ECLI:NL:RBSHE:2009:BI3784

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
177489 / FA RK 08-3508
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 mei 2009 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, hetgeen door de man niet is betwist. De vrouw heeft verzocht om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, alsook een bijdrage in haar levensonderhoud. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat hij gehouden is tot het betalen van alimentatie, onder andere omdat de vrouw samenwoont met een ander en zich jegens hem zodanig heeft gedragen dat hij niet meer kan worden verplicht tot alimentatie. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot echtscheiding en het voortgezet gebruik van de woning toegewezen, maar de verzoeken om alimentatie zijn beoordeeld op basis van de financiële situatie van de man, die in Taiwan woont en daar een inkomen genereert. De rechtbank heeft de draagkracht van de man vastgesteld en bepaald dat hij een bijdrage van € 623,00 per maand aan de vrouw moet betalen. Tevens is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de orde gekomen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de activa en passiva van de gemeenschap op een eerlijke manier verdeeld moeten worden. De rechtbank heeft de verdeling van de inboedel, bankrekeningen en andere activa vastgesteld, en heeft bepaald dat de vrouw de inboedelgoederen die zij onder zich heeft mag behouden. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer: 177489 / FA RK 08-3508
Uitspraak: 04 mei 2009
Beschikking betreffende echtscheiding in de zaak van
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam
tegen:
[de man]
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. E. Geerings,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen ter griffie op 23 juni 2008;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek van de man;
- het verweerschrift van de vrouw op het zelfstandig verzoek van de man;
- de correspondentie, waaronder met name:
-de brief met bijlagen van mr. Geerings, gedateerd 20 februari 2009;
-de brief met bijlagen van mr. Ten Rouwelaar, gedateerd 25 februari 2009;
-de brief met bijlagen van mr. Ten Rouwelaar, gedateerd 29 maart 2009.
De vrouw verzoekt echtscheiding met nevenvoorzieningen.
De man verzoekt nevenvoorzieningen.
De zaak is behandeld ter zitting van 06 maart 2009. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De griffier heeft de minderjarige kinderen in de gelegenheid gesteld om hun mening omtrent de gevolgen van de echtscheiding aan de rechter kenbaar te maken De minderjarigen hebben daarvan gebruik gemaakt.
De beoordeling
Bewijsstukken
Uit de overgelegde bewijsstukken blijkt de nationaliteit en de woonplaats van partijen, alsmede waar en wanneer zij met elkaar zijn gehuwd.
Tevens blijkt daaruit de geboorte van hun thans nog minderjarige kinderen:
-[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats]op [datum];
-[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats]op [datum];
Echtscheiding
Het verzoek tot echtscheiding is gegrond op de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De duurzame ontwrichting is door de man niet betwist, zodat deze vaststaat.
Het verzoek kan derhalve worden toegewezen.
Hoofdverblijf, omgangsregeling en kinderalimentatie
De verzoeken inzake het hoofdverblijf, de omgangsregeling en de kinderalimentatie zijn ter zitting ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
De vrouw verzoekt te bepalen, naar de rechtbank begrijpt, dat zij gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning tot aan de dag waarop die woning zal zijn verkocht en waarbij de man de lasten van de woning voldoet.
De man voert verweer. Hij is van mening dat het voortgezet gebruik gelimiteerd dient te worden tot maximaal zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man is voorts van mening dat de gebruikslasten van de woning volledig voor rekening dienen te komen van de vrouw en de eigenaarslasten van de woning voor de helft. Daarbij merkt de man op dat hetgeen de vrouw uit dien hoofde verschuldigd is kan worden verrekend met de vrijkomende overwaarde bij verkoop van de woning.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de man is het verzoek van de vrouw tot voortgezet gebruik van de woning niet betwist, anders dan dat dit op grond van de wet gelimiteerd is tot zes maanden. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen in die zin dat de vrouw conform de wettelijke regeling gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning gedurende een periode van zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen verschillen voorts van mening omtrent de vraag wie gedurende deze periode de kosten van de woning dient te dragen. Met de man is de rechtbank van oordeel dat de normale gebruikslasten van de woning door de vrouw moeten worden gedragen. Ten aanzien van de eigenaarslasten is de bij beschikking voorlopige voorzieningen bepaald dat deze ten laste van de man komen. De man is thans van mening dat deze lasten moeten worden gedeeld. In beginsel zijn beide partijen gerechtigd tot de vruchten van een gemeenschappelijk goed en dienen zij in beginsel naar evenredigheid van hun aandeel bij te dragen in de lasten van dat goed. De redelijkheid en billijkheid kunnen met zich brengen dat daarvan wordt afgeweken. Indien de man de volledige eigenaarslasten van de woning draagt komen deze ten laste van zijn draagkracht in het kader van de alimentatie. In dat geval brengt de redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de eigenaarslasten waarmee bij het bepalen van de onderhoudsbijdrage ten volle rekening wordt gehouden, nadien niet meer tussen partijen verrekend kunnen worden. De rechtbank zal mede gelet op de aanwezige draagkracht bij de man, zoals hierna zal blijken, bepalen dat de man de volledige eigenaarslasten van de woning voor zijn rekening dient te nemen zonder nadere verrekening tussen partijen.
