ECLI:NL:RBSHE:2009:BI4656

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/886001-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. F.P.E. Wiemans
  • mr. W.J. Kolkert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met een vuurwapen in Grave zonder voorbedachten rade

In de nacht van 8 op 9 augustus 2008 vond er een fatale confrontatie plaats in Grave tussen de verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer, de zwager van de verdachte, veroorzaakte overlast door tegen de caravan van de verdachte te schreeuwen en te bonken. Tijdens deze confrontatie heeft het slachtoffer een ruit van de caravan ingeslagen met een dakpan. De verdachte, die op dat moment in bed lag, heeft een geladen pistool gepakt, de deur van de caravan geopend en viermaal op het slachtoffer geschoten, wat leidde tot diens overlijden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade, omdat de verdachte in een acute situatie handelde zonder voorafgaand kalm beraad. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte de confrontatie zelf had opgezocht door de deur van de caravan te openen met een doorgeladen wapen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan doodslag en legde een gevangenisstraf van acht jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/886001-08
Datum uitspraak: 22 mei 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 oktober 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 mei 2008 ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Grave tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg), (met een vuurwapen) een of meer schot(en) op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
artikel(en) 287/289 jo 47 Wetboek van Strafrecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
Vaststaande feiten.
In de nacht van 8 augustus 2008 op 9 augustus 2008 omstreeks 03.50 uur is [slachtoffer] op perceel [adres verdacht] naar de caravan van verdachte gegaan en heeft daar hard naar verdachte geschreeuwd. Hij heeft daarbij ook op de caravan van verdachte gebonsd. Verdachte en zijn vriendin lagen op dat moment in bed. [slachtoffer] heeft vervolgens met een dakpan zo hard op de kunststoffen ruit van de caravan geslagen dat deze ruit stuk is gegaan en een deel van die dakpan is in de caravan van verdachte terecht gekomen. Verdachte is vervolgens opgestaan, heeft zich aangekleed en heeft vervolgens een geladen pistool gepakt. Op het moment dat [slachtoffer] nog tegen verdachte stond te schreeuwen en tegen de caravan bonsde heeft verdachte zijn pistool doorgeladen en de haan terug gedaan. Hij heeft enige tijd daarna de deur van de caravan van het slot gedaan en geopend en onmiddellijk aansluitend viermaal op [slachtoffer] geschoten. Verdachte heeft direct na het schieten de deur van de caravan dichtgedaan en afgesloten1. [slachtoffer] is van de caravan van verdachte vandaan gewankeld en is in aanwezigheid van zijn zoon bij een pilaar bij het hekwerk op de grond terecht gekomen2.
[slachtoffer] is gereanimeerd en naar het ziekenhuis in Nijmegen vervoerd3. [slachtoffer] is op 9 augustus 2008 omstreeks 05.38 uur in het ziekenhuis te Nijmegen overleden4. Het overlijden van [slachtoffer] wordt volledig verklaard door de belemmering van de hartactie die is ontstaan ten gevolge van bloedverlies volgend op een doorschot door de rechterhartkamer5.
Het pistool waarmee verdachte heeft geschoten was het eigendom van verdachte. Dit pistool is direct na de aanhouding van verdachte in de caravan van verdachte op een tafel aangetroffen6. De patronen waarmee [slachtoffer] om het leven is gebracht zijn afkomstig uit het pistool dat bij verdachte is aangetroffen7. Op de grond bij de deur van de caravan zijn vier hulzen van patronen uit het pistool van verdachte aangetroffen8. Nabij de deur van de caravan is op de grond bloed van het slachtoffer aangetroffen9.
Het luide schreeuwen naar verdachte, het bonzen op de caravan van verdachte en het schieten door verdachte is door buurtbewoners in de omgeving van het kampje aan de [adres verdachte] te Grave duidelijk te horen geweest10.
Het standpunt van de officier van justitie.
Vast staat dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht.
Het op korte afstand tot vier maal toe schieten op een persoon brengt met zich dat de opzet ook aanwezig is.
