot en met 21 juni 2005,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten
- het in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 (telkens)
uit winstbejag behulpzaam zijn bij het anderen verschaffen van illegale toegang tot en/of verblijf in Nederland en/of enige andere staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen als bedoeld in artikel 197a (oud) van het Wetboek van Strafrecht
- het in de periode 1 januari 2005 tot en met 21 juni 2005 (telkens) uit winstbejag behulpzaam zijn bij het anderen verschaffen van illegaal verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol en/of anderen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft als bedoeld in artikel 197a (nieuw) van het Wetboek van Strafrecht
- het (telkens) handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A en/of B en/of C en/of D van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 en/of 10a van
de Opiumwet
-het (telkens) plegen van moord en/of doodslag en/of poging daartoe;
-het telkens plegen van (zware) mishandeling en/of openlijke geweldpleging;
-het (telkens) plegen van afpersing;
-het (telkens) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
terwijl verdachte daaraan (mede) leiding heeft gegeven;
(artikel 140 Wetboek van Strafrecht, zaaksdossier 1)
2.
hij in de gemeente Rotterdam en/of Schijndel en/of elders in Nederland, één of meermalen,
in of omstreeks de periode 01 oktober 2003 tot en met 31 december 2004 (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en), althans alleen, er een beroep of gewoonte van heeft gemaakt om (telkens) één of meer perso(o)n(en), althans een ander, uit winstbejag behulpzaam te zijn/is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of verblijf in Nederland en/of België en/of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, en/of (telkens) één of meer perso(o)n(en) daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen/heeft (hebben) verschaft, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat de toegang van die perso(o)n(en) tot en/of dat verblijf van die
perso(o)n(en) in Nederland en/of België en/of enige staat welke gehouden was mede ten
behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen (telkens) wederrechtelijk was,
hierin bestaande dat verdachte tezamen en in vereniging met één of meer andere
perso(o)n(en), althans alleen,
-heeft georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefinancieerd en/of aanwijzingen heeft gegeven dat één of meer perso(o)n(en) tegen betaling naar Nederland en/of via Nederland vervoerd/gesmokkeld moest(en) worden en/of
-opdracht / toestemming heeft/hebben gegeven perso(o)n(en) te vervoeren / te
laten gaan/verder te laten reizen en/of
-zich informeert / laat informeren over het aantal personen (gesmokkelden) dat
op transport gaat/is gegaan en/of
-zich informeert / laat informeren over geld dat is betaald / betaald moet
worden en/of
-onderdak heeft/hebben verschaft/geregeld/gefinancierd aan één of meer (te
smokkelen) perso(o)n(en) en/of
-(in) het onderhoud heeft/hebben voorzien/gefinancierd van één of meer
perso(o)n(en) (gesmokkelden) en/of
-geld, althans enig goed, heeft/hebben ontvangen in verband met het (door
anderen laten) vervoeren (smokkelen) van personen;
(artikel 197a Sr (oud) Wetboek van Strafrecht, zaaksdossier 2)
3.
hij in de gemeente Rotterdam en/of Schijndel en/of elders in Nederland, één of meermalen,
in of omstreeks de periode 01 januari 2005 tot en met 21 juni 2005(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en), althans alleen, er een beroep of gewoonte van heeft gemaakt (om) (telkens) een of meer perso(o)n(en)en, althans een ander, uit winstbejag behulpzaam te zijn/is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of verblijf in Nederland en/of België en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol en/of (telkens) één of meer perso(o)n(en) daartoe gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen/heeft (hebben) verschaft, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat de toegang van die perso(o)n(en) tot en/of de doorreis en/of dat verblijf van die perso(o)n(en) wederrechtelijk was, hierin bestaande dat verdachte tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en), althans alleen,
-heeft georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefinancierd en/of aanwijzingen
heeft gegeven dat één of meer perso(o)n(en) tegen betaling naar Nederland
en/of via Nederland vervoerd moest(en) worden en/of
-opdracht / toestemming heeft/hebben gegeven perso(o)n(en) te vervoeren / te
laten gaan/verder te laten reizen en/of
-zich informeert / laat informeren over het aantal personen (gesmokkelden) dat
op transport gaat/is gegaan en/of
-zich informeert / laat informeren over geld dat is betaald / betaald moet
worden en/of
-onderdak heeft/hebben verschaft/geregeld/gefinancierd aan één of meer (te
smokkelen) perso(o)n(en) en/of
-in het onderhoud heeft/hebben voorzien/gefinancierd van één of meer
perso(o)n(en) (gesmokkelden) en/of
- geld, althans enig goed, heeft/hebben ontvangen in verband met het
(door anderen laten) vervoeren (smokkelen) van personen;
(artikel 197a Sr (nieuw) Wetboek van Strafrecht, zaaksdossier 2)
4.