Partneralimentatie
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen, alsmede en bijdrage in haar levensonderhoud.
Zij acht de man in staat totaal een bedrag van € 1.403,-- per maand aan kinder- en partneralimentatie te voldoen, zodra de echtelijke woning is verkocht. Tot die tijd wenst zij een bedrag van € 367,-- per maand te ontvangen.
De man voert verweer. De man betwist de behoefte van de vrouw aan een bijdrage in haar levensonderhoud. In dat verband stelt de man dat hij niet gehouden is om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te betalen. Aan die stelling legt de man ten grondslag dat de vrouw samenwoont met een ander als ware zijn gehuwd. Voorts legt de man aan die stelling ten grondslag dat er gronden zijn de bijdrage in levensonderhoud te matigen, omdat de vrouw zich jegens hem zodanig heeft gedragen dat in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd dat hij bijdraagt in het levensonderhoud van de vrouw en dat door dat gedrag de lotsverbondenheid tussen partijen is komen te vervallen.
Ten slotte betwist de man dat hij draagkracht heeft om de verzochte onderhoudsbijdrage te voldoen.
Behoefte
Matiging
De rechtbank zal vooreerst beoordelen of sprake is van zodanige omstandigheden die moeten leiden tot een matiging van de onderhoudsbijdrage. Door de man is in dit verband aangevoerd dat de vrouw geen medewerking heeft verleend om de gevolgen van de echtscheiding in goede harmonie te regelen, dat de vrouw de kinderen de deur heeft gewezen en dat de vrouw hem heeft beschuldigd van sexueel misbruik van de kinderen en andere jeugdigen.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of de verplichting van de ene echtgenoot om bij te dragen in het levensonderhoud van de andere echtgenoot op grond van het gedrag van de tot onderhoud gerechtigde moet komen te vervallen of moet worden gematigd, grote terughoudendheid geboden is.
De door de man gestelde gedragingen van de vrouw hebben allen plaatsgehad nadat tussen partijen huwelijksproblemen waren gerezen en deels nadat door de rechtbank voorlopige voorzieningen zijn vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat de afwikkeling van een huwelijk gepaard gaat met emoties. Deze emoties kunnen partijen er toe brengen, vanwege het verbreken van de relatie, elkaar over en weer van alles te verwijten en toe te voegen, hetgeen zij onder normale omstandigheden zouden nalaten. De vraag die de rechter alsdan dient te beantwoorden is of het gedrag, in casu van de vrouw, grensoverschrijdend is geweest in die zin dat daaraan het gevolg moet worden verbonden dat de lotsverbondenheid, als grond voor de alimentatieplicht, komt te vervallen.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt van een sterk verstoorde verhouding tussen partijen, die is terug te voeren op de echtscheidingsproblematiek.
Ten aanzien van het feit dat de vrouw niet mee wilde werken aan een regeling in harmonie overweegt de rechtbank dat zulks geen reden kan zijn om een onderhoudsplicht te matigen. Beide partijen kunnen gegronde redenen hebben om niet in te gaan op voorstellen van de ander. Hetgeen de één ten opzichte van de ander daaromtrent ervaart is puur van subjectieve aard. Partijen kunnen zich in een vroeg stadium laten bijstaan door een advocaat, zo één van hen meent dat de ander zich onredelijk opstelt.
Ten aanzien van het feit dat de vrouw de kinderen de deur heeft gewezen, blijkt dat zulks niet het direct gevolg is van de huwelijksproblematiek van partijen, maar zijn oorzaak vindt in het feit dat de kinderen problemen hebben met de wijze waarop de vrouw haar leven is gaan inrichten na vertrek van de man. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat zulks voor de man moeilijk is, is deze omstandigheid mede gelet op de leeftijd van de kinderen niet zodanig uitzonderlijk dat om die reden de onderhoudsplicht komt te vervallen of moet worden gematigd.
Ten aanzien van het vermeende sexueel misbruik overweegt de rechtbank dat door de vrouw weliswaar beschuldigingen zijn geuit, doch enkel in het kader van de onderhavige procedures. Als zodanig zijn deze beschuldigingen te rangschikken onder de voormelde emotionele omstandigheden waarmee het verbreken van een huwelijk gepaard gaat. Van structurele beschuldigingen en negatieve strafrechtelijke gevolgen voor de man is de rechtbank niet gebleken. De relatie tussen de man en de kinderen is nog steeds goed te noemen. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat de lotsverbondenheid tussen partijen in casu tevens zijn grond vindt in een langdurig huwelijk, waaruit vier kinderen zijn geboren en waarbinnen de vrouw, als onbetwist gesteld, de zorg heeft gehad voor de kinderen en de man voor de inkomsten zorgde.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van zodanige omstandigheden dat aan de lotsverbondenheid tussen partijen een eind is gekomen door gedragingen van de vrouw, noch dat sprake is van zodanige gedragingen dat de onderhoudsverplichting van de man moet worden gematigd.