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Nadat er een dakpan door de plastic ruit van de caravan van verdachte wordt gegooid pakt verdachte een vuurwapen, haalt daar het plastic omhulsel vanaf en laadt hij het vuurwapen door. Ook trekt hij de haan terug. Deze handelingen zijn redengevend voor de conclusie dat verdachte op dat moment al het besluit heeft genomen om op het slachtoffer te schieten en hem van het leven te beroven. Met name het doorladen van een vuurwapen wijst op het wilsbesluit om dat wapen ook daadwerkelijk te gebruiken.
Voor voorbedachte raad is daarnaast nodig dat er een moment van bezinning kan zijn, dat wil zeggen dat verdachte de tijd heeft gehad de gevolgen van zijn voorgenomen daad te overzien. Dit moment hoeft niet lang te duren en kan ook extreem kort zijn. De woorden “na kalm beraad en rustig overleg” zijn daarom enigszins misleidend.
Vast staat dat er enige tijd is geweest tussen het pakken en doorladen van het wapen en het schieten. Verdachte verklaart zelf bij de reconstructie dat hij na het doorladen van het wapen even is blijven staan. Verdachte heeft in ieder geval tot aan het openen van de deur - ook een indicatie van het reeds voorgenomen besluit - de tijd gehad zich te bezinnen over het feit dat hij ging plegen.
Dat er op dat moment ook stresserende factoren waren is evident, maar dit staat het aannemen van de voorbedachte raad niet in de weg. Ook een bepaalde gemoedstoestand sluit de voorbedachte raad niet uit, het gaat om de mogelijkheid tot bezinnen. In welke gemoedsgesteldheid verdachte dat heeft gedaan is voor de voorbedachte raad en daarmee voor de kwalificatie van het delict niet van belang.
Verdachte heeft de deurt van de caravan geopend, terwijl het slachtoffer tegen die deur, of vlak daarnaast, aan het bonken was. Dit leidt er toe dat verdachte, zoals zijn [vriendin verdachte] ook heeft verklaard, dat het slachtoffer zich vlak voor de deur zou bevinden.
Het onder deze omstandigheden openen van een deur, bewapend met een doorgeladen vuurwapen, is redengevend voor de conclusie dat verdachte een einde wilde maken aan de op dat moment bestaande situatie. Het moest gewoon ophouden. Ook dit bevestigt de voorbedachte raad.
De officier van justitie is van mening dat moord moet worden bewezenverklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte het slachtoffer heeft doodgeschoten, maar dat daarbij geen sprake is geweest van voorbedachten rade. Het is niet gebleken dat gedurende de verwikkelingen rondom de tourcaravan van verdachte sprake is geweest van een situatie waarin verdachte met voorafgaand kalm en rustig beraad heeft kunnen handelen, laat staan heeft gehandeld. Voorts is geen bewijs voorhanden dat het doden van het slachtoffer is voortgekomen uit een voorafgaand aan de confrontatie met het slachtoffer opgezet plan.
De verdediging is dan ook van mening dat het impliciet subsidiair tenlastelegde feit, doodslag, bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het pistool ter hand heeft genomen, dit pistool heeft doorgeladen en daarmee vanuit de deuropening van zijn caravan van dichtbij vier maal op [slachtoffer] heeft geschoten, en hem daarbij in de borst heeft getroffen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen volgt de opzet tot het doden.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat deze doodslag met voorbedachten rade is gepleegd. Bij de beantwoording van deze vraag zijn niet alleen de feitelijke gedragingen van verdachte van belang, maar ook de context waarbinnen deze zich hebben voorgedaan.
