ECLI:NL:RBSHE:2009:BI8622

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/833012-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen tussen minderjarigen met uitlokking door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn 12-jarige vriendin. De verdachte heeft niet alleen zelf ontuchtige handelingen gepleegd, maar heeft ook twee vrienden uitgelokt om met zijn vriendin seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 september 2007 tot en met 23 oktober 2008 in Eindhoven met zijn vriendin, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Dit bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de vriendin. De verdachte heeft zijn penis in de mond van de vriendin gebracht, wat als een ontuchtige handeling wordt beschouwd onder artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zijn vrienden heeft uitgelokt om ook ontuchtige handelingen met zijn vriendin te plegen. Dit gebeurde door de vrienden te vertellen dat de vriendin seks met hen wilde hebben en hen naar haar toe te brengen. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van de vriendin en de vrienden, als bewijs gebruikt om de feiten vast te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zijn invloed heeft misbruikt om zijn vriendin te dwingen tot seksuele handelingen met zijn vrienden, wat in strijd is met de sociaal-ethische normen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, en 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, inclusief eventuele ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/833012-09
Datum uitspraak: 19 juni 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 mei 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2007 tot en met 23 oktober 2008 te Eindhoven en/of Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [slachtoffer], die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de mond en/of de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
2.
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 okober 2008 in Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende die [medeverdachte 1] zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte in of omstreeks de periode
van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk door misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft uitgelokt, bestaande deze uitlokking hierin dat verdachte toen en daar opzettelijk aan genoemde [medeverdachte 1] heeft gezegd dat genoemde [slachtoffer] seks met hem wilde hebben en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 1] heeft gebracht en/of tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij seks met genoemde [medeverdachte 1] moest hebben;
(artikel 245 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 te Eindhoven, althans in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door aan [medeverdachte 1] te zeggen dat [slachtoffer] seks met hem wil(de) hebben en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 1] te brengen en/of voornoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij seks met genoemde [medeverdachte 1] moe(s)t hebben en/of genoemde [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, de relatie zou/zal beeindigen als zij, [slachtoffer], geen seks met genoemde [medeverdachte 1] zou/zal hebben, een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1995 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten kussen met [medeverdachte 1] en/of strelen van [medeverdachte 1] en/of laten strelen door [medeverdachte 1] en/of gemeenschap hebben met [medeverdachte 1] (in die zin dat [medeverdachte 1] zijn penis in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht), te plegen en/of zodanige handelingen van verdachte en/of [medeverdachte 1] te dulden;
(artikel 248a Wetboek van Strafrecht)
3.
[medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 okober 2008 in Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende die [medeverdachte 2] zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte in of omstreeks de periode
van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk door misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft uitgelokt, bestaande deze uitlokking hierin dat verdachte toen en daar opzettelijk aan genoemde [medeverdachte 2] heeft gezegd dat genoemde [slachtoffer] seks met hem wilde hebben en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 2] heeft gebracht en/of tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij seks (gemeenschap en/of pijpen) met genoemde [medeverdachte 2] moest hebben;
(artikel 245 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 te Eindhoven, althans in Nederland, een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door aan [medeverdachte 2] te zeggen dat [slachtoffer] seks met hem wil(de) hebben en/of (vervolgens) genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 2] te brengen en/of voornoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij seks met genoemde [medeverdachte 2] moe(s)t hebben en/of genoemde [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, de relatie zou/zal beeindigen als zij, [slachtoffer], geen seks met genoemde [medeverdachte 2] zou/zal
hebben, een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1995 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het in de mond nemen van de penis van [medeverdachte 2] en/of het pijpen van die
[medeverdachte 2], te plegen en/of zodanige handelingen van [medeverdachte 2] te dulden;
(artikel 248a Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Sinds september 2007 hebben verdachte en [slachtoffer] verkering1. [slachtoffer] was toen 122 en verdachte 15 jaar.
Toen [slachtoffer] nog 12 jaar was, heeft zij voor de eerste keer seks gehad met verdachte3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de relatie tussen aangeefster en verdachte niet een gelijkwaardige liefdevolle relatie waarbij aangeefster een ondergeschikte rol vervulde; daarmee acht de officier van justitie het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster dermate groot dat de seksuele activiteiten tussen beide niet conform de sociaal ethische normen zijn.
