ECLI:NL:RBSHE:2009:BH2857

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173282 HA ZA 08-675
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid autoherstelbedrijf voor diefstal van auto tijdens stalling

In deze zaak vorderde Europcar, een autoverhuurbedrijf, schadevergoeding van Carglass, een autoherstelbedrijf, na de diefstal van een auto die ter reparatie was aangeboden. De auto, een Volkswagen Golf, was op 22 december 2006 ter reparatie naar Carglass gebracht en op 23 december gerepareerd, maar Europcar had de auto niet opgehaald. De contactsleutels van de auto waren in de auto achtergelaten, en van 24 tot en met 26 december was het filiaal van Carglass gesloten in verband met de kerstdagen. Op 27 december 2006 werd de auto gestolen tijdens een inbraak in het filiaal. Europcar stelde dat Carglass haar zorgplicht had geschonden door de sleutels in de auto te laten en onvoldoende beveiligingsmaatregelen te treffen, vooral gezien de bekende risico's van autodiefstal.

Carglass betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat zij voldoende maatregelen had genomen om diefstal te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat Carglass inderdaad haar zorgplicht had geschonden door de contactsleutels in de auto te laten liggen en dat dit onzorgvuldig en bewust roekeloos was. De rechtbank verwierp ook het beroep op overmacht van Carglass, omdat zij had moeten voorzien dat de auto het slachtoffer kon worden van diefstal. De rechtbank oordeelde dat Carglass aansprakelijk was voor de schade die Europcar had geleden door de diefstal van de auto.

De rechtbank kende Europcar een schadevergoeding toe van € 23.397,06, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 december 2006. Carglass werd ook veroordeeld in de proceskosten van Europcar, die op € 1.799,80 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 7 januari 2009 door mr. O.G.H. Milar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 173282 / HA ZA 08-675
Vonnis van 7 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPCAR AUTOVERHUUR B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. H.W. Vis,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARGLASS B.V.,
gevestigd te Son,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.W. van Mens.
Partijen zullen hierna Europcar en Carglass genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 juni 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 22 december 2006 heeft een medewerker van Europcar een aan Europcar toebehorende auto, een Volkswagen Golf met het kenteken [nummer], (hierna: de auto) ter reparatie naar het filiaal van Carglass te Almere gebracht.
2.2. Op 23 december 2006 was de auto gerepareerd. Europcar heeft de auto toen echter niet opgehaald. Carglass heeft de auto in de werkplaats laten staan in afwachting van het moment waarop Europcar hem zou komen ophalen. De contactsleutels bevonden zich in de auto gedurende de tijd dat de auto in de werkplaats heeft gestaan.
2.3. Van 24 tot en met 26 december 2006 was het filiaal van Carglass te Almere gesloten in verband met de kerstdagen.
2.4. Op 27 december 2006 om ongeveer 1.30 uur ’s nachts is het inbraakalarm van het filiaal van Carglass te Almere afgegaan. Kort hierop zijn de heer [X], de chef van de werkplaats, en de heer [Y], een monteur van Carglass, ter plaatse gegaan. De heer [Y] heeft geconstateerd dat uit de roldeur die toegang geeft tot de werkplaats, een raam en het kozijn waren weggenomen, waardoor een gat in de roldeur was ontstaan. De heren [X] en [Y] hebben op dat moment niet geconstateerd of de auto al dan niet nog in het filiaal aanwezig was.
2.5. Op 27 december 2006 aan het einde van de werkdag, omstreeks 17.15 uur, heeft de heer [X] vastgesteld dat de auto niet meer in de werkplaats stond. Dezelfde dag om 18.40 uur heeft de heer [X] namens Carglass bij de politie aangifte gedaan van diefstal van de auto.
2.6. Op 28 december 2006 heeft Carglass Europcar ingelicht over de diefstal.
3. Het geschil
3.1. Europcar vordert (samengevat) veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Carglass tot betaling van:
- een bedrag van € 24.657,06 (ter zake van de dagwaarde van de auto ad € 23.337,06, de bedrijfsschade ad € 1.260,-- en de expertisekosten ad € 60,--), vermeerderd met de wettelijke rente over eerstgenoemd bedrag vanaf 28 december 2006, althans vanaf de dagvaarding;
- een bedrag van € 1.158,-- (ter zake van buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dagvaarding;
- de proceskosten.
Ter staving van haar vordering stelt Europcar schade te hebben geleden doordat de auto die zij ter reparatie aan Carglass had afgegeven, gestolen is. De schade bestaat uit de dagwaarde van de auto, bedrijfsschade doordat Europcar de gestolen auto gedurende een periode niet heeft kunnen verhuren en de kosten van het expertiserapport ter bepaling van de dagwaarde van de auto. Bovendien heeft Europcar buitengerechtelijke kosten gemaakt.
Carglass is volgens Europcar aansprakelijk voor de schade die Europcar als gevolg van de diefstal heeft geleden, omdat Carglass de op haar rustende zorgplicht ex artikel 6:27 en artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft verzaakt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat autodiefstallen uit garages veelvuldig plaatsvinden, zo meent Europcar. Daarom is het gebruikelijk vergaande maatregelen te nemen om diefstal te voorkomen. Bij garagebedrijven is het bovendien gebruikelijk om de sleutels van reparatieauto’s in een sleutelkluis op te bergen. Ten slotte is het in de autobranche algemeen bekend dat Volkswagen Golf de meest gestolen auto is. Carglass heeft echter de auto in haar filiaal in Almere gestald, terwijl zij de contactsleutels in de auto heeft laten liggen. Daardoor werd het risico van diefstal aanmerkelijk vergroot. In dit geval weegt bovendien zwaar mee dat het filiaal van Carglass in de periode waarin de diefstal heeft plaatsgevonden in verband met de kerstdagen drie dagen onbemand is geweest. De maatregelen die Carglass wél heeft genomen om diefstal te voorkomen waren ondermaats, aldus Europcar. Daarnaast heeft Carglass ook na de diefstal niet zorgvuldig gehandeld. De heer [X] van Carglass heeft immers pas aan het einde van de werkdag volgend op de nacht waarin het inbraakalarm is afgegaan, geconstateerd dat de auto weg was.
3.2. Carglass concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Europcar in de proceskosten, en voert hiertoe het volgende verweer.
Ten eerste voert Carglass aan dat op haar in dit geval geen zorgplicht ter voorkoming van diefstal rustte, omdat de zorgplicht ex artikel 7:401 BW alleen ziet op de (reparatie)werkzaamheden die in het kader van de overeenkomst worden uitgevoerd.
Indien Carglass wel een zorgplicht had ten aanzien van het voorkomen van diefstal van de auto, dan heeft zij aan die plicht voldaan, aldus Carglass. Het filiaal in Almere was immers goed beveiligd tegen inbraak. Het pand is voorzien van infrarooddetectoren en deurcontacten. Daarnaast heeft Carglass bouwkundige voorzieningen getroffen die de toegang tot het pand bemoeilijken. De ramen zijn op 1,60 meter hoogte van de grond geplaatst. Ook vindt op het bedrijventerrein in Almere waarop Carglass gevestigd is, surveillance plaats door een particulier beveiligingsbedrijf. Dat de heer [X] pas aan het einde van de werkdag heeft geconstateerd dat de auto weg was, wordt verklaard door het feit dat 27 december 2006 een hectische dag was. Nu de heer [X] direct na het ontdekken van de diefstal aangifte heeft gedaan, heeft Carglass ook na de inbraak aan haar zorgplicht voldaan.
In het geval de rechtbank zou vaststellen dat sprake is van een tekortkoming, dan kan deze tekortkoming – gezien de door Carglass genomen maatregelen ter voorkoming van diefstal – niet aan Carglass worden toegerekend. In dat geval is volgens Carglass immers sprake van overmacht.
Voorts beroept Carglass zich, in het geval dat de rechtbank zou oordelen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Carglass, op artikel 8 lid 1 van haar algemene voorwaarden die op de overeenkomst met Europcar van toepassing zijn. Hierin heeft Carglass haar aansprakelijkheid beperkt. Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van Carglass, zodat lid 2 van artikel 8 van de algemene voorwaarden niet opgaat. Het in de auto laten liggen van de contactsleutels is niet bewust roekeloos, aldus Carglass.
Geheel subsidiair voert Carglass aan dat sprake is van eigen schuld van Europcar, in de zin van artikel 6:101 BW. Europcar heeft er immers voor gekozen om de auto gedurende de kerstdagen bij Carglass te laten staan en bovendien had Europcar de auto niet casco verzekerd.