Samenwoning
De stelling van de man dat de vrouw samenwoont met een ander als ware zij gehuwd is door haar gemotiveerd betwist. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vrouw aantoont dat zij een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand heeft naar de norm voor een alleenstaande.
Namens de man zijn verder geen onderbouwende stukken van zijn stelling overgelegd, noch is een aanbod gedaan tot bewijs van zijn stelling.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze stelling van de man moet worden gepasseerd.
Omvang behoefte
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw haar behoefte niet nader becijfert. Zij stelt behoefte te hebben aan een totale onderhoudsbijdrage van de man van € 1.403,-- bruto per maand, zonder onderscheid te maken tussen kinder- en partneralimentatie. De rechtbank dient derhalve de behoefte van de vrouw te begroten.
De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt het fiscaal loon van de man over 2007 van € 67.965,--. Partijen zijn begin 2008 gescheiden gaan wonen en gesteld noch gebleken is dat de vrouw in 2007 inkomsten had. Indien rekening wordt gehouden met een fiscaal loon van € 67.975,--, zonder fiscale aftrekposten en na correctie inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, begroot de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man over 2007 op € 3.409,-- per maand. Indien voorts rekening wordt gehouden met de aanwezigheid in 2007 van twee minderjarige kinderen en twee jong-meerderjarige kinderen in het gezin begroot de rechtbank het aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarige kinderen op totaal € 780,-- per maand. Gelet op de door de vrouw gestelde totale bruto behoefte van € 1.403,-- resteert voor de vrouw na aftrek van de kosten kinderen een bedrag van € 623,-- bruto per maand.
Voorts is tussen partijen in geschil of de vrouw volledig in eigen levensonderhoud kan voorzien. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vrouw een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand heeft. Met goedkeuring van de gemeente tracht de vrouw een eigen bedrijf op te starten. Daaruit genereert zij thans nog geen inkomsten. De rechtbank is aldus van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij thans behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage. Van de vrouw kan evenwel worden verwacht dat zij alles in het werk stelt om met haar eigen bedrijf zodanige inkomsten te genereren dat zij geen behoefte meer heeft aan een onderhoudsbijdrage van de man.
Draagkracht van de man
Voor de bepaling van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de navolgende financiële gegevens. Voor zover die gegevens tussen partijen niet vaststaan zal de rechtbank hierop gemotiveerd ingaan.
Inkomen
Door de man is ter zitting een draagkrachtberekening overgelegd, uitgaande van een netto inkomen van € 4.017,-- per maand, gebaseerd op de overgelegde salary-sheets.
Door de vrouw is dit inkomen betwist. Zij is van mening dat het Nederlands fiscaal loon over 2008 tot uitgangspunt moet worden genomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat de man sinds [datum]werkzaam is in Taiwan, aldaar ook woont en dat zijn huidig inkomen onderhevig is aan de Taiwanese belastingheffing. Namens de man is ontbetwist gesteld dat de verhuizing naar Taiwan reeds onderwerp van gesprek was ten tijde van de samenwoning van partijen, zodat de rechtbank het huidige inkomen van de man in Taiwan tot uitgangspunt neemt. Indien sprake is van een buitenlands inkomen dient in afwijking van wat gebruikelijk is een netto draagkrachtberekening te worden gemaakt. In relatie tot het Nederlandse fiscaal loon van de man over 2008 is naar het oordeel van de rechtbank het huidige netto inkomen van € 4.017,-- per maand daarmee vergelijkbaar en wordt daarmee rekening gehouden.
Normbedrag
De man is van mening dat rekening moet worden gehouden met het WWB-normbedrag voor een echtpaar verhoogd met een opslag vanwege de hogere levensstandaard in Taiwan.
De vrouw is van mening dat rekening moet worden gehouden met het WWB-normbedrag voor een alleenstaande, aangezien de nieuwe partner van de man in staat moet worden geacht in eigen levensonderhoud te voorzien.
De rechtbank overweegt als volgt.
Dat het leven in Taiwan duurder is dan het leven in Nederland is niet aannemelijk gemaakt.
Uit de toelichting bij de overgelegde salary-sheets blijkt dat de “allowances” die aan de man worden verstrekt geen verband houden met een specifiek hogere levensstandaard in Taiwan, doch aan elke “expat” worden verstrekt ongeacht het land van tewerkstelling. Daarbij wordt weliswaar rekening gehouden met bepaalde “inconveniences” die gepaard gaan met het werk als expat, doch deze inconveniences dienen voor rekening en risico van de man te komen, omdat het uiteindelijk zijn keuze is geweest om in Taiwan te gaan werken en wonen. Derhalve wordt geen rekening gehouden met een opslag voor duurdere kosten voor levensonderhoud.
Voorts is de rechtbank niet geïnformeerd over het inkomen van de partner van de man, noch is de rechtbank gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de partner van de man geen inkomsten kan verwerven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat rekening moet worden gehouden met het Wwb-normbedrag voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, doch inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud.
