ECLI:NL:RBSHE:2009:BI9434

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839551-08 en 832423-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere pogingen tot doodslag en bedreigingen in Deurne

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekpartij in het uitgaansleven van Deurne op 21 december 2008. De verdachte werd beschuldigd van vier pogingen tot doodslag en twee bedreigingen, alsook van drie mishandelingen in Ommel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, met een mes meerdere slachtoffers had gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen voor enkele slachtoffers. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, evenals de bedreigingen en mishandelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, zonder voorwaardelijke straf, omdat de ernst van de feiten dit niet toeliet. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard door met een mes in een vechtpartij te belanden. De rechtbank gaf het openbaar ministerie de aanbeveling om bij een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling bijzondere voorwaarden op te leggen, gericht op behandeling van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummers: 01/839551-08 en 01/832423-08 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 24 juni 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 VBA.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 juni 2009.
Op de zitting van 30 maart 2009 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 30 december 2008 en 12 maart 2009.
Aan verdachte is in de dagvaarding met parketnummer 01/839551-08 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Deurne
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet
(meermalen) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in
het lichaam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft
gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art. 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Deurne tezamen en in vereniging met
een ander anderen, althans alleen, aan twee, in elk geval een of meerdere
perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (aan [slachtoffer 1] voornoemd: een of meerdere steekwond(en) aan de
hals en/of de rechterborstholte en/of de rechteroksel en/of de rechterarm
en/of aan [slachtoffer 2] voornoemd: steekwonden en/of snijwonden in linker onderbuik
en/of linkerflank en/of in linkerborstholte), heeft/hebben toegebracht, door
deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk met een mes, in elk geval met een scherp
en/of puntig voorwerp, meerdere malen in het lichaam te steken en/of te
snijden;
art. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Deurne ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, aan een aantal perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
(meermalen) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in
het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art. 302 lid 1 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Deurne
[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend
een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp tegen en/of bij de keel
en/of de kaak van voornoemde [slachtoffer 5] gezet en/of gehouden en/of tegen
voornoemde [slachtoffer 5] heeft gezegd: "Wegwezen nou, anders steek ik je lek" en/of
woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
art. 285 Wetboek van strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 december 2008 te Deurne
[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk
dreigend een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp bij en/of
tegen en/of in de richting van de buik, althans het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 6] gehouden en/of gericht en/of tegen voornoemde [slachtoffer 6] gezegd:
"Ik heb een mes en ik steek je zo neer" en/of woorden van gelijke aard en/of
strekking;
art. 285 Wetboek van strafrecht
Aan verdachte is in de dagvaarding met parketnummer 01/832423-08 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 7], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [slachtoffer 7] (meermalen) met een riem met metalen gesp tegen het hoofd en/of
het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), (meermalen) met een riem
met metalen gesp tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 8], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die persoon met een riem met metalen gesp tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 8]), met een riem met metalen
gesp tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
artikel 300 Wetboek van Srafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 9]), met gebalde vuist tegen het
gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
artikel 300 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Na de toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting begrijpt de rechtbank de tenlastelegging met parketnummer 01/839551-08 aldus dat het de bedoeling van de steller van de tenlastelegging is dat de rechtbank telkens afzonderlijk over het handelen van verdachte tegen een in de tenlastelegging nader genoemde persoon dient te oordelen. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte ook daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 01/839551-08
(bedreigingen en steekpartij Deurne).
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 1.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft als bewijsmiddel gebezigd:
Het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Gezamenlijke Recherche Helmond plus, met dossiernummer Pl2233/08-011947, afgesloten op 12 februari 2009, met 304 doorgenummerde bladzijden (voor wat betreft deze dagvaarding in de voetnoten te noemen: voornoemd politiedossier).
Vaststaande feiten.
[persoon 1], [slachtoffer 6], [persoon 2] en [persoon 3], [slachtoffer 5] en [persoon 4] verzamelen zich op 21 december 2008 omstreeks 01.50 uur ter hoogte van een bankje op de Markt te Deurne. Op het moment dat zij daar worden gepasseerd door verdachte en [medeverdachte] (medeverdachte), zien en horen [slachtoffer 6] en [persoon 3] dat een band van een fiets wordt lek gestoken. Als [slachtoffer 6] vraagt of het normaal is wat zij daar doen, wordt verdachte boos, uit hij een bedreiging tegen [slachtoffer 6] en houdt daarbij een mes dreigend op buikhoogte in de richting van [slachtoffer 6]. Vervolgens zet verdachte de punt van het mes tegen de hals van [slachtoffer 5]. Door een gebaar te maken in de zin van ‘ik geef mij over’ en van verdachte weg te lopen, voorkomt [slachtoffer 5] dat die situatie escaleert. Verdachte en zijn medeverdachte lopen door.1 Een andere groep mannen, bestaande uit [slachtoffer 1] [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], heeft het voorval op een afstand gezien. Nadat een van hen een opmerking maakt, ontstaat een vechtpartij tussen verdachte en de groep mannen, waarbij wordt geslagen en door verdachte wordt gestoken en de vier mannen gewond raken door messteken.2 3 [slachtoffer 1] loopt hierbij levensbedreigende verwondingen op aan zijn hals, rechterborstholte en -oksel, en een steekwond aan zijn arm, als gevolg waarvan hij bijna doodbloedt.4 [slachtoffer 4] wordt geraakt in zijn flank en krijgt daardoor een wond met een lengte van 5-6 cm en een diepte van 8 cm.5 Verdachte raakt [slachtoffer 2] met het mes in de borstholte en onder de oksel6 en [slachtoffer 3] in de schouder7. Deze verwondingen zijn ontstaan tijdens het handgemeen tussen verdachte en de slachtoffers en werden veroorzaakt door het mes dat verdachte tijdens dit gevecht in zijn handen had.8 In opengeklapte staat heeft dit mes een lengte van ongeveer 20 centimeter. Het mes heeft één snijkant.9
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de poging tot doodslag door verdachte tegen de personen genoemd in de dagvaarding ([slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2]) bewezen en baseert dit onder meer op diverse aangiftes, getuigenverklaringen en medische gegevens, alsmede op de verklaring van verdachte. De officier van justitie acht ook de feiten onder 2 en 3 bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde (poging doodslag) onder feit 1. Voor het impliciet subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling) onder 1 (t.a.v. [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]) kan wel een bewezenverklaring volgen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte aan zijn vermogen tot ‘bewuste aanvaarding’ als voorwaarde voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers, in de weg heeft gestaan. Voorts bepleit de verdediging vrijspraak voor het impliciet primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2], omdat zijn verwondingen niet als zwaar lichamelijk letsel zijn te kwalificeren. Ten slotte kan volgens de verdediging wel een bewezenverklaring volgen voor het tenlastegelegde onder feiten 2 en 3.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte het oogmerk had om de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te doden of dat hij hun dood noodzakelijk bij zijn gedrag heeft ingecalculeerd. Dat is voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag echter ook niet nodig. Noodzakelijk en voldoende is dat verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zou intreden. Met betrekking tot dit zogenoemde voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank als volgt.
Aanmerkelijke kans
De rechtbank stelt vast dat er een handgemeen plaatsvond tussen verdachte en de slachtoffers, waarbij verdachte een opengeklapt mes in zijn hand had. Dit betrof een fors mes met een snijkant aan een zijde.10 De slachtoffers stonden dicht bij verdachte in de buurt, er is geduwd en getrokken en hij heeft met dat mes in het wilde weg woest om zich heen gezwaaid en gestoken, terwijl hij dronken was.11 Naar het oordeel van de rechtbank is de kans dat in een dergelijke situatie aan de ander letsel in de vorm van een steekwond wordt toegebracht, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. Bij het onderhavige gevecht was er dus een aanmerkelijke kans dat de slachtoffers met het mes in het bovenlichaam zouden worden geraakt. Gelet op de kwetsbare en vitale organen die zich in het bovenlichaam van een mens bevinden en de diepte van een aantal van de toegebrachte steekwonden was de kans eveneens aanmerkelijk dat de slachtoffers als gevolg van zo’n steekwond zouden komen te overlijden. Dat [slachtoffer 3] uiteindelijk ‘slechts’ een niet-levensbedreigende snijwond in de schouder heeft opgelopen, is niet te danken aan verdachte.
