ECLI:NL:RBSHE:2009:BG9616

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825563-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op een 79-jarige man en inbraak in vereniging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 januari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een 79-jarige man in Gemert en een inbraak in Aarle-Rixtel. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot diefstal. De overval vond plaats op 2 augustus 2008, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft overrompeld, geslagen en bedreigd. Het slachtoffer werd vastgebonden en de overvallers doorzochten zijn woning, waarbij zij sieraden ter waarde van € 3.301,52 hebben gestolen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet direct geweld had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal met geweld. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan een inbraak op 30 augustus 2008 in Aarle-Rixtel, waarbij hij samen met zijn broer goederen heeft gestolen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 3 jaar en 3 maanden, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank motiveerde de straf door de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die nog dagelijks de gevolgen van de overval ondervindt. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, en de rechtbank legde ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor een eerdere veroordeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825563-08
Parketnummer vordering: 01/830945-06
Datum uitspraak: 05 januari 2009
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 november 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([Perceel 1]) heeft
weggenomen een (grote) hoeveelheid juwelen/sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1 ], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) [slachtoffer 1]:
- van achteren is/zijn genaderd en/of
- (onverhoeds) een zak over het hoofd heeft/hebben gedaan/getrokken en/of
- meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het gezicht heeft/hebben
gestompt/geslagen en/of
- (aan benen en/of armen) naar binnen, althans in de woning heeft/hebben
gesleurd/gesleept en/of
- [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben gegooid, althans naar de
grond heeft/hebben gebracht en/of
- op/tegen de grond heeft/hebben geduwd/gedrukt en/of
- dreigend heeft/hebben toegeroepen - zakelijk weergegeven - dat ze de sleutel
van de kluis moesten hebben en/of dat hij voorover moest buigen en/of
- een mes op/tegen de keel van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd/gehouden
en/of
- met een touw heeft/hebben vastgebonden en/of
- op een stoel heeft/hebben gezet;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([Perceel 1]) weg te
nemen een (grote) hoeveelheid juwelen/sieraden en/of geld, althans enig(e)
goed(eren) van zijn/hun gading , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) naar de woning
([Perceel 1]) gegaan en/of heeft/hebben die woning doorzocht, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot
diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) [slachtoffer 1]:
- van achteren is/zijn genaderd en/of
- (onverhoeds) een zak over het hoofd heeft/hebben gedaan/getrokken en/of
- meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het gezicht heeft/hebben
gestompt/geslagen en/of
- (aan benen en/of armen) naar binnen, althans in de woning heeft/hebben
gesleurd/gesleept en/of
- [slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft/hebben gegooid, althans naar de
grond heeft/hebben gebracht en/of
- op/tegen de grond heeft/hebben geduwd/gedrukt en/of
- dreigend heeft/hebben toegeroepen - zakelijk weergegeven - dat ze de sleutel
van de kluis moesten hebben en/of dat hij voorover moest buigen en/of
- een mes op/tegen de keel van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd/gehouden
en/of
- met een touw heeft/hebben vastgebonden en/of
- op een stoel heeft/hebben gezet;
(artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning ([perceel 2]) heeft weggenomen een fotocamera (Olympus) en/of
DVD-speler (JVC) en/of televisie (JVC) en/of een (grote) hoeveelheid
gereedschap/sieraden/levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader het/een (klap)raam van de
keuken, althans van die woning opengebroken;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/830945-06 is aangebracht bij vordering van 17 december 2008. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch d.d. 11 januari 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 2 augustus 2008 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening uit een woning ([Perceel 1]) heeft weggenomen
een hoeveelheid juwelen/sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1],
welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin
bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) [slachtoffer 1]:
- van achteren is/zijn genaderd en
- eenmaal tegen het gezicht heeft/hebben geslagen en
- (aan benen en/of armen) naar binnen heeft/hebben gesleept en
- [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben gebracht en
- tegen de grond heeft/hebben gedrukt en
- dreigend heeft/hebben toegeroepen - zakelijk weergegeven - dat ze de sleutel
van de kluis moesten hebben en dat hij voorover moest buigen en
- met een touw heeft/hebben vastgebonden en
- op een stoel heeft/hebben gezet.
2.
op 30 augustus 2008 te Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek,
tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning ([perceel 2]) heeft weggenomen een fotocamera (Olympus) en
DVD-speler (JVC) en televisie (JVC) en een hoeveelheid
gereedschap/sieraden/levensmiddelen, toebehorende aan [slachtoffer 2]
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
hebben verschaft door middel van braak, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
het (klap)raam van de keuken van die woning opengebroken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1.
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De verdediging is het daar niet mee eens. Volgens de verdediging heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan een voltooide diefstal met geweld. Daartoe heeft de verdediging in de eerste plaats aangevoerd dat verdachte geen geweld tegen het [Slachtoffer 1] heeft gebruikt. Het slachtoffer is geen zak over het hoofd getrokken. Ook is hem geen mes op zijn keel gezet en hij is niet naar binnen gesleurd of gesleept, aldus de verdediging. Voor zover er wel geweld is gebruikt stelt de verdediging dat [medeverdachte 1] zich daar schuldig aan heeft gemaakt en dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van dit geweld. Voorts stelt de verdediging dat verdachte niets heeft gestolen. Hij en zijn medeverdachten wilden enkel de kluis meenemen, maar dit is niet gelukt. Verdachte wist niet dat de medeverdachten sieraden hebben gestolen. Er is volgens de verdediging dan ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de diefstal van de sieraden, zodat verdachte niet als medepleger van deze diefstal kan worden aangemerkt. Volgens de verdediging kan alleen de als feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal, zonder gebruikmaking van geweld, bewezen worden verklaard.
