ECLI:NL:RBSHE:2009:BI1414

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845491-08 en 01/845104-08 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en medeplegen van poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn vader en medeplegen van poging tot doodslag op een andere persoon. De verdachte, geboren in 1986, was op 20 september 2008 betrokken bij een incident in Uden waarbij hij zijn vader met een mes in de buik stak. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade, maar wel van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij zijn vader zou kunnen doden door hem in een vitale plek te steken. De rechtbank achtte het medeplegen niet bewezen, omdat er geen nauwe samenwerking was tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan behandelingen voor middelenmisbruik. De rechtbank volgde grotendeels de eis van de officier van justitie en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 669,86. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en middelenmisbruik, en hoopte dat de opgelegde maatregelen zouden bijdragen aan zijn rehabilitatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummers: 01/845491-08 en 01/845104-08 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 17 april 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats], [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
1 Het onderzoek van de zaak
1.1 Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2009.
1.2 Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen [verdachte], onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
1.3 Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de onderstaande tenlasteleggingen.
1.4 De zaak onder parketnummer 01/845491-08 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 november 2008, waarbij aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer/ vader verdachte] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [verdachte] met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer/ vader verdachte]), opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (steekwond in de buik), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp voorwerp te steken en/of te verwonden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer/ vader verdachte]), zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de buik), toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp voorwerp, te steken en/of te verwonden, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.5 De zaak onder parketnummer 01/845104-08 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 november 2008 en is op de terechtzitting van 3 april 2009 gewijzigd (bijlage 1), waarbij - na wijziging - aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 06 februari 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en//of het (overige) lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2008 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het (overige) lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer2] op de grond lag);
meer subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2008 te Uden tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen (terwijl deze [slachtoffer2] op de grond lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
1.6 Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
2 De formele voorvragen
2.1 Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldoet. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
3 De overwegingen omtrent het bewijs in de zaak onder parketnummer 01/845491-08
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
3.1 De officier van justitie heeft geconcludeerd dat niet bewezen is dat [verdachte] heeft gehandeld met voorbedachten rade. Hij was weliswaar kwaad op zijn vader, omdat hij niet serieus genomen werd en hij wilde verhaal gaan halen, maar de achterliggende gedachte was zijn vader te bedreigen. Toen het echter tot een explosie kwam heeft [verdachte] zich niet ingehouden. Daarom acht de officier van justitie wel bewezen, dat [verdachte] heeft getracht zijn vader met een mes te doden. Immers, als je iemand onverhoeds met een mes in de buik steekt, zijnde een plek met vitale organen, aanvaard je reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm welbewust de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer met fatale gevolgen wordt geraakt.
Verder is er geen sprake van medeplegen, omdat het handelen van de medeverdachte [medeverdachte1] slechts als medeplichtigheid valt te kwalificeren.
3.2 De raadsvrouwe heeft allereerst het verweer gevoerd dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] heeft gehandeld tezamen en in vereniging met een ander. De raadsvrouwe heeft vervolgens vrijspraak bepleit ter zake van alle tenlastegelegde varianten.
Niet kan worden bewezen dat [verdachte] heeft gehandeld met voorbedachte rade omdat er geen sprake was van een voorgenomen besluit om zijn vader te doden. Tegen zijn moeder heeft [verdachte] verklaard dat hij een mes wou meenemen voor het geval iemand hem in een café zou lastig vallen. Vervolgens heeft hij [medeverdachte1] voorgesteld naar Arnhem te gaan om te feesten
en het is [medeverdachte1] geweest die heeft voorgesteld in Uden naar een café te gaan, omdat hij
‘s-avonds een verjaardagfeest had. Weliswaar heeft [verdachte] anders verklaard, maar aan de verklaring van [medeverdachte1] moet meer waarde worden gehecht omdat hij voor het gebeuren had geslapen, terwijl [verdachte] had gedronken, drugs had gebruikt en na het uitgaan de vorige nacht niet naar bed was geweest.
Verder is er bij [verdachte] geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn vader, noch op een poging daartoe.
Objectief gezien was er geen sprake van dat door zijn handelen dat gevolg heeft kunnen intreden. Er is immers sprake van een oppervlakkige wond bij de vader van [verdachte], welke niet levensbedreigend is. Van zwaar lichamelijk letsel is derhalve geen sprake. [verdachte] heeft slechts eenmaal en niet met kracht gestoken en zeer waarschijnlijk heeft hij niet door-geduwd. Hij moet zich hebben ingehouden. Bovendien ging het om een klein mesje van 10-15 cm met een smal lemmet. Door slechts eenmaal te steken heeft [verdachte] de kans op het veroorzaken van de dood of het toebrengen zwaar lichamelijk letsel in ieder geval niet gewild.
Het bewijsmiddel
3.3 Deze is:
* een proces-verbaal nr. PL 2131/08-017823, met bijlagen, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Noord, District De Leijgraaf, Team Uden Landerd, afgesloten op 12 november 2008, in totaal 161 pagina’s (voortaan: PV1);
De vaststaande feiten
3.4 Op vrijdag 19 september 2008 is [verdachte] met vrienden uitgeweest in Duisburg (Duitsland). Ze gingen er heen met de zwarte Volkswagen Golf van [medeverdachte1]. Er is door hen alcohol gedronken en coke gesnoven. Op zaterdagmorgen 20 september 2008 om 6.00 uur kwamen [verdachte] en zijn vrienden weer thuis1. [medeverdachte1] is toen naar bed gegaan en stond op om 16.00 uur2. [verdachte] is niet naar bed gegaan. Hij was heel dronken en heeft vervolgens wederom coke gesnoven. Hij heeft het begin van de zaterdagavond [medeverdachte1] gebeld om hem op te halen3. De auto van [medeverdachte1] is om ongeveer 18.30 uur bij hem voor de deur gestopt4. [medeverdachte1] heeft verklaard dat [verdachte] naar alcohol stonk5. [verdachte] heeft verklaard dat hij op dat moment in 24 uur drie flessen raki en een halve XTC pil had ingenomen en 10-12 gram cocaïne had gesnoven6.
3.5 [verdachte] wilde wat gaan feesten en drinken in Arnhem, maar [medeverdachte1] wilde het niet te laat maken omdat hij die avond nog naar een verjaardagfeest moest. [medeverdachte1] heeft toen voorgesteld naar een café in Uden te gaan en daar wat te drinken. Ze besloten naar het café van de vader van [verdachte] te gaan7.
3.6 Toen [verdachte] in de auto van [medeverdachte1] had plaatsgenomen vroeg hij hem om een mes. Hij zou dat mes nodig hebben om zichzelf bij het uitgaan te beschermen8. [medeverdachte1] heeft dat eerst enkele malen geweigerd. Omdat [verdachte] bleef aandringen is [medeverdachte1] langs zijn huis gereden, over de schutting geklommen en heeft uit de schuur een mes gehaald en dit aan [verdachte] gegeven9.
Dezelfde middag had [verdachte] zich thuis ook al tweemaal van een mes proberen te voorzien, dat telkens door zijn moeder was afgepakt. Ook tegen zijn moeder heeft hij toen gezegd dat hij dat mes nodig had om zich te beschermen als iemand hem lastig zou vallen. Zijn moeder was bang dat hij iemand iets aan zou doen. Zij had niet het vermoeden dat hij zijn vader wat zou aandoen10.
3.7 [medeverdachte1] is naar het café van de vader van [verdachte] gereden. Het betreft café [slachtoffer/ vader verdachte] te Uden. [verdachte] is daar uitgestapt en is naar het café gelopen. [medeverdachte1] zat nog in de auto om de raampjes dicht te doen. [slachtoffer/ vader verdachte], de vader van verdachte, liep hem tegemoet. Er ontstond een woordenwisseling. [verdachte] heeft toen vanachter zijn rug het mes te voorschijn gehaald en zijn vader één keer in de buik gestoken11. Daarna is hij weggelopen en door [medeverdachte1] met diens auto opgepikt. Samen zijn
ze vervolgens weggereden12.