hij op of omstreeks 1 maart 2005 in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid (20000 pillen/ongeveer 4400 gram) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet, , zijnde MDMA en/of MDA en/of
E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als
bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte toen aldaar tezamen en in vereniging met die anderen of die ander, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine over de grens van Nederland met Duitsland gebracht en/of die hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA
(MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine naar Duitsland en/of Maleisie,
althans naar het buitenland gebracht en/of naar Duitsland en/of Maleisie, althans naar het buitenland ten vervoer aangenomen en/of (aan een ander of anderen) ten vervoer aangeboden;
2 anh/ond A Opiumwet
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 maart 2005 in de gemeente Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid (20000 pillen/ongeveer 4400 gram) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 anh/ond B/C Opiumwet
(zaaksdossier 3)
5.
hij op na te noemen tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2004 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grond gebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk:
-op of omstreeks 4 februari 2004 te Rotterdam in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, naar het buitenland (Maleisie), vervoerd en/of ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden en/of
-op of omstreeks 12 maart 2004 te Rotterdam in de gemeente Rotterdam en/0f elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, naar het buitenland (Maleisie), vervoerd en/of ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden en/of
-op of omstreeks 28 mei 2004 te Rotterdam in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, naar het buitenland (Maleisie), vervoerd en/of ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden en/of
-op of omstreeks 19 juni 2004 te Rotterdam in de gemeente Rotterdam en/0f elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, naar het buitenland (Maleisie), vervoerd en/of ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden;
(2 anh/ond A Opiumwet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 1 februari 2004 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of E-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 aanh/ond B/C Opiumwet
(zaaksdossier 3)
6.
hij in of omstreeks de periode 01 september 2004 tot en met 27 december 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of één of meer andere perso(o)n(en) te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
-verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gezegd bij de "Singapore groep" te horen en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) een zekere [slachtoffer 2], althans een Chinese persoon, (in hotel / [bedrijf 1]) heeft/hebben mishandeld, althans laten mishandelen en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of zijn medewerker een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of zijn medewerker heeft/hebben gezegd dat als hij geen 10.000 euro, althans een geldbedrag, zou betalen hij neergeschoten zou worden
-waarop die [slachtoffer 1] 10.000 euro, althans een geldbedrag heeft betaald aan verdachte en/of zijn mededader(s),
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht, zaaksdossier 4, [bedrijf 1])
7.
hij in of omstreeks de periode 01 september 2004 tot en met 02 november 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of één of meer andere perso(o)n(en) te dwingen tot de afgifte van geld en/of het restaurant de [bedrijf 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s), bij genoemde [slachtoffer 3] en/of zijn medewerker(s) bekend zijnde als deel uit makend van de zogenaamde "Singapore groep",
- in het restaurant [bedrijf 2]) is/zijn geweest en/of tegen de in genoemd restaurant werkzame [bedrijfsleider van bedrijf 2]., althans een personeelslid van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op zoek was/waren naar [slachtoffer 3] en/of geld van die [slachtoffer 3] en/of zijn medewerker(s) wilde(n) hebben en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] (telefonisch) heeft/hebben gezegd dat als hij niet betaalde of tekende, althans het restaurant niet over zou dragen, hij een groot probleem zou krijgen en dat die [slachtoffer 3] uit moest kijken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo. 45 Wetboek van Strafrecht, zaaksdossier 4: [bedrijf 2])
8.
hij op of omstreeks 21 juni 2005 te Rotterdam in de gemeente Rotterdam ([pleegadres]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens, te weten
-een revolver, van het merk Rossi, van het kaliber .38 special van categorie II en/of III
en/of munitie te weten
-5 althans een of meer (volmantel)kogelpatronen van het kaliber .38 van categorie II en/of III
voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd
(artikel 26 Wet wapens en munitie, zaaksdossier 6)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Na een aantal eerdere pro forma-zittingen (waarvan de eerste plaatsvond op 4 oktober 2005) is op de pro forma-zitting d.d. 14 november 2006 de voorlopige hechtenis van alle verdachten geschorst (met uitzondering van [medeverdachte], zijn voorlopige hechtenis was al eerder opgeheven, en [medeverdachte 2], haar voorlopige hechtenis was al eerder geschorst).