Het incident tussen verdachte en [slachtoffer] die nacht begint op het moment dat [slachtoffer] naar de caravan van verdachte gaat en op de caravan bonst/slaat en daarbij in de richting van verdachte schreeuwt en roept dat hij eruit moet komen, althans woorden van soortgelijke strekking11. Het is dan midden in de nacht en verdachte slaapt. Verdachte wordt wakker en reageert richting [slachtoffer]. Vervolgens heeft [slachtoffer] met een dakpan de kunststoffen ruit van de caravan ingeslagen, waarbij een deel van die dakpan in de caravan van verdachte is terecht gekomen. [slachtoffer] is doorgegaan met schreeuwen en heeft hij op de caravan en op de deur van de caravan staan bonzen. Verdachte is uit bed gegaan, heeft zich aangekleed en heeft een geladen pistool gepakt. Hij heeft aldus bewapend enige momenten bij de deur van de caravan gestaan, heeft de deur van het slot gedaan, heeft de deur geopend en is onmiddellijk gaan schieten. Dit alles heeft zich binnen 2 a 3 minuten afgespeeld.
Gelet op het samenstel van de opeenvolgende handelingen van zowel het slachtoffer als verdachte in en rond de caravan kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat daarbij sprake is geweest van voorbedachten rade in de zin van de wet. Naar het oordeel van de rechtbank kan een reëel moment van bezinning niet worden afgeleid uit het ter hand nemen en doorladen van het vuurwapen, omdat verdachte rekening hield - en naar het oordeel van de rechtbank een korte tijd mocht houden - met de mogelijkheid dat [slachtoffer] zou proberen binnen te dringen in de caravan. Er zijn evenmin andere bewijsmiddelen aanwezig die afdoende wijzen op een reëel moment van bezinning bij verdachte. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van het bestanddeel “voorbedachten rade”.
Hierna zal bij de bespreking van het noodweer(exces)verweer nader worden ingegaan op de verdere beoordeling van de situatie.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 09 augustus 2008 te Grave opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft verdachte met dat opzet, met een vuurwapen schoten op die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid van het feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is daarom strafbaar zoals hiervoor bewezen is verklaard.
De strafbaarheid van de verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van noodweer/noodweerexces.
Het slachtoffer heeft geroepen, op de caravan van verdachte gebonkt en een plastic raam vernield. Verdachte wist dat het zijn zwager was die stampij stond te maken. Verdachte heeft viermaal van dichtbij met een vuurwapen geschoten op het slachtoffer. Dit staat dusdanig niet in verhouding met de geschetste aanranding, dat niet gesproken kan worden over verdediging en dus ook geen juridische noodweersituatie mag worden aangenomen.
Daarnaast is de eis van de subsidiariteit met voeten is getreden. Deze eis betekent zoveel dat er geen andere keuze was dan zelfverdediging.
Er is tot aan het schieten één ruit van de caravan gesneuveld en daarnaast geldt dat ondanks het feit dat het slachtoffer volgens verdachte en zijn vriendin naar binnen probeerde te komen, dit niet lukte. Dat betekent dat er veel keuzes waren voor verdachte en zijn vriendin. Zonder alternatieven te proberen pakt verdachte een illegaal wapen, laadt het door, doet de deur van de caravan open – terwijl hij weet dat het slachtoffer daar staat – en schiet viermaal op hem. Dit levert absoluut geen noodweersituatie op.
Zoals aangegeven is er geen sprake van een noodweersituatie. Dit staat een beroep op noodweerexces dan ook in de weg.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van noodweer en noodweerexces.
De verdediging is van mening dat sprake is geweest van aanranding van een goed, te weten de toercaravan, alsmede van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding van verdachte en diens partner door het slachtoffer. Derhalve is sprake geweest van een noodweersituatie waarin verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte beroept zich aldus op noodweer. Verdachte kon zich slechts aan de aanranding onttrekken door via de deur van de caravan te vluchten. Hij was dit ook van plan toen hij de deur van de caravan van het slot haalde en opende.
Indien de rechtbank mocht oordelen dat verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is die overschrijding het onmiddellijk gevolg geweest van de hevige gemoedstoestand, die is veroorzaakt door het onmiddellijk dreigend gevaar van de aanranding door het slachtoffer. Verdachte beroept zich daarbij op noodweerexces.
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van noodweer en noodweerexces.