3.8 Daarna zijn [medeverdachte1] en [verdachte] naar Oss gereden, waar zij nog wat gedronken hebben. [medeverdachte1] is toen teruggereden naar Uden. Het bleek toen dat [verdachte] het mes in de auto tussen de middenconsole en de passagiersstoel had achtergelaten. Toen [medeverdachte1] het daar aantrof, heeft hij het mes bij het Texaco benzinestation te Oss uit het raam van de auto gegooid13. Bij meerdere onderzoeken ter plaatse, op aanwijzingen door [medeverdachte1], is het mes door de politie niet teruggevonden14.
3.9 De wond van [slachtoffer/ vader verdachte] was slechts een subcutaan wondje, dat niet levensbedreigend van aard was. Hij is in het ziekenhuis opgenomen om inwendige bloedingen uit te sluiten15.
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
3.10 Op grond van de bovenstaande vaststaande feiten is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouwe van oordeel dat er geen sprake is van ‘voorbedachte rade’ bij [verdachte]. Niet blijkt dat hij van te voren weloverwogen het plan had opgevat om zijn vader van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er is eerder sprake van, zoals hij zelf zegt, dat hij zijn vader de waarheid wilde vertellen, omdat die hem aan het lijntje hield16. Weliswaar heeft hij op zaterdag 20 september 2008, na twee mislukte pogingen, zich een mes verworven, maar niet is gebleken dat hij het mes op dat moment wilde hebben met het vooropgezette plan om dit tegen zijn vader te gebruiken. Hij had het nodig om zichzelf te ‘beschermen’ (zie 3.6). Evenmin heeft hij die dag zijn vader met een vooropgezet plan opgezocht. Enkel omdat [medeverdachte1] niet met [verdachte] naar Arnhem wilde gaan om te drinken en te feesten, zijn zij bij het café [van slachtoffer/ vader verdachte] terecht gekomen (zie 3.5). Gelet op dit alles kan niet worden bewezen dat [verdachte] heeft gehandeld met voorbedachte rade.
3.11 De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer/ vader verdachte] van het leven te beroven, waarbij het, omdat de verwonding van [slachtoffer/ vader verdachte] slechts oppervlakkig bleek te zijn (zie 3.9), bij een begin van uitvoering is gebleven. Door iemand bewust in de buik te steken, waar zich - zoals algemeen bekend is - vitale organen bevinden, loopt men de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zijn leven kan verliezen. Dat is ook het geval met één steek en met een mes met een relatief klein lemmet. [verdachte] heeft die aanmerkelijke kans welbewust aanvaard. Dat [verdachte] op dat moment onder invloed van alcohol en drugs verkeerde kan zijn handelen niet verontschuldigen, omdat hij degene is geweest die ondanks die toestand toch wilde uitgaan en zich daarbij van een mes heeft verzekerd. Dat hij zich bij het steken bewust heeft ingehouden, zoals de raadsvrouwe heeft betoogd, is niet komen vast te staan en is dit ook weinig aannemelijk, omdat [verdachte] boos was op zijn vader en op dat moment flink onder de invloed van alcohol en drugs verkeerde. In zo’n situatie ligt het niet voor de hand ‘ingehouden te steken’.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging
tot doodslag.
3.12 De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet
bewezen kan worden dat er sprake is van medeplegen, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte1] gericht op de levensberoving van [slachtoffer/ vader verdachte].
De bewezenverklaring
3.13 De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(primair)
op 20 september 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer/ vader verdachte] van het leven te beroven met dat opzet die [verdachte] met een mes in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.14 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4 De overwegingen omtrent het bewijs in de zaak onder parketnummer 01/845104-08
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
4.1 De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. [verdachte] heeft samen met een ander getracht [slachtoffer2] van het leven te beroven. Bij [slachtoffer2] zijn diverse letsels aan het hoofd geconstateerd. Uit die letsels volgt dat er hardhandig geweld op het hoofd is uitgeoefend. Verdachtes aandeel in het geweld heeft er onder meer uit bestaan dat hij de op de grond liggende [slachtoffer2] met geschoeide voet tegen diens hoofd heeft getrapt. Daardoor heeft verdachte reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer2] had kunnen komen te overlijden.
