ECLI:NL:RBSHE:2009:BH5299

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825320-8
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van het aanwezig hebben van harddrugs met vrijspraak voor bewerken van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van harddrugs, te weten heroïne en cocaïne, op 16 mei 2008 in Helmond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk 926,93 gram heroïne en 33,22 gram cocaïne aanwezig had in een woning. De harddrugs werden aangetroffen in een kast op de overloop van de woning, waar ook versnijdingsmiddelen en andere materialen voor het bewerken van drugs aanwezig waren. De verdachte ontkende echter dat hij betrokken was bij het bewerken of verwerken van de harddrugs en stelde dat hij niet op de bovenverdieping van de woning was geweest. De rechtbank oordeelde dat er te veel twijfel bestond over de hoeveelheid bewerkte harddrugs, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het bewerken van de harddrugs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk als medepleger kon worden aangemerkt, gezien zijn ondersteunende rol en het feit dat hij zich niet had gedistantieerd van de activiteiten van zijn medeverdachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 275 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825320-08
Datum uitspraak: 10 maart 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juli 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2008 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans aanwezig heeft gehad (ongeveer) 926,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of (ongeveer) 33,22 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde heroïne en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel 2 onder B/C van de Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
Vaststaande feiten.
Op 16 mei 2008 verlaten zes personen een woning aan de (adres) te Helmond. [verdachte] is één van deze zes personen1. Nadat deze personen de woning hebben verlaten wordt door de politie in deze woning 926,93 gram heroïne en 33,22 gram cocaïne aangetroffen2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van medeplegen van bewerken en verwerken van heroïne en cocaïne in Helmond op 16 mei 2008.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte is wel in de woning aan de (adres) te Helmond geweest. Verdachte ontkent dat hij op de bovenverdieping van de woning is geweest. Mocht wel worden aangenomen dat verdachte op de bovenverdieping van de voornoemde woning is geweest, dan maakt dit volgens de verdediging nog niet dat verdachte daar ook daadwerkelijk een goedje heeft bewerkt of verwerkt, of hiervan wetenschap moet hebben gehad. Mocht verdachte van dit bewerken of verwerken van een goedje wel wetenschap hebben gehad, dan is daarmee nog niet aangetoond dat dit goedje heroïne en/of cocaïne betrof. De restanten van het goedje op de betreffende tafel zijn niet onderzocht, zodat niet kan worden bewezen dat op deze tafel heroïne en/of cocaïne werd bewerkt of verwerkt. De verdediging stelt voorts dat verdachte niet kon weten dat elders in de betreffende woning harddrugs aanwezig waren. Deze harddrugs zijn immers in een afgesloten kast aangetroffen. De verdediging stelt dat het goed mogelijk is dat deze harddrugs door derden in de afgesloten kast zijn neergelegd. Op de kleding van verdachte zijn ook geen sporen van verdovende middelen aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 16 mei 2008 rond 20.15 uur komt bij de regiopolitie Brabant Zuid-Oost de melding binnen dat vanuit een leegstaande woning aan de (straatnaam) in Helmond mogelijk dealersactiviteiten plaatsvinden. De bewoner van deze woning is in het buitenland gedetineerd. Voor deze woning staan twee auto’s waarvan de kentekens op naam staan van personen uit Rotterdam. De verdachte en [medeverdachte] zijn afkomstig uit Rotterdam. Er lopen voortdurend personen op en neer tussen genoemde woning en de genoemde auto’s3. Agenten in uniform gaan naar de (straatnaam) te Helmond. Daar blijkt dat met de woning in de melding, de woning aan de (adres) te Helmond wordt bedoeld. De verbalisanten nemen waar dat zes personen deze woning verlaten4.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier de navolgende feiten en omstandigheden volgen.