Bewuste aanvaarding
Bij de totstandkoming van het oordeel of verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, ook bewust heeft aanvaard, zijn de volgende omstandigheden en gedragingen van verdachte van belang. Kort voor het steekincident heeft verdachte met zijn mes een fietsband kapot gestoken. Hij gebruikte dat mes bovendien om mee te kerven tijdens het blowen.12 Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zich er dus van bewust is geweest dat het mes dat hij tijdens de worsteling in handen had, scherp was. Algemeen bekend is dat men met een scherp mes anderen dodelijk kan verwonden. Ondanks dat is verdachte toch met het mes in zijn hand de confrontatie aangegaan met de latere slachtoffers. Verdachte heeft het mes tijdens de ruzie niet ingeklapt, laten vallen of opgeborgen, maar heeft in een chaotische toestand waarin iedereen bewoog, ingestoken op iedereen die hem voor de voeten kwam. Uit de aard en de omvang van de door verdachte aan de slachtoffers toegebrachte verwondingen, blijkt voorts dat het geweld dat werd uitgeoefend op de slachtoffers aanzienlijk moet zijn geweest. Algemene ervaringsregels leren immers dat een zwaaibeweging of een lichte duw onvoldoende is om dergelijk steekletsel te veroorzaken. In het bijzonder wijst de rechtbank op de steekwond van [slachtoffer 4], die 8 cm diep is. Door met kracht in de hals, borst, oksel, flank dan wel arm van de slachtoffers ([slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]) te steken, werden (veelal diepe) steek- en snijwonden toegebracht. Verdachte is dus met een mes in zijn hand een confrontatie aangegaan waarbij door hem zeer fors geweld niet werd geschuwd.
Uit het psychiatrische rapport en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de psychiater blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit licht verminderd toerekeningsvatbaar was.13 Sinds het arrest van de Hoge Raad van 22 juli 1963, NJ 1968, 217 is vaste rechtspraak dat slechts wanneer bij verdachte sprake is geweest van een geestestoestand waarin hij elk besef van de reikwijdte van zijn handelen ontbeerde, kan worden gesteld dat verdachte niet in staat moet worden geacht om de aanmerkelijke kans te aanvaarden dat zijn handelen de dood van de slachtoffers tot gevolg zou hebben. Het feit dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt, staat de bewezenverklaring van opzet, ook in de zin van voorwaardelijk opzet, dan ook niet in de weg. De rechtbank verwerpt daarom het desbetreffende verweer van de raadsman.
Uiteindelijk oordeel
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het gewelddadige handelen van verdachte, namelijk het aangaan van een gevecht met een opengeklapt mes in de hand, zozeer gericht was op de reële mogelijkheid dat verdachte een of meerdere slachtoffers met het mes dodelijk zou verwonden, dat verdachte dit gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 2 en 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van feit 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging.
Bewezenverklaring van feit 2 en 3.
Opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onder 2 en 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van:
Feit 2:
- de aangifte van [slachtoffer 5];14
- de verklaring van getuige [persoon 2];15
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.16
Feit 3:
- de aangifte van [slachtoffer 6];17
- de verklaring van getuige [persoon 2];18
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.19
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering en op de bekennende verklaring van verdachte, volstaat de rechtbank met de voorgaande opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 01/823423-08 (slaan in Ommel).
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft als bewijsmiddelen gebezigd:
Het proces-verbaal van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Deurne Asten Someren, met dossiernummer PL2203/08-007744, afgesloten op 28 augustus 2008, met 26 doorgenummerde bladzijden (voor wat betreft deze dagvaarding in de voetnoten te noemen: voornoemd politiedossier) en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde onder feit 1 en 2, alsmede van feit 3.
Standpunt van de verdediging.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde onder 1 en 2. Voor het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en 2, alsmede voor feit 3 kan wel een bewezenverklaring volgen.
Opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen en het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van:
Feit 1:
- de aangifte van [slachtoffer 7];20
- de verklaring van getuige [getuige 1];21
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.22
Feit 2:
- de aangifte van [slachtoffer 8];23
- de verklaring van getuige [getuige 1];24
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.25
Feit 3:
- de aangifte van [slachtoffer 9];26
- de verklaring van getuige [getuige 1];27
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.28
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering en op de bekennende verklaring van verdachte, volstaat de rechtbank met de voorgaande opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dus van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als mishandeling bewezen dienen te worden verklaard. Zij overweegt daartoe dat door te slaan met een riem (voorzien van een gesp tegen onder meer het hoofd) de kans dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht weliswaar niet denkbeeldig is, maar naar algemene ervaringsregels niet zodanig aanmerkelijk moet worden geacht dat zonder meer van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden gesproken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling).
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte
t.a.v. parketnummer 01/839551-08:
1.
op 21 december 2008 te Deurne ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 21 december 2008 te Deurne [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mes tegen en bij de keel en de kaak van voornoemde [slachtoffer 5] gezet en gehouden en tegen voornoemde [slachtoffer 5] gezegd: "Wegwezen nou, anders steek ik je lek" of woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
3.
op 21 december 2008 te Deurne [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mes in de richting van de buik van voornoemde [slachtoffer 6] gehouden en/of gericht.
t.a.v. parketnummer 01/832423-08:
1.
op 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]) meermalen met een riem met metalen gesp tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 8]) met een riem met metalen gesp tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op 28 juli 2008 te Ommel, gemeente Asten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 9]) met gebalde vuist tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 285, 287, 300.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van parketnummer 01/839551-08 feit 1, impliciet primair, 2 en 3, en ten aanzien van parketnummer 01/832423-08 feit 1 primair, 2 primair en 3:
- gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar;
- terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 1.530,46 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.530,46, subsidiair 30 dagen hechtenis, een en ander hoofdelijk op te leggen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 1.350,--, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag
van € 1.350,--, subsidiair 27 dagen hechtenis, een en ander hoofdelijk op te leggen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 2.406,80, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 2.406,80, subsidiair 48 dagen hechtenis, een en ander hoofdelijk op te leggen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 2.246,49, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 2.246,49, subsidiair 44 dagen hechtenis, een en ander hoofdelijk op te leggen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van
€ 50,--, alsmede toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 50,--, subsidiair 1 dag hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
* Bij de strafmaat onder meer rekening houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zijn jonge leeftijd en het feit dat hij heeft meegewerkt aan het onderzoek.
* Een onvoorwaardelijk strafdeel in combinatie met een groter voorwaardelijk gedeelte met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat klinische behandeling van verdachtes verslaving inhoudt.
* Geen bezwaar tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
* Geen bezwaar tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 681,28 bij wijze van voorschot. Voorts een verzoek om niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
* Geen bezwaar tegen toewijzing bij wijze van voorschot voor wat betreft het deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dat ziet op de immateriële schade. Voorts een verzoek om niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
* Geen bezwaar tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 1446,49 bij wijze van voorschot. Voorts een verzoek om niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
* Geen bezwaar tegen toewijzing bij wijze van voorschot voor wat betreft het deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dat ziet op de immateriële schade tot een bedrag van € 750,-- en de materiële schade tot een bedrag van € 751,80. Voorts een verzoek om niet-ontvankelijkverklaring voor het overige deel van de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Op 21 december 2008 heeft verdachte in het centrum van Deurne dat gedaan waar iedereen die uitgaat, tegenwoordig bang voor is. Hij heeft stomdronken en in het bezit van een mes zes mensen aangevallen die niets anders deden dan hem aanspreken op zijn asociale gedrag. In twee gevallen heeft hij mensen bedreigd. Hij heeft [slachtoffer 6] de schrik van zijn leven gegeven door hem uit het niets een mes tegen het lijf te zetten en met de dood te bedreigen. De reden daarvoor is slechts dat [slachtoffer 6] verdachte aansprak op het feit dat hij iemands fietsband lek stak. Vervolgens is verdachte er niet voor teruggeschrokken om [slachtoffer 5] hetzelfde aan te doen, terwijl [slachtoffer 5] slechts op een passende manier [slachtoffer 6] te hulp kwam. Daarna is de situatie helemaal uit de hand gelopen. Verdachte liet zich weer niets zeggen en heeft om zich heen gestoken met zijn mes en zo vier slachtoffers gemaakt. Dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] daarbij niet om het leven zijn gekomen, is puur geluk. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] en uit de verklaringen van de vier mannen blijkt hoe vreselijk het is wat verdachte hen heeft aangedaan. Het heeft met name bij [slachtoffer 1] maar een haar gescheeld of hij was op straat of in het ziekenhuis overleden. Alleen al de littekens op hun lichamen en, waar het [slachtoffer 1] betreft, zijn dagelijkse beperkingen confronteren deze vier mannen elke dag met wat er die nacht is gebeurd. Daarbij komt dat het niet de eerste keer is dat verdachte zich zo heeft laten gaan. Op 28 juli 2008 heeft hij drie andere jongens toegetakeld. De avond ervoor was hem de toegang geweigerd tot een campingdisco, omdat hij geen pasje had. ’s Nachts is hij daarvoor verhaal komen halen en heeft hij [slachtoffer 9] een blauw oog geslagen en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] met zijn riem met gesp geslagen. Ook toen was verdachte dronken, ook toen wist hij niet van ophouden en ook toen waren zijn slachtoffers jongens die gewoon deden wat ze moesten doen. In enigszins strafmatigende zin is wel van belang dat verdachte alles bij elkaar weliswaar negen slachtoffers heeft gemaakt, maar dat dit in twee incidenten heeft plaatsgevonden.