Ter zitting d.d. 26 maart 2007 stemde de rechtbank in met de op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigde tenlasteleggingen en werd de inhoudelijke behandeling op 4 juni 2007 e.v. gepland.
Medio april 2007 kwam de rechtbank via het openbaar ministerie ter ore dat er een beschermde / bedreigde getuige zou zijn die over de zaak “Fair Play” en de beweerdelijke criminele organisatie zou kunnen verklaren. In verband met de beoogde inhoudelijke behandeling op 4 juni 2007 e.v. nam de toenmalige voorzitter op 18 april 2007 telefonisch contact op met een van beide zaaks-officieren van justitie (hierna ook te noemen: de ovj). De ovj meldde toen dat er een kluisverklaring zou worden toegezonden, eerst aan de rechtbank en zo spoedig mogelijk daarna aan de verdediging. De rechtbank ontving die dag per fax echter een ambtsbericht d.d. 30 maart 2007 van de ovj aan de betrokken hoofdofficier van justitie, betreffende de [getuige 1]. Later die dag ontving de toenmalige voorzitter van de ovj een mail met daarin het verzoek om het toegezonden ambtsbericht te vernietigen. Aan dit verzoek is door de toenmalige voorzitter nimmer gevolg gegeven.
De griffier vroeg op 25 april 2007 in een mail aan de ovj of alle betrokken raadslieden reeds in het bezit waren van informatie met betrekking tot de verklaring van de getuige. De ovj liet hierop in een mail weten waar het openbaar ministerie op dat moment mee bezig was, dat de verdediging nog van niets wist en dat de rechtbank uiterlijk twee dagen later nader bericht zou ontvangen. De rechtbank vroeg daarop in een mail de ovj binnen welke termijn de verdediging op de hoogte zou worden gebracht en voegde daaraan toe dat daarmee niet veel langer kon worden gewacht. Daarbij maakte de rechtbank de ovj erop attent dat ook dit soort mailwisselingen onderdeel uitmaakt van het dossier.
Op 27 april 2007 mailde de rechtbank de ovj een reminder, naar aanleiding waarvan laatstgenoemde telefonisch contact opnam met de waarnemend voorzitter. De ovj liet weten dat die middag de verdediging ingelicht zou worden over de getuige en over het verzoek van het openbaar ministerie om de zaak op 4 juni 2007 pro forma te behandelen. In een na dit telefoongesprek verzonden mail verzocht de ovj om de mail d.d. 25 april 2007 zijdens het openbaar ministerie geen deel uit te laten maken van het dossier.
In een fax d.d. 3 mei 2007 berichtte de ovj de rechtbank en de raadslieden onder meer dat de verwachting was dat medio mei 2007 aanvullend bewijs aan het dossier kon worden toegevoegd en dat niet uit te sluiten was dat de verdediging naar aanleiding van dat nieuwe materiaal onderzoekswensen zou hebben. Het openbaar ministerie zou de rechtbank op 4 juni 2007 verzoeken de inhoudelijke behandeling van de zaak uit te stellen.
In een fax d.d. 15 mei 2007 meldde de ovj de rechtbank en de raadslieden dat er een getuige was die inmiddels een aantal verklaringen had afgelegd over de vermoedelijke criminele organisatie en dat niet uit te sluiten viel dat gebruik van de verklaringen een gevaar op zou leveren voor de persoonlijke veiligheid van de getuige. Om die reden had de ovj het noodzakelijk gevonden veiligheidsmaatregelen te treffen, waarna het nadere onderzoek aan de hand van de verklaringen pas van start kon gaan. Dit onderzoek was toen inmiddels aangevangen. Omwille van het onderzoeksbelang wilde de ovj de afgelegde verklaringen op dat moment nog niet aan het dossier toevoegen.
Op de zitting d.d. 4 juni 2007 heeft de rechtbank het openbaar ministerie bevolen om uiterlijk op 16 juli 2007 de resultaten van de onderzoekshandelingen, voortvloeiend uit de door de nog onbekende getuige afgelegde verklaringen, aan het dossier toe te voegen en aldus aan de rechtbank en de verdediging te doen toekomen.
Bij brief d.d. 22 juni 2007 van een van de betrokken parketsecretarissen aan de voorzitter van de strafkamer bevonden zich als bijlagen de verklaringen van [getuige 1] (ook aan de verdediging verstrekt).
