ECLI:NL:RBSHE:2009:BH3293

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840591-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweldplegen in vereniging met anderen in Schaijk

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 23 december 2007 in een uitgaansgelegenheid in Schaijk, gemeente Landerd. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen geweld te hebben gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste beschuldigingen, maar achtte het openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen hechtenis. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en het effect daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840591-08
Datum uitspraak: 19 februari 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 09 januari 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1], meermalen,
althans eenmaal, tegen diens borst en/of hoofd en/of schouder(s) en/of
sleutelbeen, althans het lichaam, heeft geschopt en/of (al dan niet met
gebalde vuist) geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
[Artikelen 45, 47 en 287 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, tezamen en
in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een
gebroken sleutelbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen,
althans eenmaal, tegen diens borst en/of hoofd en/of schouder(s) en/of
sleutelbeen, althans het lichaam, te schoppen en/of (al dan niet met gebalde
vuist) te slaan;
[Artikelen 47 en 302 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, met een
ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor
het publiek toegankelijke ruimte, te weten [uitgaansgelegenheid], openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, tegen diens borst en/of hoofd en/of schouder(s)
en/of sleutelbeen, althans het lichaam, schoppen en/of (al dan niet met
gebalde vuist) slaan;
[Artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, met een
ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor
het publiek toegankelijke ruimte, te weten [uitgaansgelegenheid], openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, al dan niet met gebalde vuist, slaan van die
[slachtoffer 2] in diens gezicht, althans tegen diens hoofd;
[Artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal,
al dan niet met gebalde vuist, in diens gezicht, althans tegen diens hoofd
heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
[Artikelen 47 en 300 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van het bewijs.
Vaststaande feiten.
Op 23 december 2007 wordt gevochten in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] in Schaijk, gemeente Landerd. Hierbij zijn in ieder geval betrokken [betrokkene 1]1, [betrokkene 2]2 en [slachtoffer 2]3. [slachtoffer 1] heeft na de vechtpartij een bloedneus, een gebroken sleutelbeen en enkele bulten4. [slachtoffer 2] heeft na de vechtpartij een bloeduitstorting aan zijn oog, een kras in zijn hals en enkele bulten5.
Het standpunt van de officier van justitie.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor feit 1 primair en subsidiair. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 1 meer subsidiair kan wettig en overtuigend worden bewezen. Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij werd geslagen door een jongen met een roze/wit shirt. Getuige [getuige 1] verklaart dat deze jongen aangever meermalen heeft geslagen. Ook de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben dit verklaard.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vervolgens op de grond viel en hierna door meerdere personen werd geslagen en geschopt. Ook getuige [getuige 1] heeft dit verklaard.
Getuige [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat verdachte voor hem uit in de groep dook die [slachtoffer 1] aan het mishandelen was. Getuige [getuige 1] verklaart dat verdachte aan de vechtpartij heeft deelgenomen.
Feit 2 primair kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [getuige 1]. [slachtoffer 2] is tussen de vechtenden gesprongen om [slachtoffer 1] te ontzetten en kreeg vervolgens zelf klappen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De verklaringen die in het dossier zitten zijn pas weken na het voorval opgenomen. Het is een bekend verschijnsel dat, indien verklaringen weken nadien afgelegd worden, waarbij er in de tussentijd veelvuldig contact is tussen degenen die een verklaring afleggen, deze verklaringen ten zeerste beïnvloed worden door de gesprekken die plaatsvinden. Uit geen van de verklaringen blijkt bovendien dat verdachte heeft gevochten, anders dan dat hij, samen met de portier, getracht heeft om de ruzie te sussen. Verdachte maakte geen deel uit van een groep. Hij kende aangever [slachtoffer 1] niet en [slachtoffer 2] slechts van gezicht. Beide aangevers verklaren niet dat verdachte hen heeft geslagen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij is geslagen, op de grond is gevallen en dan door meerdere personen is geraakt6. Getuige [slachtoffer 2] verklaart dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1], liggend op de grond, door ongeveer vijf personen werd geschopt7. Getuige [getuige 1] bevestigt dit en verklaart dat [slachtoffer 1] door meerdere personen werd geslagen en geschopt8.