Ten slotte betwist Carglass de hoogte van de door Europcar gevorderde schade. In het door Europcar overgelegde rapport van expertisebureau [R] ontbreekt een onderbouwing van de berekende dagwaarde van de auto. De gestelde bedrijfsschade is ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien zal Europcar, als groot autoverhuurbedrijf, geen schade lijden door het tijdelijk ontbreken van één auto uit haar wagenpark. Ten slotte voert Carglass aan dat Europcar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet heeft onderbouwd en dat bovendien enkel sprake is van activiteiten welke door de proceskostenveroordeling reeds vergoed worden.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben een overeenkomst gesloten, waarbij Carglass zich heeft verplicht tot het repareren van twee zijruiten van de auto van Europcar tegen betaling door Europcar van de kosten van die reparatie. Het verweer van Carglass dat artikel 7:401 BW slechts ziet op de zorgplicht met betrekking tot de reparatiewerkzaamheden is – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – onvoldoende onderbouwd. Bovendien miskent Carglass dat de tussen haar en Europcar gesloten overeenkomst tevens een overeenkomst van bewaarneming is, zodat zij op grond daarvan gehouden was de zorg van een goed bewaarder in acht te nemen (artikel 7:602 BW). Deze zorgplicht strekt zich ook uit tot het treffen van maatregelen ter voorkoming van diefstal.
4.2. Ten aanzien van de vraag of Carglass in het onderhavige geval de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, overweegt de rechtbank het volgende.
4.2.1. Carglass heeft erkend dat zij, in de periode waarin de auto in de werkplaats van het filiaal te Almere gestald heeft gestaan, de contactsleutels in de auto heeft laten liggen, zodat dit vast staat. Voorts staat vast dat het filiaal van Carglass te Almere in de periode van 24 tot en met 26 december 2006 in verband met de kerstdagen gesloten is geweest, waardoor het filiaal in die periode het grootste gedeelte van de tijd, namelijk slechts met uitzondering van 26 december 2006 omstreeks 22.00 uur1, onbemand is geweest. Het filiaal is dus gedurende drie dagen en drie nachten hoofdzakelijk onbemand geweest. Verder staat vast dat de brandweervoorschriften – op basis waarvan Carglass meende de contactsleutels in de auto te moeten bewaren, zodat auto’s in geval van een calamiteit snel door de brandweer weggereden konden worden – reeds lang niet meer gelden. Carglass heeft immers niet betwist dat deze voorschriften niet meer gelden, doch zij heeft enkel ter comparitie aangegeven dat zij er vanuit ging dat deze voorschriften op het moment van de diefstal nog actueel waren. Daarnaast heeft Europcar gesteld dat het bij garagebedrijven gebruikelijk is dat de contactsleutels van ‘overnachtende’ auto’s in een sleutelkluis worden bewaard. Europcar heeft hierbij verwezen naar het boekje “Preventie in automotive Nederland” van (onder andere) brancheorganisatie BOVAG2, waarin dit advies wordt gegeven. Carglass heeft slechts aangevoerd niet op de hoogte te zijn geweest van dit advies, maar zij heeft het bestaan van dit advies niet betwist. Het gebrek aan kennis van dit advies, bezien in het licht van het feit dat de filialen van Carglass ten tijde van de diefstal wel reeds beschikten over sleutelkluizen ten behoeve van het opbergen van de sleutels van het filiaal zelf – zoals de heer [D] ter comparitie heeft verklaard – behoort voor rekening van Carglass te komen. In datzelfde licht bezien is ook het feit dat Carglass de contactsleutels in de auto heeft laten liggen nog onzorgvuldiger. De heer [D] heeft ter comparitie aangegeven dat het tot de taak van de filiaalmanager behoorde om in te schatten of het noodzakelijk was om ook de sleutels van ‘overnachtende’ auto’s in deze sleutelkluis op te bergen. Vast staat dat dit laatste in het onderhavige geval niet is gebeurd.
4.2.2. De hiervoor omschreven omstandigheden, in samenhang bezien, leiden tot het oordeel, mede gebaseerd op enkele in vergelijkbare zaken gewezen uitspraken3, dat Carglass in het onderhavige geval haar zorgplicht heeft geschonden.
4.2.3. Het verweer van Carglass dat zij uitgebreide maatregelen had genomen ter voorkoming van inbraak, hetgeen door Europcar overigens niet is betwist, doet aan het voorgaande niet af. Dat Carglass maatregelen had getroffen om te voorkomen dat onbevoegden het pand in Almere zouden betreden, neemt immers niet weg dat op Carglass bovendien de plicht rustte om – indien men er toch in slagen om in te breken – maatregelen te treffen ter voorkoming van diefstal vanuit de werkplaats4. Nu Carglass de contactsleutels in de auto heeft laten liggen, terwijl de filialen van Carglass over sleutelkluizen beschikten, is de rechtbank van oordeel dat Carglass aan deze laatste verplichting niet heeft voldaan.
4.3. Voorts heeft Carglass zich beroepen op overmacht. Ook dit verweer kan niet slagen. Carglass had de mogelijkheid dat zij het slachtoffer zou worden van inbraak en diefstal vanuit een van haar filialen moeten en kunnen voorzien. Dat Carglass deze mogelijkheid voorzien heeft, blijkt uit het feit dat zij (in ieder geval in het filiaal te Almere) maatregelen heeft getroffen om de kans op inbraak te doen afnemen. Hierboven is echter reeds overwogen dat Carglass niet heeft gehandeld zoals van een zorgvuldig schuldenaar in de omstandigheden van dit geval had mogen worden verwacht. Deze tekortkoming is weliswaar niet aan de schuld van Carglass (als bedoeld in artikel 6:75 BW) te wijten, maar komt wél krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening. Carglass heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op overmacht.
4.4. Carglass heeft voorts aangevoerd dat zij haar aansprakelijkheid voor schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming op grond van artikel 8 lid 1 van haar algemene voorwaarden heeft beperkt. De algemene voorwaarden zijn – volgens Carglass – van toepassing op de tussen haar en Europcar gesloten overeenkomst. Europcar heeft de toepasselijkheid gemotiveerd betwist. De rechtbank zal in het midden laten of de algemene voorwaarden van Carglass van toepassing zijn, aangezien de rechtbank om hierna vermelde redenen van oordeel is dat sprake is van bewuste roekeloosheid van Carglass, zodat de beperking van de aansprakelijkheid van Carglass – in het geval zou komen vast te staan dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn – op grond van 8 lid 2 van diezelfde voorwaarden niet geldt.
4.5. Bij de vraag of sprake is van bewuste roekeloosheid dienen alle concrete omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Van bewuste roekeloosheid is in ieder geval sprake in gevallen waarin ondanks het bestaan van redelijke alternatieven met grove onverschilligheid ten aanzien van de voorzienbare gevolgen wordt gehandeld5. Bij de beoordeling of in de onderhavige zaak sprake is van bewuste roekeloosheid spelen dezelfde omstandigheden als hierboven onder 4.2. vermeld een rol. Onder verwijzing naar hetgeen zij onder 4.2. reeds heeft overwogen, is de rechtbank – anders dan Carglass – van oordeel dat het in de auto laten liggen van de contactsleutels, bezien in het licht van de overige omstandigheden van het geval, niet alleen onzorgvuldig, maar tevens bewust roekeloos is.
4.6. Als meest subsidiaire verweer heeft Carglass aangevoerd dat de door Europcar geleden schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de Europcar kan worden toegerekend (zoals bedoeld in artikel 6:101 BW).
4.6.1. In dit verband heeft Carglass aangevoerd dat Europcar bewust ervoor heeft gekozen om de auto tot na de kerstdagen bij Carglass te laten staan. Gelet op de opmerking van Carglass dat zij op 23 december 2006 heeft geprobeerd Europcar telefonisch te bereiken, maar dat Europcar niet bereikbaar was6, is de rechtbank van oordeel dat Carglass onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een bewuste keuze van Europcar. Uit het feit dat Carglass Europcar op 23 december niet heeft kunnen bereiken om aan te geven dat de auto klaar was om opgehaald te worden, kan immers – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet worden afgeleid dat sprake was van een bewuste keuze van Europcar.
4.6.2. Daarnaast heeft Carglass in verband met het eigen schuldverweer aangevoerd dat Europcar de auto niet casco had verzekerd. Gelet op de opmerking ter comparitie van de heer Bosch, namens Europcar, dat het voor fleetowners gebruikelijk is hun auto’s niet casco te verzekeren, hetgeen door Carglass niet is betwist, acht de rechtbank het door Carglass gevoerde verweer ook op dit punt onvoldoende onderbouwd.
4.6.3. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer wordt verworpen.
4.7. Gelet op het hiervoor onder 4.1. tot en met 4.6. overwogene is Carglass gehouden de schade die Europcar door de aan Carglass toerekenbare tekortkoming heeft geleden, te vergoeden.
4.8. Ten aanzien van de waarde van de gestolen auto stelt Europcar dat de dagwaarde op het moment van de diefstal € 23.337,06 bedroeg. Ter onderbouwing van dit bedrag legt Europcar een rapport van expertisebureau [R] (hierna: [R]) over. Uit dit rapport volgt dat [R] bij zijn onderzoek rekening heeft gehouden met alle – in zijn ogen – relevante factoren zoals merk, type, bouwjaar, uitvoering, accessoires, courantheid en algehele staat van onderhoud. Ook geeft [R] aan hoe hij zijn onderzoek heeft verricht, namelijk door raadpleging van vele daartoe geschikte bedrijven en door onderzoek in de administratie van Europcar. Voorts blijkt uit dit rapport dat de auto op 19 september 2006 is gebouwd en ten tijde van de diefstal dus pas 3 maanden oud was. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het verweer van Carglass dat een onderbouwing van de vastgestelde dagwaarde ontbreekt, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verwerpt dit verweer en zal het door Europcar gevorderde bedrag met betrekking tot de dagwaarde van de auto toewijzen.
4.9. De door Europcar gevorderde bedrijfsschade ad € 1.260,-- zal door de rechtbank worden afgewezen. De stelling van Europcar dat zij bedrijfsschade heeft geleden doordat zij gedurende een periode niet heeft kunnen beschikken over de gestolen auto gaat immers uit van de aanname dat Europcar in die periode steeds al haar overige auto’s (in dezelfde klasse als de gestolen auto) verhuurd had, zodat zij in die periode ook steeds de gestolen auto verhuurd had kunnen hebben. Europcar heeft dit echter niet gesteld, terwijl Carglass heeft aangevoerd dat Europcar een groot bedrijf is dat geen hinder zal ondervinden van – de rechtbank begrijpt: geen schade zal lijden door – het tijdelijk niet kunnen beschikken over één auto in haar wagenpark. Gelet op dit gemotiveerde verweer, had het op de weg van Europcar gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan, acht de rechtbank de gestelde bedrijfsschade onvoldoende onderbouwd.
4.10. De gevorderde kosten voor de expert ad € 60,-- zijn door Carglass niet betwist. Deze kosten zullen derhalve worden toegewezen.
4.11. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, alsmede de wettelijke rente daarover, zal worden afgewezen. Europcar heeft gesteld dat zij en haar raadsman buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht, maar Europcar heeft deze stelling niet (voldoende) onderbouwd. Ook heeft zij niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.12. Europcar vordert vergoeding van de wettelijke rente vanaf 28 december 2006. Carglass heeft ter betwisting van de verschuldigdheid van de wettelijke rente slechts aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor de door Europcar geleden schade. Gelet op het hiervoor onder 4.7. overwogene, verwerpt de rechtbank het verweer. Aangezien de auto op 27 december 2006 is gestolen, terwijl Carglass in haar zorgplicht is tekortgeschoten en nakoming door Carglass (te weten het wél voldoen aan haar zorgplicht ten aanzien van de door Europcar in bewaring gegeven auto) vanaf dat moment blijvend onmogelijk is, rust op Carglass vanaf 27 december 2006 de verbintenis tot het betalen aan Europcar van (vervangende) schadevergoeding. Carglass is eveneens vanaf 27 december 2006 – op grond van artikel 6:83 sub b BW – in verzuim ten aanzien van die verbintenis. De gevorderde wettelijke rente vanaf 28 december 2006 is derhalve toewijsbaar.
4.13. Carglass zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Europcar worden begroot op:
- dagvaarding € 71,80
- vast recht 570,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.799,80
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Carglass om aan Europcar te betalen een bedrag van € 23.397,06 (drieëntwintigduizenddriehonderdzevenennegentig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van dat bedrag vanaf 28 december 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Carglass in de proceskosten, aan de zijde van Europcar tot op heden begroot op € 1.799,80.
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.G.H. Milar en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2009.