De bewezenverklaarde feiten en de inhoud van de rapportages schetsen geen optimistisch beeld van verdachte. Uit de verschillende rapportages blijkt dat er bij hem sprake is van ernstige (verslavings)problematiek. Het gebruik van alcohol maakt verdachte agressief en zorgt dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont, waarbij hij zich niets meer aantrekt van de belangen van anderen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de feiten onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol heeft gepleegd, terwijl hij weet dat hij niet tegen drank kan en dan agressief wordt. Dat de kinderrechter hem in 2005 heeft veroordeeld voor openlijke geweldpleging, de mishandelingen in Ommel en het contact met justitie naar aanleiding daarvan hebben kennelijk geen afschrikwekkend effect op verdachte gehad en hem er niet van weerhouden om - opnieuw onder invloed van heel veel drank - een aantal zeer ernstige strafbare feiten te plegen.
Aan de andere kant let de rechtbank op de psychologische en de psychiatrische rapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Daaruit blijkt dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Ook is de rechtbank er door de terechtzitting van overtuigd geraakt dat verdachte iemand is die, wanneer hij nuchter en rustig is, begrijpt dat hij ernstige dingen heeft gedaan. De manier waarop verdachte voor de rechtbank zichtbaar reageerde op de hem getoonde kleurenfoto’s van de wonden van de slachtoffers en op de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] die hem is voorgelezen, zijn daarvan voorbeelden. Zijn spijt naar de slachtoffers toe komt op de rechtbank oprecht over. Voorts lijkt verdachte gemotiveerd te zijn om met hulp van anderen aan zijn alcoholgebruik een einde te maken, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat hij nu in het huis van bewaring op eigen verzoek verblijft op de verslavingsbegeleidingsafdeling. Hij heeft zich tevens ook bereid getoond om zich in verband met zijn psychische problemen te laten behandelen.
De rechtbank wikt en weegt al het voorgaande af. Zij vindt net als de officier van justitie dat de feiten die de verdachte heeft begaan, zo ernstig zijn, dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde kan zijn. Op grond van artikel 14a, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht kan dan namelijk niet meer dan vier jaar gevangenisstraf worden opgelegd en dat is voor deze ernstige feiten te weinig. Er moet echter niet alleen naar het verleden worden gekeken, maar ook naar de toekomst. Net als de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat verdachte voor zijn verslaving en zijn psychische stoornis moet worden behandeld. Dat is nodig voor verdachte en voor de maatschappij, zodat verdachte nadat hij zijn straf heeft uitgezeten net als ieder mens zo goed mogelijk verder kan met zijn leven en het risico op herhaling zo veel mogelijk wordt beperkt. Desondanks zal de rechtbank geen TBS-maatregel opleggen. Het zou dan overigens alleen om TBS met dwangverpleging kunnen gaan, omdat TBS met voorwaarden slechts kan worden gecombineerd met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar (artikel 38, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht) en dat past niet bij deze ernstige feiten. De noodzaak van dat (strenge) kader is – gelet op de inhoud van de eerdergenoemde rapporten en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de desskundige – onvoldoende gebleken. Er is een ander kader voorhanden dat de rechtbank zal gebruiken en waartoe de rechtbank in lijn met een arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 juli 2008, LJN BD6499 het volgende overweegt.
Op 1 juli 2008 is de Wet van 6 december 2007, Stb. 2007, 500 in werking getreden. Vervroegde invrijheidstelling is toen veranderd in voorwaardelijke invrijheidstelling. Nadat iemand twee derde van zijn straf heeft uitgezeten, wordt hij niet langer zo maar vrijgelaten, maar kan het openbaar ministerie bijzondere voorwaarden stellen. Het kan dan gaan om activiteiten die zijn gericht op terugkeer in de maatschappij of het ondergaan van bijzondere zorg, zoals verslavingszorg of geestelijke gezondheidszorg. Het resterende derde deel van de gevangenisstraf blijft voor een periode die zo lang duurt als dat gedeelte boven het hoofd van de verdachte hangen (artikelen 15 en 15a –van het Wetboek van Strafrecht). De voorwaarden zouden dan moeten aansluiten op verslavingszorg en psychische hulp die een veroordeelde al in de gevangenis kan krijgen.
De rechtbank geeft het openbaar ministerie met klem in overweging aan verdachte, in het kader van diens eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling, bijzondere voorwaarden op te leggen die strekken tot behandeling van de veroordeelde en die het recidivegevaar zullen beteugelen, als daar tegen die tijd nog steeds aanleiding voor is.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar opleggen. Deze strafoplegging wijkt af van de eis van de officier van justitie. In het licht van de hierboven aangehaalde overwegingen is de rechtbank echter van oordeel dat de op te leggen straf een juiste strafrechtelijke afdoening is. Daarmee wordt voldoende recht gedaan aan de ernst van de feiten, maar ook vooruitgekeken naar de toekomst.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft ter zake materiële schade een bedrag gevorderd van € 730,46 en ter zake immateriële schade een bedrag van € 800,--, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft verzocht om het totale bedrag van € 1530,46 bij wijze van voorschot toe te wijzen.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder dat zij van oordeel is dat het aantal van 24 uren zoals dat vermeld staat onder de post gederfd arbeidsvermogen aannemelijk is, gelet op de zaken waar de benadeelde zich in die tijd mee bezig heeft gehouden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat dit aantal uren door de raadsman onvoldoende is weersproken.
Voor zover uit de term ‘voorschot’ valt af te leiden dat de benadeelde partij een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden schade te vorderen, omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt, geldt dat de benadeelde partij de vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft bij wijze van voorschot ter zake immateriële schade een bedrag van € 1000,-- en ter zake materiële schade een bedrag van € 594,80 gevorderd.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar voor wat betreft de immateriele schade.
Voor wat betreft de materiële schade overweegt de rechtbank nog dat uit het dossier29 voldoende blijkt dat [slachtoffer 1] onder het bloed zat en meerdere steekwonden had, waardoor hij, naar algemene ervaringsregels, schade aan zijn kleren heeft geleden. [slachtoffer 1] heeft van de kleding geen bonnen overgelegd. De rechtbank schat de omvang van de schade op de voet van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek op € 350,--.
Voor zover uit de term ‘voorschot’ valt af te leiden dat de benadeelde partij een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden immateriële schade te vorderen omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt, zal de rechtbank de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dat geldt ook voor de niet nader gespecificeerde of van cijfers voorziene post ‘diverse nog lopende zaken’ en het voor kledingkosten gevorderde bedrag, voor zover dat € 350,-- te boven gaat. De benadeelde partij kan haar vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft bij wijze van voorschot ter zake materiële schade een bedrag van € 1006,80 en ter zake immateriële schade een bedrag van € 3018,- gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een totaalbedrag van € 2406,80, bestaande uit de materiële kosten tot een bedrag van € 906,80 (reiskosten, kosten voor kleding, kosten ziekenhuisopname en het eigen risico van 2008 en 2009) en de immateriële schade tot een bedrag van € 1500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank overweegt nog dat het feit dat het kalenderjaar 2009 nog loopt en dat [slachtoffer 2] mogelijk ook uit anderen hoofde het eigen risico voor de ziektekosten zou verspelen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, niet afdoet aan het feit de desbetreffende schade het gevolg is van het bewezen verklaarde feit en daarom vergoed moet worden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het onderdeel van haar vordering dat ziet op het geldbedrag dat in de spijkerbroek van het slachtoffer zou hebben gezeten, aangezien niet is komen vast te staan dat dit bedrag verloren is gegaan als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit.
Voor zover uit de term ‘voorschot’ valt af te leiden dat de benadeelde partij een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden schade te vorderen omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt, zal de rechtbank de benadeelde partij ook in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft ter zake materiële schade een bedrag van € 1246,49 en ter zake immateriële schade een bedrag van € 2000,- gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte materiële schade een bedrag van € 1246,49 en immateriële schade een bedrag van € 1000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder dat zij in hetgeen ter terechtzitting door de raadsman naar voren is gebracht geen aanleiding ziet om het bedrag dat aan materiële schade is toegebracht te matigen, omdat zij de bedragen die zijn opgevoerd ter vervanging van de kleding naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk acht.