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen evenals de feiten 2 en 3 primair op grond van de verklaringen van aangeefster, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat sprake is geweest van vrijwilligheid en een affectieve relatie en is geen sprake van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in de jurisprudentie, zodat voor feit 1 vrijspraak dient te volgen.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 is betoogd dat onvoldoende bewijs voorhanden is zodat vrijspraak dient te volgen. De verdediging acht de verklaring van [medeverdachte 1] ongeloofwaardig en meent dat niet is komen vast te staan dat verdachte initiatief heeft genomen in de seks die aangeefster met [medeverdachte 2] had.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien feit 1.
Met uitzondering van één voorval is de rechtbank van oordeel dat binnen de seksuele relatie tussen aangeefster en verdachte geen sprake is geweest van ontuchtig handelen als in de wet (245 Sr.) bedoeld. De rechtbank acht het leeftijdsverschil gering, oordeelt dat er sprake was van een affectieve relatie waarbij seksuele handelingen zijn verricht en dat de positie van aangeefster binnen de relatie geen ondergeschikte was.
Dat is anders in de situatie dat aangeefster verdachte -kort gezegd- gepijpt heeft in het bijzijn van [medeverdachte 2].
Aangeefster heeft daarover verklaard4 dat zij een keer bij verdachte op bezoek was terwijl [medeverdachte 2] daar ook was en dat verdachte haar vroeg hem te pijpen. Dit moest zij doen om [medeverdachte 2] jaloers te maken. Na lang zeuren heeft zij verdachte gepijpt.
[medeverdachte 2] heeft eveneens verklaard5 dat hij er getuige van is geweest dat [slachtoffer] verdachte pijpte en dat hij dat niet leuk vond om te zien.
Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij in bijzijn van [medeverdachte 2] door aangeefster is gepijpt6.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de leeftijd van de betrokkenen en de omstandigheden waaronder een en ander plaatsvond, deze seksuele handeling wel in strijd was met de sociaal-ethische normen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3.
Aangeefster heeft verklaard7 dat verdachte en zij in de herfstvakantie ruzie hebben gehad en dat zij, om het weer goed te krijgen, seks (gemeenschap en/of pijpen) moest hebben met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] of een neef van verdachte. Aangeefster mocht kiezen. Om de relatie met verdachte goed te houden, heeft zij [medeverdachte 2] gepijpt. Met verdachte is zij naar het huis van [medeverdachte 2] in Eindhoven gegaan en heeft zij gedaan wat verdachte haar had gevraagd.
[medeverdachte 2] heeft verklaard8 dat verdachte met [slachtoffer] bij hem kwam en dat verdachte zei dat zijn vriendin hem wel wilde pijpen. Hij dacht meteen dat zij het in opdracht van verdachte moest doen. [slachtoffer] heeft hem gepijpt.
Later heeft verdachte haar gevraagd ook seks te hebben met [medeverdachte 1]. Zij wilde niet, maar verdachte bleef zeuren. Op enig moment belde verdachte dat zij over een uur klaar moest zijn waarna verdachte haar heeft opgehaald en naar het huis van [medeverdachte 1] heeft gebracht. Daar in Eindhoven heeft [medeverdachte 1] zijn penis in haar vagina gebracht/geduwd en hebben zij op die manier seks gehad. Verdachte is nog binnen gekomen en heeft de seks gezien9.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op enig moment tegen hem zei dat [slachtoffer] met hem wilde neuken. Verdachte heeft [slachtoffer] gebeld en is haar gaan halen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens in zijn woning in Eindhoven met [slachtoffer] seks gehad. [slachtoffer] heeft hem verteld dat zij het voor verdachte had gedaan en dat zij ook dingen met [medeverdachte 2] heeft moeten doen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Uit de handelwijze van verdachte blijkt dat hij zijn invloed op [slachtoffer] heeft gebruikt om haar -deels in zijn bijzijn- seksuele handelingen te laten verrichten met zijn vrienden. [slachtoffer] wilde dit niet, maar verdachte heeft haar zo ver gekregen door haar verliefdheid/aanhankelijkheid te misbruiken en er zo voor te zorgen dat zij zich beschikbaar stelde aan die vrienden van verdachte. Door dat handelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ontuchtige handelingen tussen aangeefster en verdachtes vrienden/kennissen; de seksuele handelingen beschouwt de rechtbank niet conform de sociaal ethische normen.