De rechtbank neemt aan dat er door de aanvankelijke handelingen van [slachtoffer] sprake is geweest van onmiddellijk aanranden van een goed, te weten de beschadiging/vernieling van een ruit van de caravan van verdachte. Daarnaast heeft [slachtoffer] zich, mede gelet op tijd en plaats, in (algemeen) dreigende zin uitgelaten richting verdachte. Daarbij neemt de rechtbank aan dat bij verdachte een zekere mate van angst heeft bestaan.
[slachtoffer] bleef verbaal agressief en sloeg/bonkte ook bij voortduring op de caravan. De deur van de caravan was echter op slot, en kon door [slachtoffer] op dat moment van buiten niet dan met veel (extra) geweld worden geopend. Het was voor [slachtoffer] (alleen al vanwege zijn postuur) niet mogelijk om via een van de ramen de caravan binnen te komen, aangezien verdachte heeft verklaard dat hij en zijn vriendin de caravan niet via de ramen konden verlaten. Verdachte en zijn vriendin bevonden zich aldus op een relatief veilige plaats zolang [slachtoffer] zich niet met geweld de toegang tot de caravan zou verschaffen. Uit niets is gebleken dat [slachtoffer] dat daadwerkelijk heeft willen doen; na het inslaan/ingooien van een ruit heeft [slachtoffer] uitsluitend op de deur en de wand van de caravan gebonkt/geslagen en geschreeuwd.
Toen verdachte de deur van de caravan opende, zou hij verrast zijn door het feit dat [slachtoffer] zich in de onmiddellijke omgeving van de deur bevond. Dit gedeelte van het verweer wordt verworpen. Uit de verklaringen van [zoon slachtoffer] en de vriendin van verdachte blijkt dat verdachte heeft geschoten terwijl [slachtoffer] nog steeds op de caravan sloeg/bonkte. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van een aantal buurtbewoners. Ook voor verdachte moet het dus in de caravan volstrekt duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer] zich in de onmiddellijke nabijheid van de caravan bevond toen hij de deur van het slot deed en opende.
Verdachte heeft ter zitting verder aangevoerd dat hij en zijn vriendin de caravan uit wilden vluchten. Dat verdachte wilde vluchten acht de rechtbank evenmin geloofwaardig. Verdachte en zijn vriendin hebben dit niet eerder verklaard en verdachte heeft meteen na het schieten de deur gesloten en is verder in zijn caravan gebleven tot de politie kwam.
Er was door het gedrag van [slachtoffer] of de andere concrete feiten en omstandigheden geen situatie aanwezig die het van het aangaan van een confrontatie met toepassing van levensbedreigend geweld door verdachte kan rechtvaardigen
Verdachte heeft zonder enige noodzaak daartoe zelf de confrontatie met het slachtoffer gezocht door met een doorgeladen pistool de deur van zijn caravan van het slot te halen, te openen en direct aansluitend viermaal op borsthoogte te schieten terwijl hij wist dat het slachtoffer in de directe nabijheid van de deur van zijn caravan stond. Het handelen van verdachte kan daarom niet als een vorm van verdediging worden aangemerkt, en er is daarom geen sprake van noodweer. Om die zelfde reden kan er ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36f, 60a, 287.
De strafmotivering.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het impliciet primair tenlastegelegde (moord) vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van veertien jaren met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft ter zitting van 8 mei 2009 voorts aangevoerd dat verdachte volkomen onnodig een einde heeft gemaakt aan het leven van het slachtoffer. Hij heeft zijn zwager in koelen bloede afgeschoten. Hij heeft hiermee inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht dat een mens heeft, het recht om te leven. Verdachte heeft hiermee de nabestaanden, waaronder zijn eigen zus, onnoemelijk veel leed toegebracht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, één der zwaarste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft, terwijl er vele alternatieven waren, onder meer uit boosheid ervoor gekozen een einde te maken aan het gedoe. Hij heeft hiermee aangetoond geen enkel respect te hebben voor het menselijk leven. Alleen hierom al past hier enkel een gevangenisstraf van lange duur.