In een brief d.d. 29 juni 2007 verzocht de raadsvrouwe van verdachte [verdachte ], mr. Groeneveld, aan de ovj om specifieke nadere informatie met betrekking tot de [getuige 1] en merkte zij daarbij op dat het proces-verbaal van verhoor van deze getuige d.d. 13 maart 2006 ontbrak bij de toegezonden stukken.
Op 13 juli 2007 mailde een van de betrokken parketsecretarissen aan de rechtbank naar aanleiding van het ter zitting d.d. 4 juni 2007 gegeven bevel dat de vorderingen in het onderzoek zodanig waren dat het onderzoek het op dat moment niet toeliet één en ander te verspreiden.
Bij brief d.d. 27 juli 2007 berichtte de rechtbank aan de ovj dat nu het openbaar ministerie onder meer aan voormeld bevel niet had voldaan, de rechtbank daaraan op de eerstvolgende zitting die consequenties zou verbinden die zij op dat moment geraden zou achten en dat de rechtbank er verder van uit ging dat alsnog per omgaande geheel gevolg zou worden gegeven aan haar bevelen.
Op 8 augustus 2007 zond de ovj een brief aan de rechtbank met als bijlagen:
- de ontbrekende verklaring d.d. 13 maart 2006 van [getuige 1];
- de antwoordbrief van dezelfde datum naar aanleiding van brieven d.d. 29 juni, 2 juli en 25 juli 2007 van de mrs. Groeneveld (raadsvrouwe van verdachte [verdachte ]) en Van Ardenne (raadsman van verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]);
- de brief van mr. Weski (raadsvrouwe van verdachte [medeverdachte 5]) d.d. 7 augustus 2007;
- de antwoordbrief van dezelfde datum naar aanleiding van laatstgenoemde brief van mr. Weski.
Op 19 oktober 2007, 14 december 2007 en 22 februari 2008 is [getuige 1] in “de Bunker” te Osdorp door de rechter-commissaris gehoord. Door diverse raadslieden zijn behalve vragen omtrent de schietpartij in Kerkrade en de criminele organisatie rondom “[Voornaam] uit Eindhoven” met name vragen gesteld omtrent eventuele afspraken met het openbaar ministerie en de positie van [getuige] als vreemdeling.
Nadat in de tussentijd het onderzoek van de rechter-commissaris was afgerond, plande de rechtbank de inhoudelijke behandeling van de zaak op 12, 13 en 14 mei 2009.
In de week vóór de inhoudelijke behandeling nam de griffier in opdracht van de rechtbank telefonisch contact op met de ovj waarbij de griffier veronderstelde dat het op 18 april 2007 aan de rechtbank gefaxte ambtsbericht inmiddels ook aan de raadslieden was gestuurd. De ovj antwoordde dat dat niet was gebeurd en dat dat ook niet zou gebeuren omdat de rechtbank dit bericht destijds direct na lezing zou hebben moeten vernietigen. De ovj voegde daaraan toe dat het openbaar ministerie ter zitting “niet moeilijk zou doen over de positie van [getuige 1]”.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens op 12, 13 en 14 mei 2009 inhoudelijk behandeld.
Op 29 mei 2009 heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet en onderbroken tot de zitting van 18 juni 2009 nu naar het oordeel van de rechtbank het openbaar ministerie ook tijdens de inhoudelijke behandeling onvoldoende openheid van zaken had gegeven omtrent de positie van [getuige 1]. Op 29 mei 2009 heeft de rechtbank richting het openbaar ministerie en de verdediging hierover een brief gefaxt.
Ter zitting d.d. 18 juni 2009 heeft de rechtbank definitief bepaald dat de e-mailwisseling tussen haar en het openbaar ministerie omtrent de onderhavige kwestie tot het dossier behoort en heeft zij het openbaar ministerie bevolen het ambtsbericht alsnog, zo nodig geschoond van informatie die de [getuige 1] of derden ook op dat moment nog in levensgevaar kon brengen, aan de verdediging ter hand te stellen. Het openbaar ministerie heeft tijdens de zitting aan dat bevel gevolg gegeven.
De zitting is onderbroken tot 9 juli 2009 teneinde de raadslieden in de gelegenheid te stellen het ambtsbericht te bestuderen en eventueel te bespreken met hun cliënten.
Tijdens de zittingen van 12, 13 en 14 mei, 18 juni, alsmede 9 juli 2009 heeft de verdediging op diverse gronden geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft zich steeds daartegen verzet.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie:
Door het ambtsbericht d.d. 30 maart 2007 in verband met de positie van [getuige 1] wel aan de rechtbank en niet (onmiddellijk) ook aan de verdediging te verstrekken, zou, aldus de verdediging, het openbaar ministerie zijn vervolgingsrecht hebben verspeeld.