Getuige [slachtoffer 2] verklaart vervolgens dat verdachte in de groep dook die tegen [slachtoffer 1] aan het schoppen was9.
De rechtbank overweegt dat haar niet is gebleken van aanwijzingen dat de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [getuige 1] onbetrouwbaar zijn of op essentiële punten onderling beïnvloed. De verschillen tussen de verklaringen vormen een indicatie dat ieder naar eigen waarneming heeft verklaard. Verdachte erkent dat hij de groep vechtenden is ingedoken10. Zijn verklaring dat hij dit heeft gedaan om de boel te sussen en dat hij zelf niet aan de vechtpartij heeft deelgenomen acht de rechtbank, mede gelet op de andere getuigenverklaringen, ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een voldoende significante bijdrage aan het openlijk geweld geleverd door zich in de vechtende groep te begeven op een andere wijze dan om het slachtoffer te ontzetten. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande feit 1 meer subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair overweegt de rechtbank dat op basis van het zeer summiere dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer 2]. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang gezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 23 december 2007 te Schaijk, gemeente Landerd, met een anderen, in een voor
het publiek toegankelijke ruimte, te weten [uitgaansgelegenheid], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het meermalen tegen diens borst en/of hoofd en/of schouders en/of sleutelbeen schoppen en (al dan niet met gebalde vuist) slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 141.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist:
- voor feit 1 primair en subsidiair: vrijspraak;
- voor feit 1 meer subsidiair en feit 2 primair: een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren;
- ten aanzien van feit 1: toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van 1000 euro bij wijze van voorschot, hoofdelijk, met schadevergoedingsmaatregel;
- ten aanzien van feit 2: toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van 250 euro, hoofdelijk, met schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit, het aandeel van verdachte, de ernst van het letsel van aangever [slachtoffer 1], het tijdsverloop tussen het feit en de behandeling ter zitting en de geringe strafdocumentatie. Een geldboete acht zij niet passend bij de ernst van het feit.
Een afschrift van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient voor het geheel te worden vrijgesproken. De benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich heeft gemengd in een groep die bezig was om op een op de grond liggend slachtoffer in te trappen. Een dergelijke geweldpleging acht de rechtbank uiterst laf. Naast het risico op ernstig lichamelijk letsel bij het slachtoffer draagt een dergelijk gedrag ook bij aan het algemeen gevoel van onveiligheid in het uitgaansleven.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en zij gelet op het tijdsverloop en de strafdocumentatie niet is overtuigd van de noodzaak om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen bij wijze van stok achter de deur.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet voldoende is onderbouwd en niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 2 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Benadeelde partijen.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 1 meer subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering, aangezien deze vordering onvoldoende is onderbouwd en niet eenvoudig van aard is.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering, aangezien verdachte voor dit feit wordt vrijgesproken.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. W. Koops, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2009.
mr. Koops is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Een dossier van regiopolitie Brabant-Noord, district De Leijgraaf, met dossiernummer PL2131/08-010527, aantal doorgenummerde bladzijden: 39, verder te noemen: Eindpv.: pag. 35-37 verklaring van [medeverdachte]
2 Eindpv. pag. 20-21 aangifte [slachtoffer 1].
3 Eindpv. pag. 25-26 aangifte [slachtoffer 2].
4 Eindpv. pag. 21 aangifte [slachtoffer 1] en pag. 23 formulier medische informatie.
5 Eindpv. pag. 27 aangifte [slachtoffer 2].
6 Eindpv. pag. 20 aangifte [slachtoffer 1].
7 Eindpv. pag. 26 aangifte [slachtoffer 2].
8 Eindpv. pag. 29-30 verklaring [getuige 1].
9 Eindpv. pag. 26 aangifte [slachtoffer 2].
10 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 05 februari 2009.