ECLI:NL:RBSHE:2009:BI1433

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845492-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het verstrekken van een mes aan een medeverdachte, die vervolgens zijn vader in de buik stak. De feiten vonden plaats op 20 september 2008 in Uden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade bij de medeverdachte, maar wel van voorwaardelijk opzet om het leven van het slachtoffer te beroven. De verdachte had het mes op verzoek van de medeverdachte opgehaald, ondanks zijn aanvankelijke aarzeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen en dat hij de aanmerkelijke kans op geweld had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte de medeplichtigheid aan de poging tot doodslag bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 204 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845492-08
Datum uitspraak: 17 april 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats], [adres].
1 Het onderzoek van de zaak
1.1 Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2009.
1.2 Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de onderstaande tenlastelegging, aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 november 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer/vader van medeverd[slachtoffer/vader van medeverdachte] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer/vader van medeverdachte] met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer/vader van medeverdachte] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf, verdachte opzettelijk (een) middel(en) heeft verschaft door op of omstreeks 20 september 2008 te Uden voornoemde [medeverdachte] een mes, althans een scherp voorwerp te verschaffen en/of die [medeverdachte] naar en van de plaats te vervoeren waar [medeverdachte] [slachtoffer/vader van medeverdachte] heeft neergestoken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer/vader van medeverdachte]), opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (steekwond in de buik), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp voorwerp te steken en/of te verwonden;
nog meer subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 20 september 2008 te Uden aan een persoon (te weten [slachtoffer/vader van medeverdachte], zijnde de vader van [medeverdachte]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (steekwond in de buik), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp voorwerp te steken en/of te verwonden,
tot het plegen van welk misdrijf, verdachte opzettelijk (een) middel(en) heeft verschaft door op of omstreeks 20 september 2008 te Uden voornoemde [medeverdachte] een mes, althans een scherp voorwerp te verschaffen en/of die [medeverdachte] naar en van de plaats te vervoeren waar [medeverdachte] [slachtoffer/vader van medeverdachte] heeft neergestoken;
en nog meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer/vader van medeverdachte], zijnde de vader van [medeverdachte]), zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de buik), toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, te steken en/of te verwonden, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer/vader van medeverdachte], zijnde de vader van [medeverdachte]), zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de buik), toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, te steken en/of te verwonden, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf, verdachte opzettelijk (een) middel(en) heeft verschaft door op of omstreeks 20 september 2008 te Uden voornoemde [medeverdachte] een mes, althans een scherp voorwerp te verschaffen en/of die [medeverdachte] naar en van de plaats te vervoeren waar [medeverdachte] [slachtoffer/vader van medeverdachte] heeft neergestoken.
[feit 2 ontbreekt op de tenlastelegging]
3.
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden, nadat er door [medeverdachte] op of omstreeks 20 september 2008 te Uden, het misdrijf was gepleegd van poging moord dan wel poging doodslag dan wel zware mishandeling dan wel een poging daartoe, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of
politie onttrokken, immers heeft verdachte opzettelijk het bij voormeld misdrijf gebruikte mes meegenomen en/of overgebracht naar en/of verborgen op een voor vorenbedoelde ambtenaren onbekende plaats en/of onder zich gehouden zonder vorenbedoelde ambtenaren hiervan in kennis te stellen.
1.3 Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
2 De formele voorvragen
2.1 Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldoet. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
3 De overwegingen omtrent het bewijs
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
3.1 De officier van justitie heeft geconcludeerd dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, aangezien verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de steekpartij. Er was geen sprake van bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte].
Wel is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan het handelen van [medeverdachte]. [verdachte] heeft na doordrammen van een beschonken en gedrogeerde [medeverdachte] een mes voor hem opgehaald, terwijl hij dat in eerste instantie had geweigerd omdat ‘het niet goed aanvoelde’, zoals hij ter terechtzitting op 3 april 2009 heeft verwoord. [verdachte] heeft kennelijk het gevaarzettende van zijn gedrag voorvoeld. Dat blijkt ook uit het feit dat [verdachte] op stiekeme wijze het mes uit de schuur heeft gehaald. Door aldus te handelen heeft hij welbewust een gevaarlijke situatie gecreëerd en de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] met het mes een geweldsdelict zou plegen. Daar komt nog bij dat [verdachte] hem in die omstandigheden naar een café heeft gebracht. Aldus heeft [verdachte] zich welbewust bloot-gesteld aan de aanmerkelijke kans dat er door [medeverdachte] een geweldsdelict zou worden gepleegd. De officier van justitie concludeert dan ook dat [verdachte] opzet, in voorwaardelijke zin, op dat misdrijf was gericht.