Verdachte heeft dodelijk geweld toegepast op een persoon die weliswaar tekeer ging, maar die niet in de caravan van verdachte kon komen. De aanloop naar het doodschieten van het slachtoffer dient wel meegenomen te worden in de op te leggen straf, maar slechts in zeer geringe mate. Deze vorm van eigenrichting moet hard worden aangepakt.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat beide civiele vorderingen voldoende zijn onderbouwd en volledig toewijsbaar zijn, inclusief het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 9 augustus 2008.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het doden van een medemens is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het recht op leven, het hoogste rechtsgoed. Hij heeft zijn negenenveertig jarige zwager opzettelijk doodgeschoten. Hij heeft daarmee niet alleen het slachtoffer getroffen, maar ook zijn directe omgeving. Hij heeft de partner van het slachtoffer, haar zonen en verdere familie onherstelbaar leed aangedaan.
Bij de strafoplegging weegt de rechtbank behalve de gevolgen voor de nabestaanden ook mee dat het misdrijf grote onrust en gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt; in de gemeenschap in het algemeen en op het woonwagenkampje aan de [adres verdachte] in Grave en de buurt waarin dit kampje is gelegen in het bijzonder.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is en zal in deze zaak dan ook een langdurige gevangenisstraf opleggen.
In licht strafmatigende zin zal de rechtbank bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf meewegen dat het latere slachtoffer door zijn handelen heeft bijgedragen aan een situatie die verdachte ertoe heeft gebracht de totaal disproportionele en fatale schoten af te vuren.
De rechtbank zal bovendien een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde in voldoende mate tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke langdurige vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [vrouw slachtoffer].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [zoon slachtoffer].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Voor zover uit de term ‘’voorschot’’ valt af te leiden dat de benadeelde partij een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden schade te vorderen omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt, zal de rechtbank de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verzoek opheffing van de voorlopige hechtenis.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank wijst dit verzoek gelet op het hiervoor overwogene af.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
doodslag
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1481,40 subsidiair 24 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [vrouw slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.481,40 (zegge: eenduizendvierhonderdeenentachtig euro en veertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [vrouw slachtoffer], van een bedrag van EUR 1.481,40 (zegge: eenduizendvierhonderdeenentachtig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2008.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3000,00 subsidiair 40 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [zoon slachtoffer] van een bedrag van EUR 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [zoon slachtoffer], van een bedrag van EUR 3.000,- (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2008.
Voor zover uit de term ‘’voorschot’’ valt af te leiden dat de benadeelde partij een voorbehoud maakt om een hoger bedrag ter zake geleden schade te vorderen omdat de schade naar later kan blijken in werkelijkheid het thans gevorderde schadebedrag overstijgt, zal de rechtbank de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2009.
1 zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2009
2 zie verhoor van [zoon slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 2 april 2009 en het proces-verbaal van verhoor van [zoon slachtoffer] bij de politie op de pagina’s 120 en 121
3 zie proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de pagina’s 9 tot en met 12
4 zie proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] op pagina 99
5 zie deskundigenrapport van het NFI afdeling Pathologie, NFI zaaknummer: 2008.08.08.033, van deskundige op pagina 129
6 zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2009 en het proces-verbaal van doorzoeking woning van 9 augustus 2008 op pagina 62
7 zie deskundigenrapport van het NFI, NFI zaaknummer: 2008.08.08.033 ten aanzien van het wapen- en munitieonderzoek, van 4 november 2008 (Bijlage 12 PVPD) pagina 6/6
8 zie proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] op de pagina’s 89 en 90
9 zie deskundigenrapport van het NFI, NFI zaaknummer: 2009.08.08.033 ten aanzien van dna-onderzoek, van 4 november 2008 (Bijlage 9 MPV) pagina 5/6
10 zie processen-verbaal van verhoor van respectievelijk [getuige 1] op de pagina’s 84 en 85, [getuige 2] bij de rechter-commissaris, [getuige 3] op de pagina’s 207 en 208
11 zie PV van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op pagina 31, de verklaring van verdachte en de verklaring van de getuige [zoon slachtoffer] op pagina 120