1. De doorzoeking in de woning aan de (adres) te Helmond.
Op 16 mei 2008 wordt in het bijzijn van de rechter-commissaris de woning geheel doorzocht. De woning werd vermoedelijk niet bewoond en de verlichting in deze woning was defect. Op de overloop op de eerste verdieping van de woning wordt in een vaste kast met planken een plastic zakje met bruin poeder aangetroffen. In een daar eveneens aanwezige hangkast worden twee niet afgesloten plastic zakjes met een bruin poeder met brokjes, een niet afgesloten plastic zakje met bruine brokjes, een dichtgeknoopt plastic zakje met bruine brokken en een dichtgeknoopt plastic zakje met crème-kleurige brokjes aangetroffen. Na onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijken de hiervoor genoemde poeder en brokjes heroïne te bevatten, cocaïne te bevatten of zogenaamde versnijdingsmiddelen te zijn. De hoeveelheid van de stof bevattende heroïne en hoeveelheid van de stof bevattende cocaïne komt overeen met de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid. In de slaapkamer op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning wordt een tafel aangetroffen met daarop een aantal goederen. Deze goederen betreffen lepels, een mes, plamuurmes, spiegel met vermoedelijk heroïneresten, weegschaal, administratie, pasjes met vermoedelijk heroïneresten, latex handschoenen en verpakkingsmateriaal. Dit zijn spullen die gebruikt worden bij het gebruiken of versnijden van verdovende middelen. Het blad van de aangetroffen tafel was geheel besmet met een bruin poeder, gelijkend op heroïne5.
2. De zoeking in de auto.
De auto, merk Volkswagen met het kenteken (kenteken), is door [verbalisant] gecontroleerd. Hierbij trof deze verbalisant in de kofferbak in een zak diverse witte latex handschoenen en een plasticfolie, waarin een bruin poeder aanwezig was, aan. Vervolgens is deze auto op 18 mei 2008 onderzocht met behulp van een politie-speurhond. In de kofferruimte lag een niet afgesloten boterhamzakje met daarin een zeer geringe hoeveelheid bruin poeder. Dit poeder is indicatief positief getest op vermoedelijk heroïne6.
3. De aanhouding van verdachte.
Verdachte behoorde tot de groep van zes personen die is aangehouden nadat zij de woning aan de (adres) te Helmond hadden verlaten7.
4. De verklaringen van de meisjes.
[getuige 1] verklaart dat zij samen met [getuige 2] thuis is opgehaald door [verdachte]. Hij heeft hen naar de woning aan de (adres) te Helmond gebracht. [verdachte] heeft de voordeur geopend met een sleutel. In de woning ging [verdachte] naar boven, terwijl zij van hem beneden moesten blijven. Na een kwartier kwam [verdachte] naar beneden, kort daarna gevolgd door een dikkere jongen, genaamd [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] droeg witte doktershandschoenen. [medeverdachte 2] beschikte over een dik pak geld, gewikkeld in folie.
Nadat ze de woning hadden verlaten hebben [medeverdachte 2] en een andere jongen zich verkleed, omdat hun eigen kleding helemaal onder wit cementachtig spul zat8.
[getuige 2] verklaart bij de politie dat [verdachte] haar en haar vriendin [getuige 1] met een personenauto heeft opgehaald en naar de woning aan de (adres) te Helmond heeft gebracht. [verdachte] heeft de voordeur van die woning met een sleutel geopend. In die woning was ook een vriend van [getuige 2]. Deze vriend had een dik pak geld, gewikkeld in plastic folie, bij zich. Nadat in de woning door [verdachte] gehaald eten van McDonalds is gegeten, is [getuige 2] naar de bovenverdieping van de woning gegaan. Zij zag daar in een kamer aan de voorzijde van de woning twee jongens aan een tafel zitten, te weten haar vriend en [medeverdachte]. Ze zag dat zij kapjes voor hun mond hadden, dat ze handschoenen aan hadden en dat ze met zand aan het wrijven waren. De vriend noemde het zand, ‘goudzand’. Ze zag dat er een bult ‘goudzand’ op de tafel lag. Haar vriend zegt dat hij uit Rotterdam komt en de eigenaar was van de Opel Corsa die op 16 mei 2008 voor de woning aan de (adres) te Helmond stond9.
[getuige 3] verklaart bij de politie dat zij tegen [verdachte] heeft verteld dat zij een politieagent op de fiets in de buurt van de woning zag, waarna [verdachte] naar boven liep en even later terug kwam met [medeverdachte] en een andere jongen. Daarna hebben zij allen de woning verlaten. Bij de Islamitische school hebben [medeverdachte] en de jongen hun bovenkleding gewisseld. [medeverdachte] heeft zijn polo in de tas gedaan die later bij [getuige 3] is aangetroffen.
5. De verklaring van verdachte.
Verdachte verklaart dat hij samen met de jongens vanuit Rotterdam, via Eindhoven naar de woning aan de (adres) te Helmond is gegaan. Zij kwamen met de Volkswagen Golf van [medeverdachte]10.
6. De verklaring van [medeverdachte].
[medeverdachte] verklaart bij de politie dat [verdachte] met [medeverdachte 2] in een Opel Corsa naar de woning aan de (adres) te Helmond is gegaan. De woning was leeg en zag er onbewoond uit. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn lange tijd boven geweest11.