Voor de feitelijke gang van zaken rondom het ambtsbericht verwijst de rechtbank naar hetgeen hierboven is verwoord.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering – voorzoveel hier van belang – uitsluitend betrekking heeft op onherstelbare vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen een verdachte. Ingeval het vormverzuim is hersteld of alsnog kan worden hersteld, is deze bepaling niet van toepassing. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Het is een fundamenteel aspect van het recht op een eerlijk proces dat sprake is van “equality of arms”. Dit beginsel houdt in dat in de verschillende fasen van het strafproces, inclusief het onderzoek dat daaraan voorafgaat, de procespartijen een gelijkwaardige positie behoren in te nemen, zodat een ieder in staat wordt gesteld op adequate wijze zijn belangen te verdedigen. Een verdachte moet er bijgevolg blind op kunnen vertrouwen dat hij over dezelfde stukken beschikt als de rechtbank (behoudens de situatie waarin sprake is van een onthoudingsbeslissing in de zin van artikel 30 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).
Het openbaar ministerie heeft middels het faxen van het ambtsbericht op 18 april 2007, de rechtbank willen bewegen om de geplande inhoudelijke behandeling op 4 juni 2007 e.v. uit te stellen. Dat het openbaar ministerie daarbij de – ongevraagde en zeer ongelukkige – keuze heeft gemaakt dit te doen door middel van de verzending van een vertrouwelijk, voor intern gebruik bestemd stuk valt het openbaar ministerie te verwijten.
Door vervolgens (op 18 april 2007) een e-mail te verzenden naar de rechtbank inhoudende het verzoek het eerdergenoemde ambtsbericht te vernietigen, alsmede het (op 27 april 2007) per e-mail verzoeken om de (inhoud van) de e-mail d.d. 25 april 2007 zijdens het openbaar ministerie geen deel uit te laten maken van het strafdossier, alsmede het negeren van herhaalde verzoeken van de rechtbank aangaande het verstrekken van de aanwezige informatie omtrent de [getuige 1] aan de verdediging – dit terwijl er geen onthoudingsbeslissing was – , heeft het openbaar ministerie het vertrouwen dat de verdediging mocht hebben ten aanzien van een eerlijke procesvoering, op onherstelbare wijze geschonden en is hierdoor de integriteit van het openbaar ministerie aangetast.
Voorts heeft het openbaar ministerie door zijn handelen, de rechtbank in een zodanige positie gemanoeuvreerd, dat het risico is ontstaan dat tevens de integriteit van de rechtbank in twijfel zou kunnen worden getrokken. Een rechtbank mag nimmer in een dergelijke positie worden gebracht.
Tenslotte heeft de handelwijze van het openbaar ministerie de waarheidsvinding benadeeld.
Het ambtsbericht bevat informatie omtrent de vreemdelingrechtelijke status van [getuige 1] en diens positie als beschermde of beveiligde getuige, die afwijkt van hetgeen de getuige daarover zelf heeft verklaard ten overstaan van de rechter-commissaris naar aanleiding van vragen van de raadslieden. Ondanks velerlei verzoeken van de zijde van rechtbank en verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank ook het openbaar ministerie zelf ten aanzien van deze punten geen volstrekte duidelijkheid verstrekt.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat sprake is van een opeenstapeling van verzuimen en onzorgvuldig handelen van de zijde van het openbaar ministerie waardoor de waarheidsvinding in het geding is gekomen en de verdediging op onherstelbare wijze in haar belangen is geschaad. Er is niet alleen sprake van handelen in strijd met de wet, maar ook van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Deze naar het oordeel van de rechtbank ernstige situatie wordt door het openbaar ministerie niet onderkend. De officieren van justitie hebben ter zitting volgehouden dat er door hen geen (noemenswaardige) fouten zijn gemaakt. Teneinde het openbaar ministerie te doordringen van de ernst van de situatie, kiest de rechtbank voor de zwaarst mogelijke sanctie, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Nu het openbaar ministerie reeds op bovenstaande grond niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoeven de overige door de verdediging aangevoerde gronden niet te worden besproken.
Verzoek tot horen getuige.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van [getuige] af nu het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van verdachte.
Beslag.
Nu de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging van verdachte, komt zij niet toe aan een beoordeling ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 16 november 2006 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt en mr. P. van Etteger-Lubbers, griffiers,
en is uitgesproken op 23 juli 2009.
12
Parketnummer: 01/089090-03
[verdachte]