Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat op de avond van 09 januari 2008 is ingebroken in de woning aan de [adres] te Eindhoven en dat daar hennepplanten zijn afgeknipt en in zakken gedaan met de kennelijke bedoeling om deze weg te nemen met behulp van de klaarstaande lege bestelbus. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij bij het betreden van de achtertuin van deze woning drie verschillende personen heeft gezien35. Voor zover de verklaring die [slachtoffer 2] over het schietincident heeft afgelegd controleerbaar is, wordt deze volledig ondersteund door het sporenbeeld op de plaats delict. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] daarom betrouwbaar. De geloofwaardigheid van [slachtoffer 2] wordt bovendien versterkt door het feit dat zijn verklaring voor hemzelf belastend is en deze verklaring is afgelegd toen hem het sporenbeeld niet (exact) bekend was. Hetgeen [slachtoffer 2] verklaart over de plaats van de schutter in de tuin wordt bevestigd door het technische sporenbeeld.
Verdachte ontkent dat hij ooit in de desbetreffende woning is geweest. In het onderzoek ter terechtzitting zijn echter feiten en omstandigheden naar voren gekomen die een verband leggen tussen verdachte en het delict. Er is in dit verband een aantal bewijsmiddelen dat nadere bespreking verdient.
De verklaring van getuige [getuige 1].
Getuige [getuige 1] woont in een straat die parallel loopt aan de [adres]. Zij heeft verklaard dat verdachte, ongeveer drie minuten nadat zij knallen heeft gehoord, op een raam van haar woning heeft geklopt en heeft geroepen dat een ambulance moest worden gebeld36’37. Deze voor verdachte belastende verklaring is in afwijking van de interne voorschriften niet op band vastgelegd. Dit betekent echter niet dat deze verklaring om die reden geen bewijswaarde kan hebben; het is aan de rechtbank om dit aspect te beoordelen. De verklaring is opgetekend door twee verbalisanten die hiervan op ambtseed en ambtsbelofte een proces-verbaal hebben opgemaakt. Beide verbalisanten zijn bij de rechter-commissaris gehoord in aanwezigheid van de verdediging. Er zijn geen aanwijzingen dat de opname-apparatuur met vooropgezet plan door de verbalisanten werd opgeborgen of dat verbalisanten twijfelen aan hetgeen zij hebben opgeschreven. Het tijdsverloop tussen het afleggen van de verklaring op 02 april 2008 en het opmaken van het proces-verbaal op 07 april 2008 wordt verklaard in een opmerking van de verbalisanten onderaan het proces-verbaal: verbalisanten waren in verband met het welzijn van de getuige terughoudend met het opmaken van dit proces-verbaal en hebben dit pas gedaan nadat zij hiertoe opdracht hadden gekregen van de officier van justitie. De officier van justitie heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Onder deze omstandigheden is de beslissing van de officier van justitie om bij de rechter-commissaris een proces-verbaal van meineed te laten opmaken juist in het belang van de waarheidsvinding in deze zaak. Van enige bedoeling om de verdediging te belemmeren is in het geheel niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige 1] dat verdachte de persoon is die na het schietincident bij haar op het raam heeft geklopt een betrouwbare en gedetailleerde weergave is van hetgeen deze getuige heeft verklaard. De inhoud van deze verklaring wordt voorts bevestigd door de verklaring van [getuige 2] bij de politie38 en later ook bij de rechter-commissaris39 dat [getuige 1] dit aan haar had verteld.
Het gebruik van telefoonnummer [nummer].
Indien men op en in de directe omgeving van de plaats delict een telefoongesprek voert via het KPN GSM-netwerk is het logisch dat de aanvang van het gesprek plaatsvindt via het 900 serving-basisstation 49802 en tijdens het gesprek wordt overgeschakeld naar het 1800 serving-basisstation 6163440.Uit het buurtonderzoek kan worden vastgesteld dat het tijdstip waarop is geschoten omstreeks 21.58 uur ligt41. Om 21.59 uur wordt er vanaf KPN prepaid telefoonnummer [nummer] via zendmast [mast] (Cell ID [nummers]) gebeld naar de mobiele telefoon die in gebruik is bij [broer medeverdachte], zijnde de broer van medeverdachte [medeverdachte]42. [broer medeverdachte] heeft verklaard dat iemand hem toen in paniek vertelde dat zijn broer [medeverdachte] was doodgeschoten43. Getuige [getuige 3] was aanwezig bij dit telefoongesprek en bevestigt dat [broer medeverdachte] dit tegen hem vertelde en dat hij in paniek was44. Er zijn geen meldingen van andere schietpartijen binnen het bereik van genoemde zendmast op die datum en dat tijdstip. De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat degene die [broer medeverdachte] op dat moment belde bij de schietpartij aan de [adres] aanwezig moet zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat het toestel met nummer [nummer] niet van hem is. Onderzoek heeft aangetoond dat vanaf dit telefoonnummer in de periode vanaf medio december 2007 tot en met 09 januari 2008 bijna dagelijks meerdere malen is gebeld naar het telefoonnummer van [vriendin], zijnde de partner van verdachte45. Verdachte heeft gesteld dat zijn relatie met [vriendin] op dat moment was verbroken en dat zij contact had met een andere man. De politie heeft echter geconstateerd dat genoemd telefoonnummer in een telefoontoestel van [broer medeverdachte], zijnde de vader van [vriendin], staat opgeslagen onder de naam [voornaam]46, zijnde de voornaam van verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat genoemd telefoonnummer aan verdachte toebehoort.
De auto van verdachte en de vingerafdruk van verdachte op de wikkel van de vuilniszakken.
De auto van verdachte is aangetroffen direct naast de tuinmuur bij de woning. In de woning is voorts een vingerafdruk aangetroffen van verdachte op de wikkel van een rol vuilniszakken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vuilniszakken heeft gebruikt bij werkzaamheden rondom zijn woning. De niet-gebruikte rollen vuilniszakken zou hij daarna in zijn auto hebben gelegd. Deze auto werd door meerdere personen in zijn omgeving gebruikt en ieder van hen kan met de auto naar de plaats delict zijn gereden.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig gelet op de hiervoor genoemde andere bewijsmiddelen die aantonen dat verdachte ter plaatse was ten tijde van het schieten. De aanwezigheid van zijn auto en de geur- en vingersporen bevestigen dit beeld en versterken dit.
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, vast dat verdachte die bewuste avond in de genoemde woning aanwezig is geweest en deel uitmaakte van het groepje dieven.