Wetenschap van aanwezigheid van harddrugs.
Verdachte is op de bovenverdieping van de woning gezien. [getuige 2] verklaart zelfs dat verdachte veel boven was. De medeverdachten, [medeverdachte] en de niet bij naam bekende man, zitten daar aan een tafel, waarbij zij met hun handen in een hoeveelheid van een bepaald goedje aan het kneden en/of wrijven zijn. Dit goedje werd door die medeverdachten ‘goudzand’ genoemd. De medeverdachten dragen een mondkapje en zogenaamde doktershandschoenen. [getuige 2] verklaart voorts dat zij op de betreffende tafel een bult ‘goudzand’ zag12.
Nadat de groep van zes personen de woning hebben verlaten wisselen [medeverdachte] en de niet bij naam bekende man in het bijzijn van verdachte hun kleding omdat er cementachtige stof op hun kleding zit. [medeverdachte] trekt een ander t-shirt aan13. Uit technisch onderzoek kan worden opgemaakt dat op het door [medeverdachte] gedragen
t-shirt restanten van een materiaal bevattende heroïne worden aangetroffen14.
Verdachte is naar de bovenverdieping van de woning gegaan en hij heeft [medeverdachte] en de niet bij naam bekende man gewaarschuwd dat een politieagent in de straat van de woning werd gezien15. Even later hebben de zes personen, waaronder verdachte, de woning verlaten. De politie heeft de woning betreden waarbij verbalisanten in een kamer op de eerste etage van de woning een eettafel zagen waarop een weegschaaltje stond. Zij zagen op deze tafel een bruinkleurig, op heroïne gelijkend, poeder liggen. Ook zagen zij op deze kamer een vuilniszak staan met daarin een hoeveelheid plasticfolie en latex handschoenen. Hierop hebben verbalisanten de situatie bevroren16. Onder leiding van de rechter-commissaris heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Hierbij is geen berg ‘goudzand’ of iets dergelijks op de betreffende tafel aangetroffen. Wel zijn minimale hoeveelheden van een materiaal gelijkend op heroïne op enkele goederen op een slaapkamer op de eerste etage van de woning aangetroffen. Deze goederen betroffen onder meer een spiegel met heroïneresten, een weegschaal, een mobiele telefoon met heroïneresten, drie pasjes met heroïneresten, administratie en verpakkingsmateriaal. Bij de doorzoeking zijn tevens de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden harddrugs aangetroffen in kasten op de overloop op de eerste etage van de woning. Naast deze harddrugs zijn tevens zogenaamde versnijdingsmiddelen in die kasten aangetroffen17.
Gelet op de combinatie van deze middelen en de omstandigheid dat verdachte en de medeverdachten de gelegenheid hebben gehad om de harddrugs en de versnijdingsmiddelen in de kast te stoppen voordat zij de woning hebben verlaten, is de rechtbank van oordeel dat geen ander scenario mogelijk is dan dat verdachte en zijn medeverdachten de berg ‘goudzand’ hebben ingepakt en in de kast hebben opgeborgen voordat zij de woning hebben verlaten, zodat verdachte wist dat er harddrugs in de woning aanwezig waren. De bij de doorzoeking aangetroffen harddrugs zijn getest door het Nederlands Forensisch Instituut en daar is geconcludeerd dat het heroïne en cocaïne bevattende stoffen betrof.
Medeplegen.
Verdachte is samen met zijn mededaders vanuit Rotterdam naar de woning in Helmond gereisd. Verdachte heeft in Helmond op 16 mei 2008 naar het oordeel van de rechtbank hand- en spandiensten verricht voor de medeverdachten. Hij heeft [getuige 3], de vriendin van de medeverdachte [medeverdachte], die schone kleding kwam brengen, van het station opgehaald en hij heeft tevens [getuige 2] en haar vriendin [getuige 1] opgehaald. Vervolgens heeft verdachte voor de onbekend gebleven man en anderen eten gehaald bij de McDonalds. Tijdens verdachtes aanwezigheid in de woning is verdachte meerdere malen naar de bovenverdieping van de woning gelopen alwaar zijn medeverdachten zichtbaar vanaf de overloop doende waren heroïne te bewerken. Verdachte is langere tijd op de bovenverdieping gebleven. Op het moment dat een agent in uniform in de straat voor de woning wordt gezien, loopt hij naar de medeverdachten die zich op de bovenverdieping van de woning bevinden om hen te waarschuwen. Kort daarna verlaat de groep van zes personen, waaronder verdachte, de woning. Door zijn ondersteunende rol in het geheel en het feit dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte als medepleger wordt aangemerkt. Dat de drugs door anderen buiten verdachte en zijn mededaders om daar zouden zijn opgeslagen acht de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Bewerken en verwerken harddrugs.
