ECLI:NL:RBSHE:2009:BH3021

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/822291-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met motorrijder en voetganger in Duizel met amputatie letsel

Op 16 februari 2009 deed de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak in een strafzaak tegen een motorrijder die betrokken was bij een verkeersongeval op 22 juli 2008 te Duizel. De verdachte, geboren in 1983, reed op een motorfiets en kwam in botsing met een voetganger, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een amputatie van het linkeronderbeen. De tenlastelegging omvatte zowel een overtreding van artikel 6 als artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte te hard had gereden, maar er was onvoldoende bewijs om te concluderen dat deze snelheidsovertreding de oorzaak was van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar vond hem wel schuldig aan het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door zijn snelheid niet aan te passen. De rechtbank legde een geldboete op van EUR 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/822291-08
Datum uitspraak: 16 februari 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats, adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 februari 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets),
daarmede rijdende over de weg, de [adres 1] zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om het
door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of gekomen op voornoemde [adres 1] ter hoogte van
hectometerpaal 13.4 te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter
plaatse maximaal toegestane snelheid van tachtig (80) kilometer per uur,
terwijl een voetganger doende was die [adres 1] over te steken, waardoor althans mede waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (motorfiets) en die voetganger, waardoor die voetganger (genaamd
[slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een amputatie van het
linkeronderbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, als bestuurder
van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de [adres 1],
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om het door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover
deze vrij was en/of gekomen op voornoemde [adres 1] ter hoogte van
hectometerpaal 13.4 heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de
ter plaatse maximaal toegestane snelheid van tachtig (80) kilometer per uur,
terwijl een voetganger doende was die [adres 1] over te steken, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in regel 9 van het primaire feit en in regel 6 van het subsidiaire feit “[adres 1]” vermeld in plaats van [adres 1]. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Verdachte reed op 22 juli 2008 als bestuurder van een motor (merk Kawasaki, type ZX6R Ninja) over de Provincialeweg, N 284, te Duizel in de richting van Eersel1. Bij een aanrijding tussen de door verdachte bestuurde motor en een overstekende voetganger2 heeft deze voetganger, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een amputatie van het linkeronderbeen3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte kan worden verweten dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft geredenen en acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat niet vastgesteld kan worden wat de snelheid van het door verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) was ten tijde van de aanrijding en tevens kan niet worden vastgesteld hoe kort voor het voertuig het slachtoffer de weg op is gelopen.
Dit dient naar het oordeel van de raadsman te leiden tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de hiervoor aangegeven argumenten ook gelden voor dit feit. Immers het was niet verdachte die de doorstroming van het verkeer heeft gehinderd, maar het was juist de voetganger die zonder voorrang te hebben plots de weg overstak. Cliënt heeft aan die situatie geen schuld, maar verkeerde zelfs in een overmachtsituatie. Verdachte dient dan ook voor het subsidiaire deel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
Aan verdachte is primair -kort gezegd- tenlaste gelegd dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan de heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet vereist onder meer een causaal verband tussen de verweten gedraging en het verkeersongeval. Het gaat daarbij om de vraag of het verkeersongeval in redelijkheid is toe te rekenen aan de factor (de culpa van de verkeersdeelnemer) die het delict en de tenlastelegging hebben aangewezen als oorzaak. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte kort voor de aanrijding te hard heeft gereden. Diverse getuigen verklaren dat verdachtes motor hun auto met zeer hoge snelheid inhaalde. Verdachte zelf heeft erkend dat hij verschillende auto's heeft ingehaald met een hogere snelheid dan de toegestane 80 km per uur. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij na het inhalen snelheid heeft geminderd omdat hij een oversteekplaats naderde. Voorts staat vast dat het [slachtoffer 1] de provinciale weg is overgestoken en daarbij niet gebruik heeft gemaakt van een oversteekplaats.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de diverse getuigenverklaringen aangaande de hoge snelheid van de motor bij het inhalen, onvoldoende informatie over de snelheid van de motor onmiddellijk voorafgaand aan de aanrijding. Ook het technisch rapport en de toelichting hierop door de deskundige ter terechtzitting bieden geen uitsluitsel over de vraag wat die snelheid is geweest. Het enige aanknopingspunt is de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat verdachte harder dan toegestaan heeft gereden. Dit laatste gegeven op zichzelf is, bij gebreke van concrete nadere gegevens, onvoldoende om dit als schuld in de zin van artikel 6 te kwalificeren, nog daargelaten dat het technisch rapport van de politie geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat deze snelheidsovertreding het ongeval heeft veroorzaakt.
Verdachte dient derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het subsidiair tenlastegelegde wel worden bewezen. Verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt, doordat hij zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast, dat hij in staat was zijn motor tot stilstand te brengen binnen de afstand (van 150 meter) waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
hij op 22 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, als bestuurder
van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de [adres 1],
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om het door
hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (motorfiets) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover
deze vrij was en/of gekomen op voornoemde [adres 1] ter hoogte van
hectometerpaal 13.4 heeft gereden met een hogere snelheid dan de
ter plaatse maximaal toegestane snelheid van tachtig (80) kilometer per uur,
terwijl een voetganger doende was die [adres 1] over te steken, door welke
gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat verdachte aan de ontstane situatie geen schuld heeft, maar zelfs in een overmachtsituatie verkeerde. Verdachte dient volgens de raadsman dan ook voor het subsidiaire deel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Overmacht is de op de persoon van de dader van buiten komende drang die hetzij van fysieke aard, hetzij van psychische aard is en die wordt uitgeoefend door toedoen van mensen of door natuurkrachten.
Dit verweer is niet onderbouwd. Overigens is van overmacht ook niet gebleken zodat dit verweer zal worden verworpen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 24c
Wegenverkeerswet 1994 art. 5.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primaire feit een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis.
En verder een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft het rijbewijs nodig voor zijn werk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan het door hem gepleegde strafbare feit niet eerder tot straf veroordeeld;
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet, zowel richting het slachtoffer als op zitting.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. subsidiair:
Geldboete van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 16 februari 2009.
1 Verklaring van verdachte ter terechtzitting
2 Pagina 3 proces-verbaal verkeersongevals analyse
3 Medische verklaring blz. 44 van het proces-verbaal.
??
??
6
Parketnummer: 01/822291-08
[verdachte]