4.2 De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit ter zake van het primair en het subsidiair tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte door zijn handelen het (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar letsel heeft gehad. De raadsvrouwe wijst er in dit verband op dat verdachte dunne sportschoenen droeg en dat hij niet voluit heeft geschopt. Overigens ontbreekt in het subsidiair tenlastegelegde feit een wezenlijk onderdeel, zodat dit feit niet valt te kwalificeren.
Het bewijsmiddel
4.3 Deze is:
* een proces-verbaal nr. PL 2131/08-011839, met bijlagen, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Noord, District De Leijgraaf, Team Uden Landerd, afgesloten op 22 april 2008, in totaal 87 pagina’s (voortaan PV2).
De vaststaande feiten
4.4 Op woensdag 6 februari 2008 waren aan het eind van de middag een vijftal personen aanwezig in de woning van [persoon1], Bosveld 618 te Uden. Het betroffen de bewoner [persoon1], zijn zoon [persoon2], [verdachte], [persoon3] en [slachtoffer2]17. Verschillende aanwezigen waren dronken18.
4.5 Op een gegeven moment ontstond er een ruzie tussen [persoon3] en [slachtoffer2], waarbij [slachtoffer2] [persoon3] een klap in het gezicht heeft gegeven19. Er ontstond tussen beiden een worsteling, waarbij ook [persoon3] [slachtoffer2] één of meer klappen heeft gegeven. Ook [verdachte] heeft een klap van [slachtoffer2] in het gezicht gekregen. [verdachte] heeft [slachtoffer2] een klap tegen de schouder teruggegeven20. Tijdens de worsteling vielen [persoon3] en [slachtoffer2] hard op de grond waarbij [slachtoffer2] onder kwam te liggen21. [persoon1] heeft verklaard dat hij [persoon3] van [slachtoffer2] afschopte, omdat [slachtoffer2] al knock-out was22. Op het moment dat [persoon3] zich losmaakte van [slachtoffer2], die dus nog op de grond lag, heeft [verdachte] hem met zijn sportschoenen een schop tegen het hoofd (tegen zijn wang) gegeven en daarna nog op zijn lichaam (in zijn rug)23. [verdachte] en [persoon3] hebben daarna de woning verlaten24.
4.6 Na het op hem uitgeoefende geweld heeft [slachtoffer2] zich op zijn rug kruipend over de grond bewogen, waarbij hij een snurkend of knorrend geluid maakte25. Na ongeveer anderhalf uur hebben [persoon1] en [persoon2] hem in bewusteloze toestand in de koffer-bak van zijn auto gelegd en zijn ze naar het huis van zijn moeder, [moeder slachtoffer2], aan [adres moeder slachtoffer2] te Uden gereden. Daar kwam hij om ongeveer 20.30 uur aan. Vanaf daar
is [slachtoffer2] met een ziekenwagen naar het ziekenhuis vervoerd26.
4.7 Op 6 februari 2008 is [slachtoffer2] opgenomen in het ziekenhuis met een zwelling van het rechter gelaat en een brilhaematoom. Volgens de neuroloog is hij klinisch erg gedrogeerd gebleven. In overleg is de lorazepam en de oxazepam verder afgebouwd. Omdat hij andere mensen ging lastig vallen, is hij op 17 febr 2008 naar huis verwezen27. Op 11 februari 2008 heeft de in het ziekenhuis verhorende verbalisant waargenomen dat [slachtoffer2] een dik oog had en bloeduitstortingen en blauwe plekken op gezicht en lijf. Hij kon zich moeilijk verplaatsen en hij kon moeilijk praten28. Op 9 april 2008 heeft neuroloog J. Lion geschreven dat [slachtoffer2] nog last blijft houden van draaierigheid. Het spreken gaat nog steeds slecht. Zijn evenwicht is verminderd. Hij heeft dagelijks zeurende hoofdpijn. Mogelijk hangt het één en ander samen met zijn medicatiegebruik en mogelijk ook intoxicatie29.
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.8 Op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank met de
officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is, dat [verdachte] zich aan het primair tenlastegelegde feit, een poging tot doodslag op [slachtoffer2] in vereniging, schuldig heeft gemaakt. Er was immers sprake van een vechtpartij tussen [persoon3] en (persoon) waarbij [slachtoffer2] het onderspit moest delven. [slachtoffer2] was op de grond terecht gekomen en had (volgens [persoon1]) het bewustzijn al verloren. Terwijl [persoon3] opstond heeft [verdachte] [slachtoffer2] met geschoeide voet een schop in het gezicht gegeven. Nergens blijkt dat die schop, zoals de raadsvrouwe heeft betoogd, een zachte schop is geweest. De rechtbank acht dat ook niet aannemelijk omdat [verdachte] [slachtoffer2] daarna nog eens in de rug heeft geschopt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat als men iemand in het gezicht schopt, zijnde een plek met vitale levensfuncties, dit fataal letsel kan veroorzaken. Die aanmerkelijke kans heeft [verdachte] willens en wetens genomen. Zijn verklaring ter terechtzitting van 3 april 2009 dat hij schopte omdat hij bang was van [slachtoffer2] is niet aannemelijk, omdat [slachtoffer2] op dat moment al uitgeschakeld was. Het moet er [verdachte] dus om zijn gegaan, samen met [persoon3] [slachtoffer2] te verwonden, de kans dat [slachtoffer2] daardoor kwam te overlijden op de koop toe nemend.
De bewezenverklaring
4.9 De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(primair)
op 06 februari 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet die [slachtoffer2] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en getrapt (terwijl die [slachtoffer2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.10 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5 De kwalificatie
5.1 Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
6 De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Er zijn dus geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen ten zijnen laste bewezen is verklaard.
7 De oplegging van een straf en/of maatregel
De standpunten van de officier van justitie (bijlage 2) en de verdediging
7.1 De officier van justitie heeft ten aanzien van de beide bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering, ook indien dit inhoudt:
- deelname aan een behandeling bij Novadic-Kentron (terugval-preventiegroep);
- deelname aan de training ‘anders denken, anders doen’ alsmede aan een systeem-
behandeling bij Kairos.
7.2 De raadsvrouwe heeft geconcludeerd dat bij een eventuele bewezenverklaring van enig strafbaar feit een gevangenisstraf conform het reeds ondergane voorarrest afdoende is. Blijkens de rapportages van de psycholoog en psychiater is [verdachte] immers verminderd toerekeningsvatbaar voor de poging tot doodslag op zijn vader. Hierbij zou voorts een voorwaardelijk deel opgelegd kunnen worden met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht inclusief de deelname aan de terugval-preventiegroep bij Novadic-Kentron.
De overwegingen omtrent de op te leggen straf.
7.3 [verdachte] heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Hij heeft zijn vader met een mes in de buik gestoken en hij heeft [slachtoffer2] met geschoeide voet tegen diens hoofd getrapt terwijl deze op de grond lag. Ten aanzien van beide feiten verkeerde verdachte onder invloed van alcohol en bij de steekpartij verkeerde hij ook onder invloed van drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat zowel alcohol als drugs een negatieve uitwerking kunnen hebben op het gedrag. Ook [verdachte] had dit kunnen weten. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een levensbedreigend gevaar voor de slachtoffers in het leven geroepen. Dat dit in beide gevallen niet tot fatale gevolgen heeft geleid is niet aan verdachtes handelen te danken geweest. Verdachtes gewelddadige gedrag betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast worden door dergelijke feiten algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. De rechtbank weegt dit alles ten nadele van verdachte mee in de strafmaat. Bovendien was verdachte kort voor de steekpartij ook reeds vanwege een geweldsdelict (een bedreiging) veroordeeld. Dat alles rechtvaardigt een langdurige gevangenisstraf.
7.4 De gedragsdeskundigen drs. S. Labrijn (psychologe) en P.J. Vervoort (psychiater) hebben in hun rapporten van respectievelijk 21 december 2008 en 5 januari 2009 gesteld dat er bij verdachte sprake is van een cognitieve beperking (zwakbegaafdheid) en van misbruik van cocaïne, XTC en alcohol. Volgens de deskundigen dient het onder parketnummer 01/845491-08 tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte te worden toegerekend. Geadviseerd wordt een gecombineerde straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht inclusief de deelname aan een terugval-preventiegroep voor middelenmisbruik bij Novadic-Kentron.
In haar rapport van 31 maart 2009 is de Reclassering tot eenzelfde advies gekomen, met dien verstande dat zij tevens de deelname aan de training ‘anders denken, anders doen’ en een systeembehandeling bij Kairos adviseert.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met deze adviezen, ook al omdat [verdachte] ter terechtzitting van 3 april 2009 heeft aangegeven er alles aan te willen doen om zijn misbruik van alcohol en drugs te voorkomen en dat hij zich in wil zetten de contacten met zijn familie, met name zijn vader, te verbeteren. Hij is dankbaar dat zijn familie hem zijn fouten heeft vergeven.
7.5 Op grond van het voorafgaande zal de rechtbank de eis van de officier van justitie (grotendeels) volgen en een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de door de reclassering aanbevolen bijzondere voorwaarde. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] geen reden om de proeftijd op 3 jaar te stellen, zoals de officier van justitie heeft geëist.
Door het opleggen van een betrekkelijk lange voorwaardelijke gevangenisstraf en de genoemde behandelingen, hoopt de rechtbank te bereiken dat [verdachte] zich in de toekomst
van soortgelijke zeer ernstige delicten zal onthouden.
8 De vordering van de benadeelde partij
8.1 [slachtoffer2] heeft in de zaak met parketnummer 01/845104-08 een civiele vordering ingediend bestaande uit:
1 ziekenhuisdaggeldvergoeding € 275,-
2 vervoerskosten € 42,24
3 voorschot telefoon kopie en portikosten € 50,-
4 huishoudelijke hulp € 672,-
5 nota huisarts € 44,86
6 immateriële schade € 1.500,-
--------------- +
totaal € 2.584,10
8.2 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer2] tot een bedrag van € 1.162,10 (post 1, post 2, post 3, post 5 +
€ 750,- van post 6) en niet-ontvankelijk verklaring van meer gevorderde bedrag (post 4 en
€ 750,- van post 6).
8.3 De raadsvrouwe heeft betoogd dat de vordering van [slachtoffer2] primair niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze niet van eenvoudig van aard is vanwege de medeschuld van [slachtoffer2] en problemen rond de causaliteit. Subsidiair heeft zij gesteld dat de gevorderde bedragen dienen te worden gematigd.
8.4 De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende geschatte bedragen: voor post 1: € 100 euro, voor post 3
€ 25,- en voor post 6 € 500. Zij zal de gevorderde post 5 ten bedrage van € 44. 86 toewijzen
In totaal wordt derhalve een bedrag van € 669,86 toegewezen.
Zij zal [verdachte] hoofdelijk met de mededader [persoon3] veroordelen, zodat als de een betaalt, de ander van die betalingsplicht zal zijn gekweten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de meer gevorderde bedragen van post 1, post 3 en post 6, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in post 2 en post 4 van haar vordering, aangezien er geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade.
8.5 De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
8.6 Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
8.7 De rechtbank zal [verdachte] veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
9 De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen [verdachte] meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/845491-08 primair:
poging tot doodslag,
t.a.v. 01/845104-08 primair:
medeplegen van poging tot doodslag.
De rechtbank verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar en legt de volgende straffen en/of maatregelen op:
t.a.v. 01/845491-08 primair, 01/845104-08 primair:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat [verdachte] zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt:
- deelname aan een behandeling (terugval-preventiegroep) bij Novadic-Kentron;
- deelname aan de training 'anders denken, anders doen' alsmede aan een systeembehandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
De rechtbank verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
t.a.v. 01/845104-08 primair:
maatregel van schadevergoeding van € 669,86, subsidiair 13 dagen hechtenis.
Legt derhalve [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] van een bedrag van € 669,86 (zegge: zeshonderdnegenenzestig euro en zesentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] toe en veroordeelt [verdachte] tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer2] van een bedrag van
€ 669,86 (zegge: zeshonderdnegenenzestig euro en zesentachtig eurocent) en bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Zij veroordeelt [verdachte] tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
[verdachte] is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 17 april 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De verklaring van [verdachte], PV1 p. 106 en de verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 133.
2 De verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 133.
3 De verklaring van [verdachte], PV1 p. 106 en de verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 133.
4 De verklaring van de moeder van [verdachte], PV1 p. 100.
5 De verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 134.
6 De verklaring van [verdachte], PV1 p. 119. Ook zijn oom heeft verklaard dat hij drie flessen raki op had, PV1 p. 66.
7 De verklaringen van [verdachte], PV1 p. 106 en 125, en de verklaringen van [medeverdachte1], PV1 p. 134 en 140.
8 De verklaringen van [verdachte], PV1 p. 109 en 114-115 en 116.
9 De verklaringen van [medeverdachte1], PV1 p. 136 en 138-139.
10 De verklaring van [moeder verdachte], PV1 p. 100-101 en de verklaring van [verdachte], PV1 p. 124-125.
11 Het proces-verbaal van bevindingen, PV1 p. 44, de verklaringen van [verdachte], PV1 p. 107 en 117, de verklaring van zijn vader [slachtoffer/ vader verdachte], PV1 p. 61, en de verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 134.
12 De verklaring van [verdachte], PV1 p. 108, de verklaring van zijn vader, [slachtoffer/ vader verdachte], PV1 p. 62, en de verklaring van [medeverdachte1], PV1 p. 135.
13 De verklaringen van [medeverdachte1], PV1 p. 136, 140 en 149 en de verklaring van [verdachte], PV1 p. 109.
14 PV1, p. 53 en 54.
15 PV1 p. 58 en 155, alsmede de verklaring van [slachtoffer/ vader verdachte], PV1, p. 64.
16 De verklaring van [verdachte], PV1 p. 125.
17 De verklaring van [slachtoffer2], PV2, p. 35, de verklaring van [persoon1], PV2 p. 47, de verklaring van [persoon2], PV2 p. 53, de verklaring van [persoon3], PV2 p. 75-76 en de verklaring van [verdachte], PV2 p. 58.
18 [persoon1] heeft verklaard dat [slachtoffer2] al flink wat alcohol genuttigd had. Hij had een fles raki opgedronken en lorazepam genomen, PV2 p. 47. Over zichzelf heeft hij verklaard dat hij nogal wat alcohol gedronken had en dat hij het allemaal niet helemaal precies meer wist, PV2 p. 48. [persoon3] heeft verklaard dat [slachtoffer2] hartstikke zat was, PV2 p. 76. Ook [verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer2], [persoon1] en [persoon2] raki hadden gedronken, PV2 p. 62 en dat hij erg dronken was, PV2 p. 61. Ter terechtzitting van 3 april 2009 heeft [verdachte] eveneens verklaard dat hij dronken was.
19 De verklaring van [persoon1], PV2 p. 47 en 49, de verklaring van [persoon2], PV2 p. 53, de verklaring van [persoon3] , PV2, p. 75 en de verklaringen van [verdachte], PV2 p. 58, 62 en 64.
20 De verklaringen van [verdachte], PV2 p. 58 en 62.
21 De verklaring van [persoon3], PV2 p. 76 en de verklaringen van [verdachte], PV2 p. 59, 62 en 65.
22 De verklaring van [persoon1], PV2 p. 49.
23 De verklaringen van [verdachte], PV p. 62 en 65 en zijn verklaring ter terechtzitting van 3 april 2009.
24 De verklaring van [persoon3], PV2 p. 77 en de verklaring van [verdachte], PV2 p. 63.
25 De verklaring van [persoon1], PV2 p. 48 en de verklaring van [persoon2], PV2 p. 53.
26 De verklaring van [moeder slachtoffer2]. PV2 p. 44, de verklaring van [persoon1], PV2 p. 48 en de verklaring van [persoon2], PV2 p. 53-54.
27 De brief van mw. (naam neuroloog) (neuroloog ziekenhuis Bernhoven) van 25 febr 2008, PV2 p 84.
28 PV2 p. 37.
29 De brief van (naam neuroloog) (neuroloog ziekenhuis Bernhoven) van 9 april 2008, PV2 p. 86.
?