5.7. [L] en [V] hebben op verschillende onderdelen van de schaderaming van de deskundige kritiek. [B] c.s. is het niet eens met het oordeel van de deskundige over de door Hendriks bij factuur van 1 maart 2007 aan [B] c.s. in rekening gebrachte kosten. De betreffende onderdelen zullen hierna successievelijk worden besproken.
5.7.1. [V] beklaagt zich er over [B] c.s. kennelijk inmiddels herstelwerkzaamheden hebben uitgevoerd maar heeft nagelaten om een overzicht van de daadwerkelijke kosten in het geding te brengen. Daardoor kan de kostenraming van de deskundige niet worden getoetst aan de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Dit bezwaar wordt verworpen. Aan de orde is de vraag welke kosten objectief (dus onafhankelijk van de subjectieve keuzes van de gelaedeerde) gemoeid zijn met herstel.
5.7.2. [V] en [L] merken op dat zij de offerte van Hendriks ad EUR 7.700,- inclusief BTW waaraan de deskundige refereert en welke hij redelijk acht gelet op de te verrichten installatiewerkzaamheden niet bij het definitieve rapport hebben aangetroffen. Zij verbinden aan deze constatering evenwel geen gevolgtrekkingen zodat de rechtbank reeds om die reden daaraan voorbij zal gaan, te meer nu gesteld noch gebleken is dat [V] en [L] ook in de concept-fase van het rapport geen kennis hebben genomen van meerbedoelde offerte en de rechtbank uit het door de deskundige beschreven verloop van het onderzoek afleidt dat partijen gelegenheid hebben gehad (en genomen) om te reageren op het concept-rapport met inbegrip van de offerte van Hendriks. Bovendien ligt het door de deskundige redelijk geoordeelde bedrag in lijn met het door Kuijpers Installaties in opdracht van (de advocaat van) [L] geraamde bedrag . De rechtbank ziet mede hierom geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het – mede op ervaring en intuïtie gebaseerde – oordeel van de deskundige met betrekking tot de redelijkheid van de hoogte van de installatietechnische kosten van herstel.
5.7.3. Zowel [V] als [L] maken bezwaar tegen het feit dat de deskundige geen rekening heeft gehouden met de als gevolg van de herstelwerkzaamheden opgetreden voordelen aan de zijde van [B] c.s..
De deskundige heeft naar aanleiding van de dienaangaande op zijn conceptrapport geformuleerde kritiek aangegeven dat er geen waardevermeerdering optreedt als gevolg van het vervangen van (een deel van) het leidingennet nu dit netwerk nagenoeg geen beperkingen qua levensduur kent. Normaliter is het leidingenwerk niet aan slijtage onderhevig en behoeft dus niet periodiek vervangen te worden. Datzelfde geldt voor de dikwandige radiatoren; deze zouden in beginsel gewoon kunnen worden hergebruikt. De reden waarom de deskundige het desondanks redelijk acht dat enkele radiatoren in de hal worden vervangen door iets grotere exemplaren houdt verband met het feit dat als gevolg van het verleggen van (een deel van) het leidingenwerk de oude (afgekoppelde) leidinguiteinden die uit de vloer komen niet geheel onzichtbaar kunnen worden weggewerkt. Als (goedkoper) alternatief voor het vervangen van de volledige tegelvloer in de hal (de huidige tegels zijn immers niet meer leverbaar) is er voor gekozen om deze uiteinden goeddeels aan het zicht te onttrekken door iets grotere radiatoren te gebruiken waardoor een esthetisch aanvaardbaar resultaat wordt bereikt en veel hogere herstelkosten worden voorkomen. Ook ten aanzien van de nieuwe tegelvloer in de keuken merkt de deskundige op dat er op zichzelf, objectief gezien, geen enkele noodzaak bestond om deze te vervangen. Het betreft vloertegels die goed passen bij de (vrij nieuwe) keuken. Omdat de tegelvloer van de keuken geopend moet worden ontstaat de noodzaak om de gehele tegelvloer te vervangen omdat de huidige tegels niet meer in de handel zijn. Voor zover al sprake is van geringe voordelen (enkele nieuwe radiatoren en een nieuwe tegelvloer) vallen deze in de visie van de deskundige weg tegen de geringe nadelen (beschadigingen aan de tegelvloer in de hal die niet volledig onzichtbaar kunnen worden weggewerkt).