De rechtbank is van oordeel dat er teveel twijfel bestaat omtrent de hoeveelheid bewerkte en/of verwerkte harddrugs omdat niet valt te achterhalen welke hoeveelheid ‘goudzand’ aanvankelijk op de tafel in de kamer op de bovenverdieping van de woning lag, zodat verdachte van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van de harddrugs moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen zoals hierna wordt vermeld onder de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 16 mei 2008 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 926,93 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en
33,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57
Opiumwet art. 2, 10.
De strafmotivering.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en met aftrek van het voorarrest.
Een afschrift van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte zijn straf reeds gedurende het voorarrest heeft uitgezeten, zodat voor verdachte geen langere gevangenisstraf dan die zes maanden opgelegd moet worden. De voorlopige hechtenis is in de tussentijd geschorst. Verdachte moet niet wederom naar de gevangenis gestuurd worden. Verdachte heeft kinderen waarvan de jongste nu zes weken oud is. Verdachte is niet eerder voor een opiumdelict veroordeeld. Tot slot moet de rol van verdachte in het geheel meewegen in het bepalen van de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte en zijn mededaders hebben niet alleen een grote hoeveelheid (bijna één kilogram) van een stof bevattende heroïne en een iets minder grote hoeveelheid (ruim 33 gram) van een stof bevattende cocaïne voorhanden gehad, maar zij hebben ook de beschikking gehad over versnijdingsmiddelen, weegschalen en versnijdings- en verpakkingsmaterialen. Verdachte heeft zich kennelijk ingelaten met de handel in harddrugs. Verdachte was op meerdere tijdstippen in de gelegenheid zich te distantiëren van het plegen van het onderhavige feit maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft hand- en spandiensten verricht. Het is een feit van algemene bekendheid dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging strafmatigend mee dat verdachte een kleinere, meer ondersteunende rol in het mede door hem gepleegde feit heeft gehad.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, en omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van harddrugs komt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt hem op een gevangenisstraf voor de duur van 275 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio Rotterdam, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, indien mogelijk uit te voeren door GGZ Bouman.
De rechtbank verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 24 februari 2009 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 10 maart 2009.
1 zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 februari 2009
2 zie proces-verbaal onderzoek in de woning op de pagina’s 79 en 80 en het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 17 mei 2008 van [verbalisant 2] aanvrage onderzoek NFI d.d. 20 mei 2008 en het rapport van het NFI d.d. 18 juni 2008 met kenmerk PL2200/08-089098 pagina 2/2
3 zie proces-verbaal van [verbalisant 3] op pagina 69
4 zie proces-verbaal van bevindingen van [verbalisanten] op de pagina’s 58 en 59
5 zie proces-verbaal onderzoek in de woning op de pagina’s 79 en 80, het rapport van het NFI van 18 juni 2008 met het kenmerk PL2200/08-089098 en het proces-verbaal FTO van [verbalisant 2] d.d. 13 augustus 2008 PL2219/08-089098-2 t/m 9
6 zie proces-verbaal van bevindingen van [verbalisanten] op pagina 61 en het proces-verbaal FTO van [verbalisant 2] d.d. 13 augustus 2008 PL2219/08-089098-8
7 zie verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 februari 2009
8 zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] op de pagina’s 98 en 99
9 zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op de pagina’s 105, 108 en 111
10 zie proces-verbaal van verhoor van verdachte op pagina 132 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van
24 februari 2009
11 zie proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] op de pagina’s 118 en 119
12 zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op pagina 108
13 zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] op de pagina’s 98 en 99
14 zie proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 17 mei 2008 van [verbalisant 2] PL2219/08-089098-10
15 zie proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] op pagina 126
16 zie proces-verbaal van [verbalisanten] op de pagina’s 52 en 53
17 zie proces-verbaal onderzoek in de woning op de pagina’s 79 en 80, het rapport van het NFI van 18 juni 2008 met het kenmerk PL2200/08-089098 en het proces-verbaal FTO van [verbalisant 2] d.d. 13 augustus 2008 PL2219/08-08909806 t/m 9