De benadeelde partij maakt een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden schade te vorderen omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt. De rechtbank zal benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn [medeverdachte] voor wat betreft de dagvaarding met parketnummer 01/839551-08 samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd. Medeverdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 10 april 2009 voor zijn aandeel in de vechtpartij veroordeeld. Verdachte en medeverdachte zijn daarom jegens de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft ter zake van de materiële schade een bedrag van € 50,--gevorderd. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Ten aanzien van alle toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil.
Aangezien op voorhand niet te beoordelen is welke eventueel te maken executiekosten redelijk zijn, zullen de vorderingen ten aanzien van de executiekosten worden afgewezen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 primair en feit 2 primair van de dagvaarding met parketnummer 01/832423-08 en verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/839551-08 feit 1:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/839551-08 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/839551-08 feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/832423-08 feit 1 subsidiair:
mishandeling
T.a.v. 01/832423-08 feit 2 subsidiair:
mishandeling
T.a.v. 01/832423-08 feit 3:
mishandeling
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De rechtbank legt op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. 01/839551-08 feit 1, feit 2, feit 3, 01/832423-08 feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3:
* Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank geeft het openbaar ministerie met klem in overweging aan de verdachte, in het kader van diens eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling, bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals overwogen in dit vonnis.
T.a.v. 01/839551-08 feit 1:
* Maatregel van schadevergoeding van € 2406,80 subsidiair 42 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2406,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2406,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Wijst de gevorderde executiekosten af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/839551-08 feit 1:
* Maatregel van schadevergoeding van € 1530,46 subsidiair 30 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], van een bedrag van € 1530,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1530,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en wijst de gevorderde executiekosten af.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/839551-08 feit 1:
* Maatregel van schadevergoeding van € 2246,49 subsidiair 41 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], van een bedrag van € 2246,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 2246,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en wijst de gevorderde executiekosten af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/839551-08 feit 1:
* Maatregel van schadevergoeding van € 1350,-- subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1350,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1350,--.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en wijst de gevorderde executiekosten af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/839551-08 feit 2:
* Maatregel van schadevergoeding van € 50,-- subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van € 50,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
* Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van € 50,--.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil en wijst de gevorderde executiekosten af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.F.M. Pols, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 24 juni 2009.
1 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 6], p. 100-102 en proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 5] p. 91-95
2 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1], p.116-117
3 voornoemd politiedossier, proces-verbaal bevindingen, p. 87-89
4 voornoemd politiedossier, geneeskundige verklaring, p. 258
5 voornoemd politiedossier, geneeskundige verklaring, p. 248
6 voornoemd politiedossier, geneeskundige verklaring, p. 237
7 voornoemd politiedossier, geneeskundige verklaring, p. 226 e.v.
8 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting (verklaring van verdachte) d.d. 10 juni 2009
9 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting (verklaring van verdachte) d.d. 10 juni 2009
10 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting (verklaring van verdachte) d.d. 10 juni 2009
11 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting (verklaring van verdachte) d.d. 10 juni 2009 en voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1], p.116-117
12 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 6], p. 100-102 en proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
13 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
14 politiedossier met kenmerk 08-011947, sluitingsdatum dossier 12 februari 2009, aantal doorgenummerde pagina’s 304, proces-verbaal van aangifte, p. 91 e.v.
15 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 2], p. 106, 110, 113
16 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
17 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 6], p. 100 e.v.
18 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 2], p. 106, 110, 113
19 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
20 politiedossier met kenmerk PL2203/08-007744, sluitingsdatum dossier 28 augustus 2008, aantal doorgenummerde pagina’s 26, proces-verbaal van aangifte p. 11-13
21 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 19-20
22 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
23 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte, p. 8-9
24 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 19-20
25 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
26 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte, p. 4-5
27 voornoemd politiedossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 19-20
28 proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2009
29 voornoemd desbetreffend politiedossier, proces-verbaal bevindingen, p. 87 e.v., proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1], p. 147 e.v., geneeskundige verklaring, p. 258