Maandelijkse lasten
Woonlasten
Door de man zijn de navolgende woonlasten gesteld:
-een huurlast van de woning in Taiwan: € 891,-- per maand;
-de lasten van de voormalige echtelijke woning in Nederland, te weten:
-een hypotheekrente van € 1.183,-- per maand;
-een eigenaarslastenforfait van € 95,-- per maand;
-de huurlast van een woning in Nederland: € 763,-- per maand.
De vrouw is van mening dat geen rekening kan worden gehouden met de huurlast van de woning in Nederland, omdat de man deze woning op vrijwillige basis aanhoudt en inmiddels de huur daarvan heeft opgezegd. Voorts is de vrouw van mening dat de huurlasten van de woning in Taiwan door de nieuwe partner van de man worden betaald.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de toelichting bij de salary sheet blijkt dat de man een “location allowance” ontvangt, waarin tevens een bedrag voor huisvesting is opgenomen. Dit bedrag wordt aldus bij het inkomen van de man opgeteld en is derhalve verwerkt in voormeld netto inkomen. Dat de partner van de man de huur van de woning betaald is de rechtbank niet gebleken. Aldus wordt rekening gehouden met de gestelde huurlast van de woning in Taiwan van € 891,-- per maand.
Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is vermeld over de gebruiksvergoeding van de echtelijke woning wordt eveneens rekening gehouden de woonlasten van die woning, tot op het moment dat de woning wordt geleverd aan een derde dan wel dat de man anderszins zijn betalingen staakt.
Geen rekening wordt gehouden met de huurlast van de woning in Nederland. Van een noodzaak voor de man om deze woning aan te houden is niet gebleken. Bovendien is door de vrouw gemotiveerd gesteld dat de huur van de woning is opgezegd en is namens de man hiertegen onvoldoende verweer gevoerd.
Ziektekosten
De door de man gestelde ziektekosten zijn niet betwist.
De rechtbank houdt rekening met:
-premie basisverzekering : € 221,53
-eigen risico : € 13,00
-af: in de bijstandsnorm begrepen
nominaal deel : € 43,--
€ 191,53
Kosten omgangsregeling
De man stelt een bedrag van € 150,-- wegens kosten omgangsregeling. Uit het debat ter zitting volgt dat dit bedrag gebaseerd is op het feit dat de man tweemaal per jaar naar Nederland wil komen om de kinderen te zien, dan wel de kinderen naar Taiwan wil laten komen.
De vrouw is van mening dat er geen omgang plaats heeft en ook in de toekomst niet zal plaatsvinden, omdat de vriendin van de man zijn kinderen niet accepteert.
De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is dat de man tweemaal per jaar naar Nederland komt enkel en alleen om de kinderen te zien, waardoor niet vast staat dat de reiskosten enkel betrekking hebben op de omgang met de kinderen. Aannemelijk is wel dat de man indien hij in Nederland is de kinderen zal bezoeken. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de man ook vanuit Taiwan nog contacten onderhoud met de kinderen, zoals via de telefoon en hun zakgeld betaald en dat sprake is van koersverlies wegens het omwisselen van geld. De rechtbank zal in redelijkheid rekening houden met een bedrag van € 75,-- kosten omgang ten behoeve van de twee minderjarige kinderen.
Bijzondere kosten
De man stelt een bedrag van € 250,-- per maand wegens bijzondere kosten. Volgens de man zijn deze kosten noodzakelijk vanwege de telefonische contacten met de kinderen, woonlasten en kosten voor socialisatie.
De vrouw betwist dat met deze kosten rekening kan worden gehouden, aangezien deze kosten uit de toepasselijke bijstandsnorm of vrij te laten draagkrachtruimte moeten worden voldaan.
De rechtbank overweegt dat voor zover deze kosten zien op telefoonkosten en woonlasten, daarmee hiervoor al rekening is gehouden bij de kosten omgangsregeling en de woonlasten.
Ten aanzien van de kosten voor socialisatie – namens de man ter zitting nader omschreven als de kosten voor een Nederlandse krant en het lidmaatschap van een vereniging ten behoeve van expats – overweegt de rechtbank dat deze kosten niet nader gespecificeerd zijn. Zoals hiervoor reeds is overwogen wordt de man een algemene allowance toegekend vanwege het feit dat hij als expat werkzaam is, zonder dat deze vergoeding moet worden besteed aan genoemde kosten. Voorts zijn deze kosten naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig bijzonder dat deze niet uit de vrij te laten draagkrachtruimte kunnen worden voldaan en ten laste van de onderhoudsplicht jegens de vrouw moeten worden gebracht. Met de post bijzondere kosten wordt verder geen rekening gehouden.
Herinrichtingskosten
De man stelt een bedrag van € 125,-- per maand wegens herinrichtingskosten. De vrouw betwist dat met dit bedrag rekening moet worden gehouden, omdat de inboedel verdeeld is.
De rechtbank overweegt dat door de vrouw onbetwist is gesteld dat de inboedel, op enkele spullen na, is verdeeld en zich bevindt in de huurwoning van de man in [woonplaats]. Dat de man deze goederen niet meer wenst te verschepen naar Taiwan is zijn keuze en kan aan de feitelijke verdeling niet afdoen. Voorts wordt door de man niet aangetoond, of en in welke mate hij goederen heeft gekocht. Met herinrichtingskosten kan derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen rekening worden gehouden.