De officier van justitie acht niet bewezen dat [medeverdachte] heeft gehandeld met voorbedachte rade, zodat [verdachte] betrokkenheid zich beperkt tot medeplichtigheid aan een poging tot doodslag, het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.
Ten slotte heeft de officier van justitie geconcludeerd dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van het onder feit 3 tenlastegelegde feit, omdat uit de jurisprudentie1 volgt dat een medeplichtige onder de uitzonderingsbepaling van art. 189 lid 3 Sr. valt.
3.2 De raadsman heeft het verweer gevoerd dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van alle onder feit 1 tenlastegelegde varianten, omdat hij niet als medepleger en evenmin
als medeplichtige kan worden aangemerkt. Uit het enkele feit dat zijn cliënt een mes aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat hij deze aansluitend naar het café van diens vader heeft gereden volgt niet zonder meer dat hij de opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op een geweldsdelict. Immers, [verdachte] kende [medeverdachte] sinds kort en hij wist niets van de verstoorde verhouding tussen [medeverdachte] en diens vader. Evenmin wist hij dat [medeverdachte] kort voor de autorit tot twee keer toe heeft getracht een ander mes van huis mee te nemen en tijdens de autorit heeft [medeverdachte] ook niets laten blijken van een gewelddadige stemming. Vanwege het ontbreken van wetenschap kan [verdachte] niet als medeplichtige en zeker niet als medepleger van het tenlaste-gelegde onder 1 worden aangemerkt.
Voor wat betreft feit 3 wijst de raadsman er op dat enkel uit de verklaring van [verdachte] volgt dat hij het mes heeft weggegooid. Vanwege een gebrek aan enig ander bewijsmiddel kan dit feit aldus niet wettig worden bewezen, echter de raadsman heeft zich ‘met tegenzin’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen
3.3 Deze zijn:
* een proces-verbaal nr. PL 2131/08-017823, met bijlagen, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Noord, District De Leijgraaf, Team Uden Landerd , afgesloten op 12 november 2008, in totaal 161 pagina’s (voortaan: PV);
* een verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 3 april 2009.
De vaststaande feiten
3.4 Op vrijdag 19 september 2008 is [medeverdachte] met vrienden uitgeweest in Duisburg (Duitsland). Ze gingen er heen met de zwarte Volkswagen Golf van [verdachte]. Er is door hen alcohol gedronken en coke gesnoven. Op zaterdagmorgen 20 september 2008 om 6.00 uur kwamen [medeverdachte] en zijn vrienden weer thuis2. [verdachte] is toen naar bed gegaan en stond op om 16.00 uur3. [medeverdachte] is niet naar bed gegaan. Hij was heel dronken en heeft vervolgens wederom coke gesnoven. Hij heeft het begin van de zaterdagavond [verdachte] gebeld om hem op te halen4. De auto van [verdachte] is om ongeveer 18.30 uur bij hem voor de deur gestopt5. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] naar alcohol stonk6. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op dat moment in 24 uur drie flessen raki en een halve XTC pil had ingenomen en 10-12 gram cocaïne had gesnoven7.
3.5 [medeverdachte] wilde wat gaan drinken en feesten in Arnhem, maar [verdachte] wilde het niet te laat maken omdat hij nog naar een verjaardagfeest moest. [verdachte] heeft toen voorgesteld naar een café in Uden te gaan en daar wat te drinken. Ze besloten naar het café van de vader van [medeverdachte] te gaan 8.
3.6 Toen [medeverdachte] in de auto van [verdachte] had plaatsgenomen vroeg hij hem om een mes. Hij zou dat mes nodig hebben om zichzelf bij het uitgaan te beschermen9. [verdachte] heeft dat eerst enkele malen geweigerd. Omdat [medeverdachte] bleef aandringen is [verdachte] langs zijn huis gereden, over de schutting geklommen en heeft uit de schuur een mes gehaald en dit aan [medeverdachte] gegeven10.