Het verweer dat de verklaring van [medeverdachte 1] ongeloofwaardig is verwerpt de rechtbank omdat zijn verklaring steun vindt in die van aangeefster.
Ten aanzien van de uitlokking overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] strafbaar zijn ten aanzien van het tenlastegelegde. Op grond van voorgaande bewijsmiddelen is bewezen dat verdachte opzet had op de ontucht in de feiten onder 2 en 3 primair en deze feiten door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft uitgelokt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
1.
hij in de periode van 22 september 2007 tot en met 23 oktober 2008 te Eindhoven met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van voornoemde [slachtoffer] gebracht;
2.
[medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende die [medeverdachte 1] zijn penis in de vagina geduwd/gebracht, welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, opzettelijk door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen heeft uitgelokt, bestaande deze uitlokking hierin dat verdachte toen en daar opzettelijk aan genoemde [medeverdachte 1] heeft gezegd dat genoemde [slachtoffer] seks met hem wilde hebben envervolgens genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 1] heeft gebracht en tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij seks met
genoemde [medeverdachte 1] moest hebben;
3.
[medeverdachte 2] in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende die [medeverdachte 2] zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Eindhoven, opzettelijk door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen heeft uitgelokt, bestaande deze uitlokking hierin dat verdachte toen en daar opzettelijk aan genoemde [medeverdachte 2] heeft gezegd dat genoemde [slachtoffer] seks met hem wilde hebben en vervolgens genoemde [slachtoffer] naar de woning van genoemde [medeverdachte 2] heeft gebracht en tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd dat zij seks
(gemeenschap en/of pijpen) met genoemde [medeverdachte 2] moest hebben.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 47, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 245.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Jeugddetentie van 218 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering ook indien deze inhouden dat hij een ambulante behandeling volgt bij de GGZE, alsmede een werkstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Subsidiair heeft de verdediging gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met reclasseringscontact en eventueel een leerstraf.
Volgens de verdediging is geen concrete straf meer nodig aangezien verdachte zichtbaar heeft geleden onder de strafzaak.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft als 15-jarige jongen met zijn 12-jarige vriendin een ontuchtige handeling gepleegd waarbij gepijpt is in het bijzijn van een vriend. Daarnaast heeft verdachte uitgelokt dat twee vrienden van hem eveneens ontuchtige handelingen hebben gepleegd met zijn toen 13-jarige vriendin bij wie seksueel is binnengedrongen. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van zijn vriendin ernstig aangetast, haar vernederd en bovendien haar vertrouwen geschaad.
Met betrekking tot de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
T.a.v. feit 2 en 3 primair telkens:
Door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk uitlokken van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair:
Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair:
Jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven, ook indien deze inhouden dat veroordeelde een ambulante behandeling ondergaat bij de GGZE.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde ter zake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 3 april 2009 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 19 juni 2009.
1 Proces-verbaal van bevindingen, samenvatting studioverhoor van [slachtoffer], dossierpagina 64 en verklaring van verdachte, dossierpagina 91.
2 Akte van geboorte [slachtoffer], [geboortedatum] 1995, dossierpagina 62.
3 Proces-verbaal van bevindingen, samenvatting studioverhoor van [slachtoffer], dossierpagina 64 en verklaring van verdachte, dossierpagina 92.
4 Proces-verbaal van bevindingen, studioverhoor 11 november 2008, dossierpagina 64.
5 Verklaring [medeverdachte 2], dossierpagina 113.
6 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2009.
7 Idem als voetnoot 4, dossierpagina 67-68.
8 Idem als voetnoot 5, dossierpagina 114-115.
9 Idem als voetnoot 4, dossierpagina 69.
??
??
9
Parketnummer: 01/833012-09
[verdachte]