ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ3050

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
619875
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over opname van verlofuren door werkneemster in relatie tot Flex-pensioen

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 30 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgeefster over de opname van verlofuren. De werkneemster, die sinds 1987 in dienst is, heeft door de jaren heen een verloftegoed van ongeveer 1.000 uur opgebouwd. De werkgeefster en werkneemster zijn het oneens over de wijze waarop deze uren moeten worden opgenomen. De werkneemster wenst haar verlofuren op te nemen direct voorafgaand aan de ingangsdatum van haar Flex-pensioen, zonder zich nu al te willen vastleggen op een specifieke datum voor dat pensioen. De werkgeefster daarentegen verlangt dat de werkneemster nu al aangeeft wanneer zij haar pensioen wil laten ingaan, zodat zij haar capaciteitsplanning kan aanpassen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling artikel 7:638 van het Burgerlijk Wetboek als uitgangspunt genomen, dat de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster geen gewichtige redenen heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat de werkneemster haar verlofuren op een andere wijze moet opnemen dan zij wenst. De werkneemster heeft het recht om haar verlofuren op een door haar gewenst moment op te nemen, behoudens gewichtige redenen van de werkgeefster. De werkgeefster heeft weliswaar aangegeven dat het moeilijk is om aan personeel te komen en dat dit financiële gevolgen heeft, maar deze argumenten zijn niet voldoende om de wens van de werkneemster te weerleggen. De kantonrechter concludeert dat de werkneemster vrij is om haar verlof op te nemen, tenzij er op dat moment gewichtige redenen zijn die zich daartegen verzetten. De beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier en is zonder mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknr. : 619875
Rolnummer : 09-3742
Uitspraak : 30 juni 2009
op het verzoek van:
1. [Werkneemster],
wonende te [adres],
verzoekster sub 1, hierna te noemen [werkneemster],
gemachtigde: mr. M.A.G. Lamers,
en:
2. [Werkgeefster],
gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Hertogenbosch,
verzoekster sub 2, hierna te noemen [werkgeefster],
gemachtigde: mr. E.P.H. Verdeuzeldonk.
In het op 14 april 2009 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, ingekomen verzoekschrift verzoeken verzoeksters, op de voet van artikel 96 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, zonder de mogelijkheid van hoger beroep, de kantonrechter te beslissen op welke wijze het tegoed aan circa 1.000 overuren door [werkneemster] dient te worden opgenomen, dan wel in goede justitie te komen tot een beslissing ter zake. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 2 juni 2009, alwaar partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De beschikking is bepaald op heden.
Inleiding
[werkneemster], geboren op 1 maart 1949 en derhalve thans 60 jaar oud, is sinds 9 februari 1987 bij [werkgeefster] en haar rechtsvoorgangers in dienst als verzorgende C. [werkneemster] werkt gemiddeld 28 uren per week, verdeeld over twee locaties van [werkgeefster] Thuiszorg. Door de jaren heen heeft [werkneemster] wegens verschillende oorzaken een hoeveelheid verlofuren opgebouwd van zo’n 1.000 uren. [werkgeefster] acht dit een onwenselijke situatie voor zowel [werkneemster] als [werkgeefster]. Partijen hebben getracht een oplossing voor deze situatie te vinden maar zijn daarin niet geslaagd. [werkneemster] wil haar saldo aan verlofdagen gebruiken om deze voorafgaande aan de datum waarop zij haar Flex-pensioen wil laten ingaan, eerst alsdan op te nemen. [werkneemster] wil zich thans niet committeren aan een concrete datum waarop zij haar pensioen wil laten ingaan. Onder verwijzing naar het beleid van [werkgeefster] inzake het reduceren van opgebouwd verlofsaldo heeft [werkgeefster] een voorstel gedaan waarin [werkneemster] voor 1 januari 2010 het volledige saldo aan verlofdagen moest hebben weggewerkt. [werkneemster] is hiermee en met door [werkgeefster] aangedragen alternatieven niet akkoord gegaan.
Beoordeling
[werkneemster] heeft een verloftegoed van ongeveer 1.000 uur hetgeen, gelet op het aantal uren dat [werkneemster] gemiddeld per week werkt, overeenkomt met een aaneengesloten periode van verlof gedurende ongeveer acht maanden. Partijen hebben te kennen gegeven dat zij in de beoordeling van deze zaak niet wensen te betrekken de achterliggende oorzaak van het ontstaan van dit saldo aan verlofuren zodat die oorzaak buiten beschouwing zal blijven.
De kantonrechter neemt bij de beoordeling als uitgangspunt het bepaalde in artikel 7:638 BW, inhoudende onder meer dat de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
De wens van [werkneemster] houdt in dat zij het totaal van de verlofuren ineens direct voorafgaand aan het ingaan van haar Flex-pensioen kan opnemen, zodat zij feitelijk eerder kan stoppen met werken, terwijl zij zich thans nog niet wenst vast te leggen op de datum van ingang van dat pensioen. [werkneemster] heeft te kennen gegeven dat zij plezier heeft in het werk en dat zij wil blijven werken als haar gezondheid dat toelaat terwijl zij zou willen stoppen als op enig moment in de toekomst zou blijken dat zij het werk niet meer aan zou kunnen.
Het standpunt van [werkgeefster] komt er op neer dat zij op zich kan instemmen met deze wijze van opname van de verlofuren maar [werkgeefster] verlangt van [werkneemster] dat zij thans reeds aangeeft op welke datum zij haar Flex-pensioen wil laten ingaan. Volgens [werkgeefster] is dit voor haar van belang teneinde haar capaciteitsplanning met het oog op de continuïteit van haar dienstverlening daarop te kunnen aanpassen. [werkgeefster] heeft in dit verband ter terechtzitting gewezen op het feit dat het moeilijk is om aan verzorgenden van niveau 3 te komen en dat het ook te maken heeft met het financiële aspect. Daarbij heeft zij er op gewezen dat van belang is de periode die zit tussen het aanvragen van verlof en het daadwerkelijk beëindigen van de werkzaamheden.
De argumenten van [werkgeefster] om niet aan de wens van [werkneemster] tegemoet te komen overtuigen niet als gewichtige redenen zoals hiervoor bedoeld. De omstandigheid dat [werkneemster] op enig moment zal aankondigen dat zij haar verlofuren wenst op te nemen wijkt niet wezenlijk af van vergelijkbare situaties die zich bij [werkgeefster] kunnen voordoen zoals de opzegging van de arbeidsovereenkomst door een werknemer, waarbij ingevolge de toepasselijke CAO een opzegtermijn van twee maanden geldt, of de langdurige arbeidsongeschiktheid van een medewerker, welke situatie blijkens hetgeen ter terechtzitting is verklaard onder meer wordt opgelost met de inschakeling van uitzendkrachten. Zijdens [werkgeefster] is weliswaar verklaard dat het schipperen is met enerzijds collega’s en anderzijds uitzendkrachten maar dat dit tot onoverkomelijke problemen leidt of van [werkgeefster] niet verlangd kan worden, is niet gebleken. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat [werkgeefster] aan [werkneemster] het in de toekomst gevraagde verlof weigert indien haar bedrijfsvoering in gevaar komt door de korte termijn tussen het aanvragen van het verlof en de gewenste ingang daarvan. [werkneemster] heeft ter zitting erkend dat die situatie zich zou kunnen voordoen. Indien er in dat geval sprake is van het bestaan van gewichtige redenen die zich tegen integrale honorering van de verlofaanvraag verzetten zou dat tot weigering van verlof kunnen leiden en tot het resteren van verlofuren aan het eind van het dienstverband van [werkneemster]. [werkneemster] zou in dat verband aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens niet genoten verlofuren. [werkgeefster] heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat uitbetaling van de verlofuren voor haar niet bezwaarlijk is. Dat dit voor haar geen bezwaren oplevert volgt ook uit de omstandigheid dat [werkgeefster] had willen meewerken aan het kapitaliseren van het tegoed aan verlofuren maar dat dit geen reëel alternatief is gebleken omdat [werkneemster] vanwege haar leeftijd niet kan deelnemen in de levensloopregeling waarin de opbrengst van de afkoop zou moeten worden afgestort.
Uit het voorgaande volgt dat [werkgeefster] geen zwaarwichtige redenen heeft bij het thans reeds op enigerlei wijze inplannen van de verlofuren van [werkneemster]. Daar staat tegenover dat [werkneemster] er belang bij heeft om de verlofuren op te kunnen nemen zodra zij daadwerkelijk haar werkzaamheden wenst te beëindigen en, nu dat op enig moment in een periode van meerdere jaren zal plaatsvinden, om daarover niet thans reeds uitsluitsel behoeven te geven. Overigens heeft [werkneemster] ter terechtzitting verklaard dat zij, gelet ook op het daarmee gemoeide belang van [werkgeefster], zo tijdig mogelijk aan [werkgeefster] zal doorgeven op welk moment zij haar verlof wil laten ingaan.
De slotsom van het voorgaande is dat [werkgeefster] niet van [werkneemster] kan verlangen dat zij thans reeds de datum noemt waarop zij met Flex-pensioen zal gaan, teneinde direct daaraan voorafgaand het tegoed aan verlofuren op te nemen, of dat zij haar volledige tegoed aan verlofuren voor 1 januari 2010 opneemt. Het staat [werkneemster] vrij op een door haar gewenst moment het verlof op te nemen, tenzij er op dat moment gewichtige redenen aan de kant van [werkgeefster] bestaan die zich daartegen verzetten.
De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat het [werkneemster] vrij zal staan het tegoed van circa 1.000 verlofuren op een door haar gewenst moment op te nemen, behoudens indien en voor zover zich daartegen gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:638 BW verzetten;
weigert hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven op 30 juni 2009 door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter te
’s-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 619875 CV EXPL 09-3742 [werkneemster] - [werkgeefster] blad 3
beschikking