Overige kosten
De man stelt een bedrag van € 385,-- per maand aan overige kosten. Ter zitting is dit bedrag namens de man onderbouwd als zijnde zak- en leefgeld voor de kinderen en kosten voor omwisseling van geld. Door de vrouw is betwist dat met deze kosten rekening kan worden gehouden.
De rechtbank overweegt dat voor zover deze kosten zien op de kinderen hiermee reeds rekening is gehouden bij de kosten omgangsregeling. Indien de man zak- en leefgeld betaalt aan de kinderen geschiedt dat voorts op vrijwillige basis. Voor het overige is door de man niet inzichtelijk gemaakt waar het bedrag van € 385,-- per maand betrekking op heeft, zodat daarmee geen rekening wordt gehouden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de man in staat moet worden geacht om – zowel in de situatie dat hij de woonlasten van de echtelijke woning draagt als de situatie dat hij deze niet meer voldoet – een bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen gelijk aan de hiervoor begrote behoefte.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
Beide partijen verzoeken te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap wordt gescheiden en gedeeld op de wijze zoals door hen aangegeven. Zij verschillen echter van mening omtrent de wijze van scheiding en deling.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting omvat de huwelijksgoederengemeenschap van partijen de navolgende activa en passiva:
activa:
-de woning staande en gelegen aan de [adres]te [woonplaats];
-een Rabobank premiedepot, gekoppeld aan de hypotheek, met nummer [nummer]
-de inboedel en andere roerende zaken in en om gemelde woning;
-een bankrekening bij de Rabobank, nummer [nummer], ten name van beide partijen;
-een effectenrekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer]ten name van beide
partijen;
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer], ten name van beide
partijen;
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer]name van beide
partijen;
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer [nummer], ten name van beide partijen;
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer [nummer], ten name van beide partijen;
-een spaarverzekering bij RVS, nummer [nummer], ten name van beide partijen;
-een hand-in-hand verzekering bij Interpolis, nummer[nummer], ten name van beide
partijen;
-aandelen en opties [bedrijf]:
-een auto, Chrysler Voyager;
-een auto, Peugot 106;
-een motor, Honda Magna.
passiva
-een hypothecaire geldlening bij de Rabobank, nummer [nummer];
-een vermeende schuld aan de heer [naam].
Peildatum
Partijen zijn ter zitting akkoord gegaan om wat de betreft de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap en de waardering van de onderscheiden boedelbestanddelen als peildatum 01 april 2008 te hanteren, tenzij uit de aard van een te verdelen goed anders voortvloeit.
De woning, de hypotheek en het premiedepot
De woning staande en gelegen aan de [adres]te [woonplaats] staat te koop. Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van deze woning.
De woning is bezwaard met een hypotheek bij de Rabobank met nummer [nummer].
Voorts is sprake van een premiedepot bij de Rabobank met nummer[nummer].
Aangezien omtrent de hoogte van de verkoopopbrengst van de woning nog geen duidelijkheid bestaat zal de rechtbank de wijze van verdeling vaststellen wat betreft voormelde boedelbestanddelen.
De bruto verkoopopbrengst van de woning, verminderd met de restant hypotheek Rabobank met nummer[nummer]per datum van notariële levering van de woning aan de koper(s), vermeerderd met de waarde van het premiedepot Rabobank met nummer [nummer]per datum van notariële levering van de woning aan de koper(s) en verminderd met de verkoopkosten die voor rekening van partijen komen, komt aan ieder van partijen voor de helft toe.
De rechtbank merkt nog op dat het enkele feit dat de man thans in Taiwan woont, de vrouw niet ontslaat van haar verplichting om tijdig met de man in overleg te treden omtrent zaken die samenhangen met de verkoop van de woning, waaronder de al dan niet aanvaarding van een uitgebracht bod.
Inboedel
Door de man is gesteld dat de inboedel bij helfte moet worden verdeeld.
De vrouw stelt dat inboedel door partijen reeds feitelijk is verdeeld op een aantal zaken na.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de vrouw is een overzicht overgelegd inzake de inboedelgoederen, waarop door haar is aangegeven hoe de verdeling heeft plaatsgevonden. Volgens de vrouw zijn de goederen die aan de man zijn toebedeeld allemaal aanwezig in de woning van de man te [woonplaats].
Noch de door de vrouw overgelegde inboedellijst, noch haar stelling dat de aan de man toebedeelde goederen in zijn woning te [woonplaats] staan is door de man gemotiveerd betwist. Het enkele feit dat de man de goederen niet naar Taiwan wil verschepen, staat aan toedeling van goederen niet in de weg. Voorts is noch door de vrouw, noch door de man een concreet voorstel gedaan omtrent de verdeling van de resterende goederen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de vrouw moeten worden toebedeeld de inboedelgoederen die zij thans onder zich heeft en aan de man moeten worden toebedeeld de inboedelgoederen die hij thans onder zich heeft, waarbij geldt dat de man de goederen die zich bevinden in zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] onder zich heeft.
