ECLI:NL:RBSHE:2009:BH0961
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met cocaïnehandel
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had verkregen ter hoogte van € 24.360,00, dat voortkwam uit de verkoop van cocaïne. De officier van justitie had een vordering ingediend voor een bedrag van € 42.000,00, maar de rechtbank baseerde haar beslissing op de berekeningen van de officier van justitie, waarbij werd uitgegaan van de verkoop van 14 ½ gram cocaïne per week gedurende 84 weken. De verdachte had verklaard dat hij 25 gram cocaïne per week inkocht en dat hij 1 ½ gram per dag zelf gebruikte, wat leidde tot de conclusie dat hij 14 ½ gram per week verkocht. De rechtbank achtte het verzoek van de verdediging om het bedrag te matigen ongegrond, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte niet in staat zou zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen na zijn detentie. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om € 24.360,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen.