ECLI:NL:RBSHE:2009:BI2575

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825509-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van anale, orale en vaginale verkrachting met twijfel over bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is verdachte beschuldigd van anale, orale en vaginale verkrachting van aangeefster op 28 juni 2008 in Helmond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De tenlastelegging omvatte het dwingen van aangeefster tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar meerdere keren heeft geslagen en gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. De verklaringen van de aangeefster waren consistent en werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen op een doekje dat in de auto van de aangeefster was aangetroffen. De verdachte heeft echter wisselend verklaard en zijn verklaringen waren niet altijd consistent. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verkrachting wettig en overtuigend te bewijzen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er te veel twijfel bestond over de feitelijke toedracht van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waarbij zij heeft teruggevallen op de grondregel dat bij twijfel het voordeel aan de verdachte moet worden gegeven. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten van de verdachte zijn op nihil begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 4 mei 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825509-08
Datum uitspraak: 04 mei 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 april 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te Helmond door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer1], hebbende verdachte [slachtoffer1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van [slachtoffer1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht en/of lichaam heeft geslagen en/of met kracht heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of met kracht het hoofd van [slachtoffer1] in de richting van zijn, verdachte's, penis heeft gebracht en/of tegen [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Als je tegen je vriendinnen zegt wat er is gebeurd maak ik jou af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(aldus) voor [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
[artikel 242 Wetboek van Strafrecht].
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vaststaande feiten en omstandigheden.
Aangeefster en verdachte hebben elkaar leren kennen in de nacht van 30 april 2008. Daarna hebben ze elkaar enkele keren ontmoet en ook seks met elkaar gehad.
Op 27 juni 2008 om 19:48 uur wordt aangeefster door verdachte gebeld. Verdachte vraagt aan aangeefster of ze met hem uit wil gaan in Eindhoven. Kort daarop rijden aangeefster en verdachte met dat doel in de personenauto van aangeefster naar Eindhoven. Vlak voor Eindhoven rijden ze naar een afgelegen plek om seks te hebben. 1Hierna bezoeken ze cafés in Eindhoven. Rond 04:30 uur rijdt aangeefster alleen terug naar Helmond. Om 04:40 uur belt aangeefster vanuit haar woning te Helmond naar verdachte. Afgesproken wordt dat aangeefster verdachte op komt halen bij het station te Eindhoven. Om 05.24 uur heeft aangeefster op de afgesproken plaats weer telefonisch contact met verdachte.2 Op dat moment ziet ze hem aan komen lopen.3 Vervolgens vertrekken ze vanuit Eindhoven naar Helmond. Onderweg staan ze enige tijd stil op parkeerterrein De Warande in Helmond. Omstreeks 06:45 uur zet aangeefster verdachte af bij zijn woning in Helmond, waar hij samenwoont met zijn vriendin [vriendin van verdachte].4 Om 07:27 uur belt aangeefster de politie en meldt dat ze op De Warande oraal, vaginaal en anaal is verkracht door verdachte.
Op 28 juni 2008 om 09:45 uur vindt bij aangeefster een forensisch medisch onderzoek plaats. Hierbij worden bij de vaginaopening een fissuurtje (scheurtje) en bij de anus rode irritaties geconstateerd. 5 Op 28 juni 2008 om 11:15 uur wordt een groen doekje, gelegen in de auto van aangeefster, veiliggesteld voor onderzoek. Het doekje bevat een spermaspoor. Hieruit is een spermacel-fractie verkregen. Het DNA in deze spermacelfractie matcht met het DNA-profiel van verdachte.6 Ook bevat dit doekje vlekken met zeer sterke aanwijzingen van een fecale oorsprong (ontlasting). Er zijn geen evidente indicaties dat laatstgenoemde sporen van aangeefster afkomstig zijn.7
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft aangeefster bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris consistent en in detail verklaard over de feitelijke toedracht. Haar verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [[vriendin1 van slachtoffer1] en [vriendin2 van slachtoffer1], door de telecomgegevens en door de rapporten van het NFI. Verdachte zelf heeft wisselend, ongeloofwaardig en in sommige gevallen kennelijk leugenachtig verklaard. Hij heeft telkens zijn verklaring aangepast aan onderzoeksgegevens die gaandeweg het opsporingsonderzoek bekend werden. Pas bij de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting heeft hij verklaard dat hij met aangeefster op de terugweg van Eindhoven naar Helmond langdurig met haar heeft gesproken over zijn voornemen om de relatie te verbreken en dat ze daarbij onder meer enige tijd de auto hebben geparkeerd op De Warande om een en ander uit te praten.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en heeft gevorderd:
* een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad EUR 3.125,= met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is de verklaring van aangeefster niet geloofwaardig. Aangeefster lijdt aan een borderline stoornis die zich in haar geval kenmerkt door verlatingsangst. Die bewuste nacht heeft verdachte de relatie beëindigd. Niet valt uit te sluiten dat hierdoor de verlatingsangst van aangeefster zo sterk is geworden dat zij de verkrachting heeft verzonnen. Gezien haar borderline stoornis maakt juist het feit dat zij consequent en in detail steeds hetzelfde verklaart, dat er moet worden getwijfeld aan het waarheidsgehalte van die verklaring.
