ECLI:NL:RBSHE:2009:BH0965

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839349-08..
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne met vrijspraak voor XTC-pillen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van cocaïne en XTC-pillen. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het verkopen van cocaïne in de periode van 1 juni 2006 tot en met 16 oktober 2008 en het opzettelijk aanwezig hebben van 6,5 gram cocaïne op 17 oktober 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf met voorwaardelijke elementen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne had verkocht en aanwezig had gehad, maar sprak hem vrij van de verkoop van XTC-pillen. Dit kwam voort uit het ontbreken van bewijs dat de pillen de in de tenlastelegging genoemde werkzame stoffen bevatten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder toezicht van de reclassering.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn bereidheid tot hulpverlening en het feit dat hij eerder had meegewerkt aan het onderzoek. De uitspraak werd gedaan op 27 januari 2009, waarbij de rechtbank ook besliste over de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839349-08
Datum uitspraak: 27 januari 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 december 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 januari 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 16 oktober 2008 te Gemert en/of Beek en Donk en/of Laarbeek en/of Helmond en/of elders in Nederland , op verschillende tijdstippen, althans éénmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of MDA en/of MDEA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, en/of te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 6,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
- een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Gezamenlijke Recherche, Gezamenlijke Recherche Helmond plus, met kenmerk PL2233/08-008639, afgesloten d.d. 18 november 2008 (hierna pv);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2009.
Vaststaande feiten.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft in de periode van 1 juni 2006 tot en met 16 oktober 2008 te Gemert en Beek en Donk en Laarbeek meerdere malen opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne verkocht, afgeleverd en vervoerd1.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte had op 17 oktober 2008 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, opzettelijk aanwezig 6,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne2.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte tevens te veroordelen ter zake van het verkopen van XTC-pillen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard zelf pillen van zijn voorraad te hebben gebruikt en dat deze pillen werkzame bestanddelen bevatten.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsvrouwe heeft gerefereerd aan een bewezenverklaring ter zake van het verkopen van XTC-pillen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank stelt vast dat XTC-pillen hun werking kunnen ontlenen aan verschillende soorten werkzame bestanddelen zoals bijvoorbeeld de stoffen genoemd in de tenlastelegging, te weten MDMA, MDA en/of MDEA. Nu in het dossier een test van de door verdachte verkochte of te verkopen pillen ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen of de pillen één of meerdere van de in de tenlastelegging genoemde werkzame bestanddelen bevatten. Ondanks het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouwe zal de rechtbank verdachte gelet op vorenstaande vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 juni 2006 tot en met 16 oktober 2008 te Gemert en Beek en Donk en Laarbeek op tijdstippen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 17 oktober 2008 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 57, 63
Opiumwet art. 2, 10.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een professionele dealer betreft met een vaste klantenkring, de verklaring van [getuige 1] inhoudende dat verdachte harddrugs leverde aan minderjarigen en voorts het feit dat verdachte reeds tweemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De officier van justitie acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gelet op vorenstaande niet meer op zijn plaats.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd de gasalarmpatroon te onttrekken aan het verkeer en de bromfiets verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht een fors lagere straf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf en een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De raadsvrouwe heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet als professional handelde, maar meer uit stoerdoenerij, dat het strafblad van verdachte gering is, dat verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft gegeven, dat de voorlopige hechtenis indruk op hem heeft gemaakt, dat verdachte door zijn werkgever is ontslagen, dat hij open staat voor hulpverlening en dat verdachte met zijn handel wilde stoppen.
De raadsvrouwe heeft verzocht de inbeslaggenomen bromfiets aan verdachte terug te geven. De raadsvrouwe acht verbeurdverklaring buitenproportioneel en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts incidenteel de verdovende middelen afleverde met de bromfiets.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de omstandigheid dat verdachte gedurende een lange periode welbewust heeft gehandeld in harddrugs terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Voorts zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder werd veroordeeld en dat hij het strafbare feit onder 1 (deels) heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. De verdachte stond in die periode nota bene onder toezicht van de Reclassering en hield tegenover die instelling de schijn op zijn leven te hebben gebeterd. Anderzijds zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met het feit dat verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek heeft toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend. Voorts zal de rechtbank rekening houden met het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport door Novadic-Kentron d.d. 18 december 2008 en het daarin geformuleerde advies alsmede het feit dat verdachte zich bereid heeft getoond zich onder toezicht te laten stellen van de Reclassering (Novadic-Kentron), deel te nemen aan de COVA-training en een behandeling te volgen teneinde zijn cocaïnegebruik te stoppen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht een totale gevangenisstraf als hierna genoemd in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals deze is geadviseerd door Novadic-Kentron. Dit deel van de straf zal derhalve niet worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de genoemde bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank wil benadrukken dat verdachte met het opleggen van deze straf een kans wordt geboden om aan zijn problematiek te werken en een nieuwe toekomst op te bouwen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
Verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring ondertekend dat hij afstand doet van de onder hem inbeslaggenomen gasalarmpatroon. Deze afstandsverklaring is toegevoegd aan het dossier. Gelet op vorenstaande behoeft de rechtbank ten aanzien van de gasalarmpatroon niet te beslissen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder 1 en 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland (Novadic-Kentron), Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt het volgen van de COVA-training en het volgen van een (op abstinentie gerichte) ambulante behandeling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: bromfiets, kleur wit, Yamaha Neo's, (kenteken), (nummer).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 27 januari 2009.
1 de verklaring van [ ]. [getuige 1] (pv pagina 56 en 57), de verklaring van [getuige 2] (pv pagina 87 tot en met 89), de verklaring van [getuige 3] (pv pagina 92 en 93), de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en het proces-verbaal bevindingen (pv pagina 41 tot en met 43)
2 het proces-verbaal van aanhouding (pv pagina 28 en 29), het proces-verbaal bevindingen (pv pagina 39), het proces-verbaal onderzoek in de woning (pv pagina 44 en 45), het proces-verbaal bevindingen (pv pagina 41 tot en met 43) en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting