4.2. In verband met de stelling van Nayak dat zij K'Air bij gelegenheid van het verstrekken van de onderhoudsopdracht er op heeft gewezen dat zij behalve de kosten van vervanging van het defecte onderdeel tevens de kosten van reparatie van datzelfde defecte onderdeel diende te betalen heeft de rechtbank bij mondeling vonnis, aansluitend op de comparitie van partijen, Nayak bewijs van die stelling opgedragen, waarbij Nayak tevens diende te bewijzen dat K'Air daarmee heeft ingestemd.
4.2.1. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft Nayak een akte genomen. Bij deze akte heeft zij stukken in het geding gebracht die de rechtbank hieronder zal bespreken.
a. Om te beginnen legt Nayak als productie 13 een verklaring over van KLM Cityhopper BV van 11 december 2008. In deze verklaring beschrijft KLM Cityhopper op welke wijze het bedrijf pleegt om te gaan met ‘losse exchanges’. Beschreven wordt dat de kosten voor de reparatie normaal gesproken worden doorbelast aan de luchtvaartmaatschappij die de exchange is aangegaan. Dit is, aldus KLM Cityhopper, de meest gebruikelijke (standaard) werkwijze voor het aangaan en afhandelen van exchanges.
b. Als productie 14 wordt overgelegd een brief van Fokker van 25 november 2008. Zij verklaart, kort gezegd en onder verwijzing naar haar bijgesloten ‘exchange conditions’, dat behoudens afwijkende afspraken, het te vervangen en repareren onderdeel, voorzien van documentatie, binnen 15 dagen aan Fokker moet worden toegezonden, dat Fokker zorgt voor reparatie van het onderdeel (indien economisch haalbaar) en dat de kosten ervan separaat in rekening worden gebracht.
c. Als productie 15 is in het geding gebracht een verklaring van Heli-One Components van 27 november 2008, waarin verwezen wordt naar een ‘Quotation’ van diezelfde datum, gericht aan Nayak ter zake (naar de rechtbank aanneemt) een ‘exchange order’. Deze ‘quotation’ vermeldt onder meer: ‘Quoted exchange fee is based on Fee + Cost of core repair which will be invoiced separately’.
4.2.2. Uit geen van de overgelegde stukken blijkt dat Nayak ter gelegenheid van het verstrekken van de onderhoudsopdracht K'Air er op heeft gewezen dat zij behalve de kosten van vervanging van het defecte onderdeel tevens de kosten van reparatie van datzelfde defecte onderdeel diende te betalen alsook dat K'Air daarmee heeft ingestemd. Nu Nayak ook anderszins geen bewijs heeft bijgebracht zoals haar was opgedragen is zij niet in het haar opgedragen bewijs geslaagd. Voor zover de vordering van Nayak is gestoeld op de stelling dat K'Air opdracht heeft gegeven voor de ‘repair order’ aan Fokker dient deze derhalve te worden afgewezen.
4.3.1. Nayak heeft voorts gesteld dat zij heeft gehandeld en gefactureerd zoals dit bij een ‘exchange order’ binnen haar branche (de vliegtuigreparatie- en onderhoudsbranche) de standaard werkwijze is. Zij heeft de hiervoor kort besproken verklaringen in het geding gebracht om deze stelling te bewijzen, nu K'Air betwist dat de door Nayak beschreven gang van zaken standaard en gebruikelijk is in de vliegtuigreparatie- en onderhoudsbranche. Nayak stelt dat partijen er bij het aangaan van de overeenkomst tot het vliegtuigklaar maken van het vliegtuig van K'Air van uit dienden te gaan dat de ‘repair invoice’ zou volgen op de ‘exchange invoice’. Het komt, aldus Nayak, immers aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij het van belang is tot welke maatschappelijke kring partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Nayak stelt, onder verwijzing naar de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 1 BW, dat K’Air de door Nayak gehanteerde factureringswijze had dienen te verwachten. De overeenkomst is bovendien aan te merken als een overeenkomst van opdracht. K’Air is aan Nayak het op de gebruikelijke wijze berekende loon verschuldigd geworden.