Dezelfde middag had [medeverdachte] zich thuis ook al tweemaal van een mes proberen te voorzien, dat telkens door zijn moeder was afgepakt. Ook tegen zijn moeder heeft hij toen gezegd dat hij dat mes nodig had om zich te beschermen als iemand hem lastig zou vallen. Zijn moeder was bang dat hij iemand iets aan zou doen. Zij had niet het vermoeden dat hij zijn vader wat zou aandoen11.
3.7 [verdachte] is naar het café van de vader van [medeverdachte] gereden. Het betreft café [naam café] aan de [adres] te Uden. [medeverdachte] is daar uitgestapt en is naar het café gelopen. [verdachte] zat nog in de auto om de raampjes dicht te doen. [slachtoffer/vader van medeverdachte], de vader van verdachte, liep hem tegemoet. Er ontstond een woordenwisseling. [medeverdachte] heeft toen vanachter zijn rug het mes te voorschijn gehaald en zijn vader één keer in de buik gestoken12. Daarna is hij weggelopen en door [verdachte] met diens auto opgepikt. Samen zijn ze vervolgens weggereden13.
3.8 Daarna zijn [verdachte] en [medeverdachte] naar Oss gereden, waar zij nog wat gedronken hebben. [verdachte] is toen teruggereden naar Uden. Het bleek toen dat [medeverdachte] het mes in de auto tussen de middenconsole en de passagiersstoel had achtergelaten. Toen [verdachte] het daar aantrof heeft hij het bij het Texaco benzinestation te Oss uit het raam van de auto gegooid14. Bij meerdere onderzoeken ter plaatse, op aanwijzingen door [verdachte], is het mes door de politie niet teruggevonden15.
3.9 De wond van [slachtoffer/vader van medeverdachte] was slechts een subcutaan wondje, dat niet levensbedreigend van aard was. Hij is in het ziekenhuis opgenomen om inwendige bloedingen uit te sluiten16.
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
3.10 Op grond van de bovenstaande vaststaande feiten is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen sprake is van ‘voorbedachte rade’ bij [medeverdachte]. Niet blijkt dat hij van te voren weloverwogen het plan had opgevat om zijn vader van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er is eerder sprake van, zoals hij zelf zegt, dat hij zijn vader de waarheid wilde vertellen, omdat hij hem aan het lijntje hield17. Weliswaar heeft hij op zaterdag 20 september, na twee mislukte pogingen, zich een mes verworven, maar niet is gebleken dat hij het mes op dat moment wilde hebben met het vooropgezette plan om dit tegen zijn vader te gebruiken. Hij had het nodig om zichzelf te ‘beschermen’ (zie 3.6). Evenmin heeft hij die dag zijn vader met een vooropgezet plan opgezocht. Enkel omdat [verdachte] niet met [medeverdachte] naar Arnhem wilde gaan om te stappen, zijn zij bij het café [naam café] terecht gekomen (zie 3.5). Gelet op dit alles kan niet worden bewezen dat [medeverdachte] heeft gehandeld met voorbedachte rade.
3.11 De rechtbank is met de officier wel van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer/vader van medeverdachte] van het leven te beroven, waarbij het, omdat de verwonding van [slachtoffer/vader van medeverdachte] slechts oppervlakkig bleek te zijn (zie 3.9), bij een poging is gebleven. Door iemand bewust in de buik te steken, waar zich - zoals algemeen bekend is - vitale organen bevinden, loopt men de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zijn leven kan verliezen. Dat is ook het geval met één steek en met een mes met een relatief klein lemmet. [medeverdachte] heeft die aanmerkelijke kans welbewust aanvaard. Dat [medeverdachte] op dat moment onder invloed van alcohol en drugs verkeerde kan zijn handelen niet verontschuldigen, omdat hij degene is geweest die ondanks die toestand toch wilde uitgaan en zich daarbij van een mes heeft verzekerd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
3.12 De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat [verdachte] niet als medepleger van de poging tot doodslag kan worden aangemerkt, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samen-werking tussen [medeverdachte] en [verdachte] op de levensberoving van [slachtoffer/vader van medeverdachte]. [verdachte] dient dan
ook van het onder 1 primair tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
3.13 De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen het onder 1 subsidiair
tenlastegelegde, te weten de medeplichtigheid aan de poging tot doodslag van [slachtoffer/vader van medeverdachte].
Voor medeplichtigheid, is evenals ten aanzien van de overige deelnemingsvormen dubbel opzet vereist: opzet gericht op de behulpzaamheid van de medeverdachte en opzet op het gronddelict ten aanzien waarvan de hulp wordt verleend.
Uit de verklaringen van [verdachte] blijkt dat toen hij [medeverdachte] kwam ophalen hij bemerkte dat [medeverdachte] behoorlijk onder invloed van alcohol en drugs verkeerde. ‘Hij stonk immers nog naar alcohol’18 en ‘er kwam nauwelijks iets normaals uit zijn mond’ en ‘hij liep te zeveren (brabbelen)’, aldus [verdachte]19. In die toestand vroeg [medeverdachte] al bij het instappen om een mes. [verdachte] wilde, naar eigen zeggen, in eerste instantie niet naar zijn woning rijden om een mes op te halen ‘omdat het niet goed aanvoelde’20, maar [medeverdachte] bleef meerdere malen aandringen.21 Uiteindelijk gaf [verdachte] [medeverdachte] zijn zin ‘om van hem af te zijn.’ (noot 19).
Bij zijn woning aangekomen heeft [verdachte] het mes uit de schuur gepakt en is daarbij op heimelijke wijze over de schutting geklommen, zodat zijn vriendin geen argwaan kreeg.22
Het is de rechtbank uit de verklaringen overigens niet gebleken dat [verdachte] [medeverdachte] expliciet heeft gevraagd waarvoor het mes gebruikt zou worden.
Door [medeverdachte] onder de gegeven omstandigheden desondanks een mes te verstrekken en hem vervolgens bij een café af te zetten had [verdachte] er rekening mee kunnen en moeten houden dat [medeverdachte] geweld zou gaan toepassen. Dat [verdachte] zich bewust is geweest van het gevaar- zettende van zijn gedrag blijkt uit zijn verklaring ter zitting dat ‘het niet goed aanvoelde.’ Desondanks heeft verdachte zich niet op enig moment aan deze situatie onttrokken.
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] door aldus te handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte] met het mes geweld tegen (een) pers(o)on(en)
zou toepassen.
3.14 Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde is de rechtbank het met de officier van justitie eens dat een medeplichtige onder de uitzonderingsbepaling van art. 189 lid 3 Sr. valt, op grond waarvan overigens ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen. Zij komt echter aan dat oordeel niet toe. [verdachte] dient van dit feit te worden vrijgesproken, omdat hij dit feit te Oss heeft begaan (zie 3.8), terwijl de tenlastelegging Uden als de pleegplaats vermeldt.
De bewezenverklaring
3.15 De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(feit 1, subsidiair)
[medeverdachte] op 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer/vader van medeverdachte] van het leven te beroven met dat opzet met een mes
in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf, verdachte opzettelijk middelen heeft verschaft door op 20 september 2008 te Uden voornoemde [medeverdachte] een mes te verschaffen en die [medeverdachte] naar een plaats te vervoeren waar [medeverdachte] [slachtoffer/vader van medeverdachte] heeft neergestoken.
3.16 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie
4.1. Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
5 De strafbaarheid van de verdachte
5.1 Er zijn dus geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen ten zijnen laste bewezen is verklaard.
6 De oplegging van een straf en/of maatregel
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
6.1 De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 264 dagen met aftrek van voorarrest geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering.
6.2 De raadsman heeft geconcludeerd dat bij een bewezenverklaring van feit 3 een gevangenisstraf van enkele weken afdoende is. Mocht er meer bewezen worden verklaard dan is een gevangenisstraf van 84 dagen meer als voldoende. Met een eis van 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk schiet de officier van justitie volgens de raadsman de plank mis.