Ten aanzien van de kritiek op de overige schadeposten heeft de deskundige aangegeven dat hij in zijn ramingen rekening heeft gehouden met bij dit soort werkzaamheden doorgaans optredende tegenvallers teneinde te voorkomen dat het risico daarvan voor rekening komt van [B] c.s.. De deskundige heeft overwogen om als alternatief in de ramingen een post ‘onvoorzien’ op te nemen hetgeen evenwel niet tot een wijziging van het totaal van de in aanmerking te nemen herstelkosten zou hebben geleid.
De rechtbank acht de reactie van de deskundige op de kritiek overtuigend en afdoende en verwerpt op dezelfde gronden de door [L] en [V] in hun conclusies naar voren gebrachte kritiek.
5.7.4. De deskundige is in zijn reactie op de kanttekeningen bij zijn concept-rapport niet ingegaan op de opmerkingen van [L] met betrekking tot de voordeelstoerekening in verband met de vervanging van de vloerbedekking in het magazijn op de begane grond en de slaapkamer met garderobe op de eerste verdieping. De rechtbank ziet in het commentaar van [L] op dit onderdeel evenwel geen aanleiding om de schadebegroting van de deskundige neerwaarts bij te stellen. [L] heeft niet gesteld dat de vloerbedekking in het magazijn en op de slaapkamer daar reeds aanwezig was toen zij in de woning kwam wonen in oktober 2004. Zij heeft evenmin gesteld dat de betreffende vloerbedekking door haar zelf is aangebracht in de periode vanaf oktober 2004 tot februari 2007. Aldus kan ook niet worden beoordeeld of aan te nemen valt dat de betreffende vloerbedekking inmiddels door tijdsverloop dusdanig aan slijtage onderhevig is geweest dat de vervanging ervan in het kader van de herstelwerkzaamheden voordelen met zich bracht waarmee bij het vaststellen van de schade rekening dient te worden gehouden. [L] heeft derhalve haar stellingen met betrekking tot het verrekenen van voordelen onvoldoende feitelijk onderbouwd zodat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen over de vraag of en in hoeverre het redelijk is om daar bij de vaststelling van de schade rekening mee te houden.
5.7.5. [B] c.s. stelt dat de volledige nota van Hendriks van 1 maart 2007 voor vergoeding in aanmerking komt. Indien [L] en [V] open kaart hadden gespeeld dan waren deze kosten vermeden. Voor zover deze kosten onnodig zijn gemaakt behoren deze op grond van artikel 6:96 BW voor rekening te komen van [L] en [V], nu het immers kosten betreft ter voorkoming , beperking en vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
De rechtbank gaat aan deze kritiek voorbij, nu [B] c.s. op zichzelf niet tegenspreekt dat van de factuur van Hendriks van 1 maart 2007 slechts een bedrag van EUR 1.700,- rechtstreeks betrekking heeft op de lekkageklachten. De omstandigheid dat Hendriks werkzaamheden heeft verricht die – achteraf bezien, gelet op hetgeen nader bekend werd omtrent de oorzaken van de problematiek – voor een deel niet effectief zijn gebleken kan niet als een gevolg worden gezien van leidinglekkage waarvoor [L] en [V] aansprakelijk zijn, doch vloeit voort uit de aanvankelijk onjuiste diagnose van Hendriks en de op die onjuiste diagnose gestoelde maatregelen. Dit dient voor rekening van [B] c.s. te blijven.