De geloofwaardigheid van het verhaal van aangeefster wordt bovendien in twijfel getrokken door de beide vriendinnen van aangeefster, de getuigen [vriendin1 van slachtoffer1] en [vriendin 2 van slachtoffer1]. Ook zij wijzen in dat verband op aangeefsters borderline stoornis.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat er bij het medisch-forensisch onderzoek geen sperma in de anus van aangeefster is aangetroffen. Dat op het doekje sporen van sperma en ontlasting zijn gevonden, zegt nog niets over het tijdstip waarop die sporen daarop zijn terecht gekomen.
Al met al is er volgens de verdediging te veel grond voor twijfel over de feitelijke toedracht. De verdediging concludeert tot vrijspraak en tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
1.1. De enige directe getuigen van wat zich in de bewuste nacht van 28 juni 2008 in de auto van aangeefster heeft afgespeeld, zijn aangeefster en verdachte.
De verklaring van aangeefster.
In de kern komt de verklaring van aangeefster er op neer dat zij op 28 juni 2008 op het parkeerterrein De Warande in haar auto door verdachte oraal, vaginaal en anaal is verkracht. Verdachte is in de anus van aangeefster klaar gekomen en heeft direct hierna zijn penis met een doekje schoongemaakt, omdat er ontlasting op zat. Dit doekje is in de auto blijven liggen. Verdachte heeft aangeefster tijdens de verkrachting meerdere keren met de vlakke hand tegen haar gezicht geslagen. Ze hebben circa 45 minuten op het parkeerterrein gestaan.
De verklaring van verdachte.
De uiteindelijk ter zitting van 21 april 2009 afgelegde verklaring van verdachte komt er in de kern op neer dat hij in de avonduren van 27 juni 2008 samen met aangeefster naar Eindhoven is gereden en dat zij op de heenweg op een afgelegen plek nabij Eindhoven vaginale seks hebben gehad. Verdachte zou vervolgens op haar rug of billen zijn klaargekomen. Aangeefster heeft vervolgens met een doekje de penis van verdachte schoongemaakt en daarna zichzelf.
Tijdens het stappen in Eindhoven heeft verdachte aan aangeefster verteld dat hij de relatie met haar wilde beëindigen. Aangeefster reageerde hierop hysterisch en ging boos weg. Later die nacht werd verdachte weer door haar gebeld en spraken zij af dat zij hem van het station Eindhoven kwam ophalen. Op de terugreis was aangeefster hysterisch en niet aanspreekbaar. Uiteindelijk zijn ze op het parkeerterrein De Warande gestopt om een en ander uit te praten. Verdachte en aangeefster hebben hier een tijdje in de auto gepraat en hebben toen geen seks gehad.
Het is dus het woord van aangeefster tegenover het woord van verdachte. Daarmee staat de rechtbank voor de vraag, of hetgeen aangeefster heeft verklaard voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen om te kunnen komen tot bewezenverklaring van de verkrachting.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.1. De officier van justitie heeft terecht gewezen op het consistente karakter van de verklaringen van aangeefster over de verkrachting. Ook in een uitgebreid studioverhoor bij de rechter-commissaris 8 maanden na datum delict heeft zij op de gestelde vragen antwoorden gegeven die in essentie overeenkomen met hetgeen zij eerder heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de verklaringen kunnen vaststellen, op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat die verklaringen niet op waarheid berusten.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat het enkele feit dat aangeefster naar eigen zeggen lijdt aan een borderline stoornis, haar verklaring niet bij voorbaat ongeloofwaardig maakt.
2.2. Voorts stelt de rechtbank vast dat de belastende verklaring van aangeefster in essentie overeenkomt met de inhoud van de getuigenverklaringen van haar vriendinnen [vriendin2 van slachtoffer1] en [vriendin1 van slachtoffer1]. Hetgeen aangeefster heeft verteld over het ontstaan en de voortgang van haar relatie met verdachte tot 28 juni 2008, komt overeen met wat haar vriendinnen daarover verklaren. Ook hetgeen deze vriendinnen zeggen over wat zij van aangeefster over de verkrachting hebben gehoord, komt overeen met haar eigen verklaring.
2.3. De verklaring van aangeefster wordt verder ondersteund door het volgende bewijsmateriaal.
* Blijkens het proces-verbaal over de telecomgegevens, d.d. 23 februari 2009, komen de tijdstippen waarop zij op 27 en 28 juni 2008 naar verdachte heeft getelefoneerd overeen met wat zij zelf tijdens de verhoren daarover heeft verklaard.
* Volgens aangeefster heeft verdachte nadat hij haar vaginaal en anaal had verkracht zijn penis afgeveegd aan het veilig gestelde doekje. Blijkens voormelde NFI-rapporten zijn op het doekje spermasporen van verdachte en fecale sporen aangetoond.
* Ongeveer om 05.30 uur zijn aangeefster en verdachte van Eindhoven naar de woning van verdachte in Helmond gereden. Daar arriveerden ze om 06.45 uur. Normaliter kost het in de nachtelijke uren naar schatting 20 minuten om deze afstand met de auto af te leggen. Nu zit er ongeveer 5 kwartier tussen vertrek en aankomst.
* In het medisch-forensisch onderzoek zijn een fissuurtje bij de vaginaopening en irritaties bij de anus vastgesteld.
* Uit de verklaring van getuige [vriendin1 van slachtoffer1] kan worden afgeleid dat aangeefster kort nadat zij verdachte bij diens woning had afgezet totaal overstuur, huilend, trillend en schreeuwend “Ik ben verkracht” bij haar heeft aangebeld.
3. Toch roepen de verklaringen van aangeefster bij de rechtbank ook vragen op.
* Aangeefster heeft bij haar aangifte op 17 juli 2008 uitgebreid en in detail verklaard over haar relatie met verdachte, ook wat hun seksuele activiteiten betreft, maar heeft pas tijdens een later verhoor (op 4 september 2008) verklaard dat er ook voorafgaand aan het stappen in Eindhoven een poging tot seksuele gemeenschap is geweest. Dit seksueel contact zou volgens aangeefster vrijwillig hebben plaatsgevonden. Waarom heeft zij dit niet al direct bij haar aangifte vermeld? Die vraag klemt des te meer, omdat verdachte heeft verklaard dat hij toen wel is klaargekomen en dat toen het doekje is gebruikt.
* Volgens aangeefster heeft verdachte haar meerdere keren met de vlakke hand in het gezicht geslagen, steeds harder. Getuige [vriendin 2 van slachtoffer1] heeft verklaard in haar verhoor bij de rechter-commissaris dat aangeefster haar op 28 juni 2008 heeft gebeld en heeft verteld dat ze was verkracht en geslagen in het gezicht en dat ze helemaal blauw was. Getuige [vriendin 2 van slachtoffer1] en ook getuige [vriendin1 van slachtoffer1] hebben echter vastgesteld dat aan het gezicht van aangeefster niets te zien was. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij aangeefster heeft geslagen.
* Getuige [vriendin2 van slachtoffer1] heeft zowel tijdens het politieverhoor als in het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard, dat aangeefster haar had gezegd eraan te twijfelen of zij daadwerkelijk was verkracht door verdachte.
4.1. Ten aanzien van de verklaringen van verdachte overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft slechts stukje bij beetje openheid van zaken gegeven over wat er zich die bewuste nacht heeft afgespeeld. Verdachte heeft in eerste instantie ontkend ooit seks met aangeefster te hebben gehad; vervolgens gaf hij toe dat zij enkel orale seks hebben gehad, in een later verhoor erkent verdachte ook dat hij eenmalig vaginale seks met aangeefster heeft gehad (maar niet in de bewuste nacht) en uiteindelijk erkent hij in het verhoor bij de rechter-commissaris dat hij vaginale seks met aangeefster heeft gehad op de heenreis naar Eindhoven in de avonduren van 27 juni 2008.
Voorts verklaart verdachte eerst ter zitting van 21 april 2009 dat hij in de bewuste nacht aangeefster kenbaar heeft gemaakt de relatie te willen beëindigen en dat zij op de terugreis van Eindhoven naar Helmond meerdere keren zijn gestopt om te praten, waaronder op het parkeerterrein van De Warande. Dat zou ook verklaren waarom ze zolang over de autorit van Eindhoven naar Helmond hebben gedaan. Alleen de anale seks en de ten laste gelegde verkrachting heeft verdachte steeds stellig ontkend.
4.2. Dat verdachte zo wisselend heeft verklaard, maakt zijn verklaringen nog niet in strafrechtelijke zin kennelijk leugenachtig. Dat zou eerst het geval zijn als zijn uiteindelijke verklaring over de feitelijke toedracht ondubbelzinnig kan worden weerlegd aan de hand van andere bewijsmiddelen dan zijn eigen verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat het meeste bewijsmateriaal dat de verklaring van aangeefster ondersteunt (zie overweging 2.3), niet zonder meer in strijd is met de uiteindelijke verklaring van verdachte ter zitting van 21 april 2009. Daarbij doelt de rechtbank met name op het volgende.
* De telefoongegevens uit het proces-verbaal van 14 februari 2009 stroken met de verklaring van verdachte.
* De spermasporen op het doekje stroken met de verklaring van verdachte dat hij op de heenweg naar Eindhoven op vrijwillige basis seks heeft gehad met aangeefster.
* De abnormaal lange tijd tussen vertrek uit Eindhoven (rond 05.30 uur) en aankomst in Helmond (06.45 uur) kan worden verklaard uit het plaatsvinden van de verkrachting, maar ook uit het voeren van de door verdachte genoemde relationele gesprekken.
4.3. Alleen de fecale sporen op het doekje passen niet in de verklaring van verdachte. Verdachte heeft steeds ontkend anale seks met aangeefster te hebben gehad en kan geen redengevende verklaring geven voor de fecale sporen. Deze sporen passen wel in de verklaring van aangeefster dat verdachte na de anale verkrachting met het doekje zijn penis heeft schoongemaakt. Dat er tijdens het medisch-forensisch onderzoek geen spermasporen in de anus van aangeefster zijn aangetroffen, is niet strijdig met haar verklaring dat verdachte in haar anus is klaargekomen. Blijkens het onderzoeksrapport heeft aangeefster tussen tijdstip delict en tijdstip onderzoek ontlasting gehad.8 In dat geval kunnen er geen spermasporen meer worden getraceerd in de anus.
Dat er op het doekje fecale sporen zijn aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank het gegeven dat het sterkst doet twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte over de feitelijke toedracht. Hoe kan ontlasting op het doekje zijn terecht gekomen als verdachte en aangeefster geen anale seks hebben gehad? Alleen aangeefster geeft daarvoor een verklaring.
Daarmee staat de rechtbank voor de vraag of het ontbreken van een redengevende verklaring van verdachte voor de fecale sporen ten nadele van hem moet worden uitgelegd en doorslaggevend moet bijdragen aan de bewezenverklaring van de verkrachting. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarvoor laat het forensisch onderzoek van de fecale sporen nog te veel vragen open. Met name is bij dit onderzoek niet vastgesteld of deze sporen tegelijk met het sperma op het doekje zijn gekomen en of de ontlasting afkomstig was van aangeefster. Het is dus op basis van het forensisch onderzoek niet uit te sluiten dat de fecale sporen op het doekje zijn gekomen op een andere wijze en op een ander tijdstip dan door aangeefster is verklaard.
5. Dit alles overwegende ziet de rechtbank zich gesteld voor het dilemma dat zowel de verklaring van aangeefster als van verdachte voor waar kan worden aangenomen. Het dossier geeft geen doorslaggevende feitelijke aanwijzingen op grond waarvan kan worden geconcludeerd tot een overtuigende bewezenverklaring van de verkrachting. In een dergelijk geval rest de rechtbank niets anders dan terug te vallen op een grondregel uit ons strafrecht: is er twijfel over het bewijs, dan dient dit in het voordeel van verdachte te zijn. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient benadeelde partij [slachtoffer1] in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. Ch. Dunnewijk, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 4 mei 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 30 januari 2009, en proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 4 septeember 2008, p. 69-70.
2 Proces-verbaal PL2233/08-119666, d.d. 14 februari 2009, p. 2.
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 62 eindpv.
4 Verklaring van [vriendin van verdachte] bij de rechter-commissaris, d.d. 30 januari 2009.
5 Onderzoeksrapport zedendelicten d.d. 28 juni 2008, eind proces-verbaal p. 54
6 Deskundigenrapport NFI, d.d. 26 november 2008, p. 5
7 Deskundigenrapport NFI, d.d. 17 april 2009, p. 5
8 Onderzoeksrapport zedendelicten, d.d. 28 juni 2008, eind proces verbaal p. 37