De overwegingen omtrent de op te leggen straf
6.3 [verdachte] heeft aan een sterk benevelde en gedrogeerde persoon, die hij nog maar sinds kort kende, een mes verschaft en hem vervolgens naar een café gereden, alwaar deze persoon diens vader met dat mes in de buik heeft gestoken. Door dat mes ter beschikking te stellen en de bezitter mee te nemen naar een café heeft [verdachte] een potentieel levensbedreigende situatie mogelijk gemaakt, die zich ook heeft gerealiseerd. Door een gewelddadig feit als het onderhavige wordt de lichamelijk integriteit van het slachtoffer in ernstige mate geschonden en worden voorts algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. De rechtbank weegt dit alles ten nadele van verdachte mee in de strafmaat. Bovendien is verdachte in 2007 (mishandeling en bedreiging) en tweemaal in 2008 (mishandeling, respectievelijk openlijke geweldpleging) ook reeds veroordeeld vanwege geweldsdelicten.
6.4 Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank ermee rekening dat hij zijn betrokkenheid bij het onderhavige strafbare feit bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek heeft toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
6.5 Al met al is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf overeenkomstig de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Daarbij zal zij een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen voorwaardelijke straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Hierbij heeft de rechtbank mede acht geslagen op de inhoud van het rapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering van 14 november 2008 omtrent de persoon van verdachte. Zij acht daarom deze voorwaardelijke gevangenisstraf voor [verdachte] geboden, omdat hij zich - zoals de reclassering het beschrijft - op een wip bevindt die naar de goede, maar ook naar de foute kant kan doorslaan. Een voorwaardelijke straf kan naar het oordeel van de rechtbank een rol spelen in die zin dat [verdachte] de voor hem en zijn gezin goede kant kiest en daarom is ook toezicht door de reclassering geboden.
6.6 Op grond van het voorafgaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 204 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 48, 49 en 287 Wetboek van Strafrecht..
DE UITSPRAAK
t.a.v. feit 1 primair en feit 3:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen [verdachte] meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde feit levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan poging tot doodslag.
De rechtbank verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar en legt de volgende straf op:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
gevangenisstraf voor de duur van 204 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat [verdachte] zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Zij verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 17 april 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 HR 17 oktober 1995, NJ 1996, 337.
2 De verklaring van [medeverdachte], PV p. 106 en de verklaring van [verdachte], PV p. 133.
3 De verklaring van [verdachte], PV p. 133.
4 De verklaring van [medeverdachte], PV p. 106 en de verklaring van [verdachte], PV p. 133.
5 De verklaring van [betrokkene1], de moeder van [medeverdachte], PV p. 100.
6 De verklaring van [verdachte], PV p. 134.
7 De verklaring van [medeverdachte], PV p. 119. Ook zijn oom [betrokkene2] heeft verklaard dat hij drie flessen raki op had, PV p. 66.
8 De verklaringen van [medeverdachte], PV p. 106 en 125, en de verklaringen van [verdachte], PV p. 134 en 140 en diens verklaring ter terechtzitting van 3 april 2009.
9 De verklaringen van [medeverdachte], PV p. 109 en 114-115 en 116.
10 De verklaringen van [verdachte], PV p. 136 en 138-139.
11 De verklaring van [betrokkene1], PV p. 100-101 en de verklaring van [medeverdachte], PV p. 124-125.
12 Het proces-verbaal van bevindingen, PV p. 44, de verklaringen van [medeverdachte], PV p. 107 en 117, de verklaring van zijn vader, [slachtoffer/vader van medeverdachte], PV p. 61, en de verklaring van [verdachte], p. 134.
13 De verklaring van [medeverdachte], PV p. 108, de verklaring van zijn vader, [slachtoffer/vader van medeverdachte], PV p. 62, en de verklaring van [verdachte], p. 135.
14 De verklaringen van [verdachte], PV p. 136, 140 en 149, alsmede diens verklaring ter terechtzitting op 3 april 2009 en de verklaring van [medeverdachte], PV p. 109.
15 PV, p. 53 en 54.
16 PV p. 58 en 155, alsmede de verklaring van [slachtoffer/vader van medeverdachte], PV, p. 64.
17 De verklaring van [medeverdachte], PV p. 125.
18De verklaring van [verdachte], PV p. 134
19De verklaring van [verdachte], PV p. 138
20De verklaring van [verdachte] ter zitting van 3 april 2009
21De verklaringen van [verdachte] PV p. 136 en 139; de verklaring van [medeverdachte], PV p. 125
22De verklaring van [verdachte], PV p. 136