K’Air betwist dat de door Nayak gehanteerde factureringswijze gebruikelijk is en wijst er in dat verband op dat zij in het onderhavige geval voor het eerst zaken deed met Nayak.
4.3.2. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Om te beginnen kan op basis van de door Nayak overgelegde verklaringen van KLM Cityhopper, Fokker en Heli-One Components niet worden geconcludeerd dat de wijze van uitvoeren en factureren van een ‘exchange order’ zoals Nayak dat in het onderhavige geval heeft gedaan moet worden gezien als de standaardwerkwijze waarmee alle partijen die tot de vliegtuigreparatie en –onderhoudsbranche behoren bekend kunnen worden verondersteld. Zowel de verklaring van Fokker als die van KLM Cityhopper maakt duidelijk dat de door Nayak beschreven gang van zaken weliswaar gangbaar is, maar uit hun verklaringen blijkt ook dat in voorkomend geval afwijkende afspraken plegen te worden gemaakt. KLM Cityhopper merkt op: “De kosten voor de reparatie van de core unit worden normaal gesproken doorbelast aan de luchtvaartmaatschappij die de exchange is aangegaan. Dit is de meest gebruikelijke (standaard) werkwijze voor het aangaan en afhandelen van exchanges”. Fokker schrijft: “Please find our conditions for exchange orders attached. These conditions are common use in the aviation trade business, when we do exchanges with third parties we get the same conditions unless otherwise agreed upon in writing before processing the order”.
In de verklaring van Heli-One Components bij de toegezonden Quotation wordt weliswaar gesteld dat de procedure een “World Standard’ is, maar dit weerhoudt Heli-One Components er evenwel niet van om op haar Quotation expliciet melding te maken op welke wijze de exchange order zal worden uitgevoerd en gefactureerd. De rechtbank leidt hieruit af dat Heli-One Components deze werkwijze kennelijk ook weer niet zó gebruikelijk acht dat van schriftelijke bevestiging van die werkwijze aan de klant kan worden afgezien. Datzelfde kan overigens ook worden opgemerkt ten aanzien van Fokker, die in haar contracten met klanten kennelijk gebruik maakt van algemene voorwaarden waarin de beschreven werkwijze met betrekking tot exchange orders wordt vastgelegd.
Voorts wijst de rechtbank op het volgende. De stelling van Nayak komt er op neer dat de door haar beschreven werk- en factureringswijze met betrekking tot exchange orders binnen de vliegtuigreparatie- en onderhoudsbranche als zodanig gebruikelijk heeft te gelden dat alle binnen die branche werkzame bedrijven daarmee bekend moeten worden verondersteld en geacht moeten worden te hebben ingestemd met de uit een exchange order voortvloeiende verplichtingen. Het verstrekken van een exchange order brengt met zich de verplichting om de kosten van reparatie van het vervangen onderdeel te betalen, ook indien dit niet met zoveel woorden bij het verstrekken van de opdracht is overeengekomen.
Echter, ook indien van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan dan geldt zij slechts voor de binnen die branche werkzame bedrijven. Gesteld noch gebleken is evenwel dat K’Air een bedrijf is dat actief is op het gebied van reparatie en onderhoud van vliegtuigen, zodat niet gezegd kan worden dat K’Air behoort tot de branche waarbinnen de beschreven handelwijze ten aanzien van exchange orders als gebruikelijk en standaard heeft te gelden. Ook om deze reden dient het beroep van Nayak op de branchegebruiken en de in dat verband aangeroepen aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid te stranden.
Voor zover Nayak bedoeld heeft te stellen dat K’Air uit de uitlatingen en gedragingen van Nayak ter gelegenheid van het verstrekken van de opdracht heeft moeten begrijpen dat het verstrekken van een ‘exchange order’ tevens een ‘repair order’ met zich bracht en dat ook de kosten daarvan door K’Air zouden moeten worden voldaan gaat de rechtbank hieraan voorbij nu Nayak niets concreets omtrent bedoelde uitlatingen en gedragingen heeft gesteld.
4.3.3. De rechtbank komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat de vordering, voor zover strekkende tot vergoeding van de door Fokker in rekening gebrachte reparatiekosten ad EUR 6.130,- dient te worden afgewezen. Al hetgeen Nayak overigens te dien aanzien nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.