Bank- en spaarrekeningen en -verzekeringen
Ten aanzien van de bankrekeningen, spaarrekeningen en verzekeringen is door de man het navolgende verdelingsvoorstel gedaan:
-aan de vrouw worden toebedeeld onder verrekening van de waarde:
-een bankrekening bij de Rabobank, nummer[nummer];
-een effectenrekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer];
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer];
-een spaarverzekering bij RVS, nummer[nummer];
-een hand-in-hand verzekering bij Interpolis, nummer[nummer];
-aan de man worden toebedeeld onder verrekening van de waarde:
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer[nummer];
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer[nummer];
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer [nummer].
Ter zitting is de vrouw akkoord gegaan met het voorstel van de man, zodat de rechtbank wat betreft de toedeling van de rekeningen dienovereenkomstig zal beslissen.
Door de man is gesteld dat de vrouw na 01 april 2008 in totaal ruim € 25.000,-- zonder toestemming van de rekeningen heeft opgenomen. Door de vrouw is daarentegen gesteld dat zij zich genoodzaakt heeft gezien bedragen van de gezamenlijke rekening af te halen, omdat de man is vertrokken zonder voorzieningen te treffen voor verzorging van de vrouw en de kinderen. Door de vrouw is vervolgens een overzicht overgelegd betreffende door haar gedane opnames ten behoeve van het gezin. Dit overzicht is door de man niet gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt dat nu partijen het eens zijn over de peildatum wat betreft de verdeling van onderscheiden boedelbestanddelen, uitgangspunt dient te zijn dat de rekeningen worden verdeeld naar het saldo op de rekeningen per 01 april 2008.
Uit de standpunten van partijen volgt dat de vrouw na 01 april 2008 kennelijk gelden heeft opgenomen van de gemeenschappelijke bankrekening [nummer]ten behoeve van de kosten van de huishouding. Op grond van artikel 1:81 BW in samenhang met artikel 1:84 BW hebben beide echtgenoten tijdens het huwelijk een verzorgingsverplichting jegens elkaar en dienen beide echtgenoten bij te dragen in de kosten van de huishouding. Deze verplichtingen eindigen niet op het moment dat de echtgenoten hun samenwoning verbreken. Eerst op het moment dat het huwelijk wordt ontbonden, dan wel andere voorzieningen zoals een alimentatieverplichting in de plaats treden, veranderen gemelde verplichtingen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het saldo van de gemeenschappelijke rekening [nummer]dient te worden verdeeld tegen de datum van feitelijke verdeling, aangezien door de vrouw onbetwist is gesteld dat zij na 01 april 2008 gelden van deze rekening heeft opgenomen ten behoeve van huishoudelijke kosten.
Ten aanzien van de overige rekeningen geldt dat de deze worden verdeeld tegen de saldi per 01 april 2008.
Aandelen en opties [bedrijf]
Tussen partijen is niet in geschil dat een verdeling moet plaatsvinden ten aanzien van de aandelen en opties [bedrijf]. Zij verschillen van mening omtrent de wijze waarop de verdeling dient plaats te vinden.
De vrouw wenst de helft van de aandelen feitelijk in eigendom te verkrijgen. De man is van mening dat de aandelen niet overdraagbaar zijn en wenst een verdeling op basis van de waarde, zodat de vrouw de helft van de waarde ontvangt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de man wordt gesteld dat de aandelen niet overdraagbaar zijn, doch zulks wordt door hem niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit verzoek van de vrouw dan ook worden toegewezen en dient zij primair de helft van de aandelen en opties [bedrijf] te ontvangen. Indien alsnog blijkt dat de aandelen en opties [bedrijf] niet overdraagbaar zijn om redenen die buiten de wil van de man liggen, verkrijgt de vrouw subsidiair een aanspraak op de helft van de waarde van de aandelen en opties [bedrijf]. Alsdan acht de rechtbank het redelijk om uit te gaan van de waarde per datum feitelijke verdeling, aangezien algemeen bekend is dat de waarde van de aandelen fluctueert en zolang de onverdeeldheid voortduurt zulks niet enkel ten laste van de man kan worden gebracht.
Voertuigen
Auto Peugot
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de Peugot door partijen aan de zoon is gegeven, zodat ter zake geen nadere verdeling en of verrekening hoeft plaats te vinden.
Auto Chrysler Voyager
Vast staat dat deze auto in gebruik is bij de vrouw en dat partijen het er over eens zijn dat deze auto kan worden toebedeeld aan de vrouw.
Partijen verschillen van mening omtrent de waarde van deze auto. Volgens de vrouw is de auto € 2.500,-- waard, waarbij zij verwijst naar een taxatierapport. De man is van mening dat de auto op de peildatum een waarde van € 9.000,-- had.
Voorts is de vrouw van mening dat zij ten behoeve van deze auto kosten heeft gemaakt, waarin de man volgens haar moet bijdragen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De door de vrouw genoemde waarde is volgens haar gebaseerd op een waarde per 18 februari 2009. Ter zitting is in dat verband een taxatie getoond per datum 4 september 2008.
Gelet op de peildatum 01 april 2008, is de rechtbank van oordeel dat deze taxatie niet er zake dienend is.
Ook ten aanzien van de door de man gestelde waarde wordt door hem geen schriftelijk stuk in het geding gebracht. De rechtbank is derhalve door partijen onvoldoende geïnformeerd om ten aanzien van de waarde van de auto te kunnen beslissen. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de auto wordt toebedeeld aan de vrouw tegen de waarde van de officiële BOVAG/ANWB koerslijst per 01 april 2008. Partijen dienen zelf deze waarde te achterhalen. De helft van deze waarde dient door de vrouw te worden voldaan aan de man.
Ten aanzien van de door de vrouw genoemde kosten overweegt de rechtbank dat niet in geschil is, dat de vrouw de auto al langere tijd alleen en voor zichzelf in gebruik heeft. De door de vrouw gestelde reparatiekosten, belastingen en APK-kosten zijn normale kosten die bij het gebruik van een auto behoren en om die reden door de vrouw moeten worden gedragen. Ten aanzien van de overige door de vrouw gestelde kosten, samenhangende met een schade, is de rechtbank van oordeel dat door de vrouw niet is aangetoond dat de schade is ontstaan voordat de vrouw de auto alleen in gebruik had. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de kosten en een eventuele waardevermeerdering door schade voor rekening en risico van de vrouw komen.
Motor Honda
Niet in geschil is dat deze motor kan worden toebedeeld aan de man. De vrouw wenst een verrekening van de waarde van de motor en stelt deze waarde op € 1.500,--. De man is van mening dat de motor niets waard is.
Door geen van partijen worden stukken in het geding gebracht, waaruit de waarde van de motor kan worden afgeleid. De rechtbank is aldus van oordeel dat de motor kan worden toebedeeld aan de man onder verrekening van de waarde per 01 april 2008, welke waarde partijen dienen vast te stellen aan de hand van de BOVAG/ANWB koerslijst.
Vakantiegeld man
De vrouw stelt dat de man een bedrag van € 2.500,-- vakantiegeld heeft ontvangen. Zij vordert de helft van dat bedrag.
De man is van mening dat het vakantiegeld niet hoeft te worden verdeeld, omdat hij de helft van het bedrag heeft voldaan aan de dochter van partijen en omdat al rekening is gehouden met vakantiegeld bij het bepalen van zijn draagkracht.
De rechtbank overweegt dat het verweer van de man dat in het kader van zijn draagkracht rekening is gehouden met vakantiegeld moet worden gepasseerd. Dit verweer snijdt eerst hout op het moment dat de alimentatieverplichting een aanvang neemt, te weten per 11 juni 2008. Het uitgekeerd vakantiegeld ziet op een periode voorafgaande aan die datum.
Evenwel is door de man aangetoond dat hij een bedrag van € 1.200,-- van het vakantiegeld heeft voldaan aan de dochter van partijen. Door de vrouw is ter zitting erkend dat het bedrag op rekening van de dochter is gestort en dat zij daarvan wetenschap had. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de man kennelijk met wetenschap van de vrouw dit bedrag aan de dochter heeft voldaan bij wijze van een schenking. De rechtbank acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid indien dit bedrag van de dochter moet worden teruggevorderd ten einde alsnog aan de vrouw te voldoen. De vordering van de vrouw wordt afgewezen.
Inkomstenbelasting 2007 en 2008
Tussen partijen is niet in geschil dat de teruggave inkomstenbelasting 2007 moet worden gedeeld.
Ten aanzien van de inkomstenbelasting 2008 hebben partijen geen duidelijk standpunt ingenomen. Gelet op het feit dat partijen hun samenwoning aanvang 2008 hebben verbroken en de man medio 2008 belastingplichtig is geworden in het buitenland, is de rechtbank van oordeel dat ieder van partijen over 2008 zelf aangifte dient te doen en een betaling dan wel teruggave toekomt voor degene die het aangaat.
Schuld [naam].
De man stelt dat partijen geld hebben geleend van zijn vader tot een bedrag van € 22.000,--. Hij wenst deze schulden aan zich toebedeeld te zien onder verrekening van dat bedrag.
De vrouw voert verweer. Zij stelt dat de bedragen die de man noemt aan partijen zijn geschonken en dat ten aanzien van die gelden ook geen schuldbekentenis bestaat.
Voorts stelt de vrouw dat de vader nog geld schuldig is aan partijen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op enerzijds de stellingen van de man en anderzijds de gemotiveerde betwisting van die stelling door de vrouw kan niet worden vastgesteld of er een schuld dan wel een vordering van partijen op de vader van de man bestaat. Noch door de man, noch door de vrouw is ter zake een bewijsaanbod gedaan.
Zo de vader van de man een vordering heeft op partijen, dan wel bedragen schuldig is aan partijen, valt deze vordering of schuld in de gemeenschap. Indien en voor zover in de toekomst komt vast te staan dat de vader van de man een vordering dan wel schuld heeft op de gemeenschap bepaalt de rechtbank dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de vordering van vader, dan wel ieder voor de helft gerechtigd zijn op hetgeen door vader moet worden voldaan.
Verzekeringen
Ter zitting is komen vast te staan dat de polissen Aegon, nummer [nummer] en Aegon, nummer [nummer], pensioenverzekeringen zijn die vallen onder de Wet Verevening Pensioenrechten. Een afzonderlijke beslissing is derhalve niet noodzakelijk nu deze pensioenen moeten worden verevend op grond van gemelde wet.
Aanhanger
De man verzoekt een verklaring voor recht dat de Tandom aanhanger niet tot de gemeenschap van goederen behoort, docht toebehoort aan [naam].
De vrouw voert verweer. Zij stelt dat gemelde aanhanger haar eigendom is, aangezien het kentekenbewijs op haar naam staat.
De stelling van de man dat de vrouw eigenaar is, is door hem niet verder betwist. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de man niet is aangetoond dat de aanhanger eigendom is van een ander. Het verzoek van de man wordt afgewezen.
Leveringshandeling
Indien en voor zover op grond van het voorgaande leveringshandelingen moeten worden verricht ten einde een partij eigendom te verschaffen van een boedelbestanddeel, dienen partijen daarvoor zelf zorg te dragen.
Proceskosten
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
spreekt tussen partijen, die op [datum]te [woonplaats]met elkaar zijn gehuwd, de echtscheiding uit;
veroordeelt de man om vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw voor haar levensonderhoud te betalen een bedrag van € 623,00 (zeshonderd en drieëntwintig euro) per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw, als zij ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de woning op adres [adres]te [woonplaats] bewoont, tegenover de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na voormelde inschrijving voort te zetten;
stelt de navolgende wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast:
- de bruto verkoopopbrengst van de woning, verminderd met de restant hypotheek Rabobank met nummer [nummer] per datum van notariële levering van de woning aan de koper(s), vermeerderd met de waarde van het premiedepot Rabobank met nummer [nummer]per datum van notariële levering van de woning aan de koper(s) en verminderd met de verkoopkosten die voor rekening van partijen komen, komt aan ieder van partijen voor de helft toe;
- aan de vrouw worden toebedeeld de inboedelgoederen die zij thans onder zich heeft;
- aan de man moeten worden toebedeeld de inboedelgoederen die hij thans onder zich heeft, waarbij geldt dat de man de goederen die zich bevinden in zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] onder zich heeft;
- aan de vrouw worden toebedeeld onder verrekening van de waarde per 01 april 2008:
-een effectenrekening bij de ABN AMRO-bank, nummer [nummer];
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer[nummer];
-een spaarverzekering bij RVS, nummer[nummer];
-een hand-in-hand verzekering bij Interpolis, nummer [nummer];
- aan de vrouw worden toebedeeld onder verrekening van de waarde per datum feitelijke toedeling:
-een bankrekening bij de Rabobank, nummer [nummer];
- aan de man worden toebedeeld onder verrekening van de waarde per 01 april 2008:
-een riant rekening bij de ABN AMRO-bank, nummer[nummer];
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer [nummer];
-een rekening Spaarbeleg Aegon, nummer[nummer].
- de aandelen en opties [bedrijf] wordt moet tussen partijen worden verdeeld in die zin dat de vrouw de helft van de aandelen in eigendom verkrijgt. Indien blijkt dat de aandelen en opties [bedrijf] niet overdraagbaar zijn om redenen die buiten de wil van de man liggen, worden de aandelen en opties [bedrijf] toebedeeld aan de man en verkrijgt de vrouw een aanspraak op de helft van de waarde per datum feitelijke verdeling;
- de auto Chrysler Voyager wordt toebedeeld aan de vrouw tegen de waarde van de officiële BOVAG/ANWB koerslijst per 01 april 2008. De helft van die waarde dient door de vrouw te worden voldaan aan de man;
- de motor Honda motor wordt toebedeeld aan de man tegen de waarde per 01 april 2008, vast te stellen aan de hand van de BOVAG/ANWB koerslijst. De man dient de helft van die waarde aan de vrouw te voldoen;
- de teruggave inkomstenbelasting dient tussen partijen te worden verdeeld, in die zin dat ieder recht heeft op de helft;
- over het jaar 2008 dient ieder van partijen zelf aangifte te doen en teruggave dan wel betaling over 2008 komt voor ieders eigen rekening;
- indien en voor zover in de toekomst komt vast te staan dat de vader van de man een vordering dan wel schuld heeft op de gemeenschap bepaalt de rechtbank dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de vordering van vader, dan wel ieder voor de helft gerechtigd zijn op hetgeen door vader moet worden voldaan;
verklaart de beslissing met betrekking tot de uitkering in het levensonderhoud uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte en gevorderde af;
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.T. Phillipsen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 04 mei 2009 door mr. O.A.J.M. Lavrijssen, rechter, in aanwezigheid van de griffier.
conc: [a]
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen wederpartij, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak
b. door de niet-verschenen wederpartij binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.