De rechtbank is het eens met de verdediging dat niet bewezen is dat het [Slachtoffer 1] een mes tegen de keel is gehouden en dat hem een zak over het hoofd is getrokken. Weliswaar is in de woning van het slachtoffer een vreemd mes aangetroffen, maar aangever heeft niet verklaard dat een mes tegen hem is gebruikt. Voorts is in of nabij de woning van het slachtoffer geen zak aangetroffen en acht de rechtbank het zeer wel mogelijk dat aangever zich op dit punt vergist. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom onvoldoende bewijs om deze onderdelen van de tenlastelegging bewezen te achten. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Wel bewezen acht de rechtbank dat het [Slachtoffer 1] over de grond is gesleept. Hij heeft hierover bij de politie verklaard dat hij buiten de woning op de grond werd vastgebonden en vervolgens door twee mannen naar de zijdeur van het huis werd gesleept of gesleurd. De rechtbank ziet geen grond om aan deze verklaring te twijfelen.
Volgens de verklaringen die verdachte en [medeverdachte 1] bij de politie hebben afgelegd, hebben vooral zij zich met het slachtoffer beziggehouden. Uit de verklaring van het [Slachtoffer 1] en uit de bevindingen van de politie komt naar voren dat het slachtoffer zijn bril, gebit en gehoorapparaat heeft verloren terwijl hij buiten de woning werd overmeesterd. Het [Slachtoffer 1] is volgens zijn verklaring geslagen. De bijdrage van verdachte aan dit geweld heeft er volgens zijn eigen verklaring in ieder geval uit bestaan dat hij het slachtoffer van achter heeft vastgepakt en dat hij het slachtoffer samen met een ander naar binnen heeft gebracht. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat verdachte als medepleger van het uitgeoefende geweld moet worden beschouwd. Verdachte en zijn mededaders zijn niet weggegaan toen zij aangever zagen en hebben ieder hun rol vervuld.
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de diefstal van de sieraden. Verdachte en zijn mededaders hebben naar aanleiding van een anonieme tip over de aanwezigheid van een kluis met geld in de woning van het [Slachtoffer 1] vooraf het plan gemaakt om deze kluis te gaan stelen. Daarbij hebben zij afspraken gemaakt over onder meer de wijze van vervoer naar deze woning. Vervolgens hebben zij samen uitvoering aan dit plan gegeven. Verdachte heeft dit onder meer gedaan door na aankomst bij de woning zich samen met [medeverdachte 1] met het slachtoffer bezig te houden en door vervolgens in de woning naar de kluis op zoek te gaan. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat het plan van verdachte en de mededaders aanvankelijk was gericht op de diefstal van de kluis en niet op diefstal van de sieraden. De rechtbank acht dit echter niet relevant omdat in beide gevallen diefstal wordt beoogd. Bovendien blijkt uit de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd dat hij in de woning van het slachtoffer is gebleven nadat hij had vastgesteld dat de kluis te groot was om mee te nemen. Hij wist dat de medeverdachten op dat moment nog bezig waren met de doorzoeking van de woning, maar niettemin is hij eerst daarna tegelijk of nagenoeg tegelijk met hen op de vlucht geslagen. Verdachte heeft zich door zo te handelen niet gedistantieerd van de doorzoeking door de anderen, hoewel hij daartoe wel de mogelijkheid heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn mededaders andere goederen, zoals sieraden, zouden stelen. Verdachte heeft derhalve voorwaardelijke opzet gehad op de diefstal van de sieraden. Met hetgeen hiervoor is overwogen wordt ook voldaan aan de voor medeplegen vereiste bewuste samenwerking. De verwijzing door de raadsvrouw naar de uitspraak d.d. 4 december 2008 van de rechtbank Maastricht (LJN BG6467) is naar het oordeel van de rechtbank niet terecht, alleen al omdat verdachte, anders dan in het door de rechtbank Maastricht berechte geval, uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2.
Voor wat betreft feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de inbraak niet in vereniging maar alleen heeft gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn [broer verdachte] de onder 2 tenlastegelegde inbraak heeft gepleegd. De rechtbank baseert dit onder meer op de verklaring van [persoon 1], afgelegd op 21 september 2008 (p.442), onder meer inhoudende:
- dat zij weet dat [verdachte] met zijn [broer verdachte] een inbraak heeft gepleegd bij hen in de buurt in Aarle-Rixtel;
- dat op 30 augustus 2008 [verdachte] en [broer verdachte] naar buiten gingen en na een half uur weer terug kwamen en dat zij toen zag dat [verdachte] en [broer verdachte] bier en eten bij zich hadden en een aantal andere voorwerpen, en
- dat [verdachte] haar vertelde dat hij met [broer verdachte] had ingebroken in een woning en daar de spullen had weggehaald.
Naast genoemde verklaring van [persoon 1] neemt de rechtbank in aanmerking een op 31 augustus 2008 om 10.41 uur gevoerd telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] in welk gesprek verdachte tegen [medeverdachte 1] zegt “de ijskast hebben we leeggeplunderd, twee kratten bier … vlees”. Op de vraag van [medeverdachte 1] met wie [verdachte] was geweest, antwoordt [verdachte]: “Ik en [broer verdachte]”.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak samen met een ander heeft gepleegd.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311, 312.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3.301,52 en hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingmaatregel tot dat bedrag subsidiair 66 dagen hechtenis.
De officier van justitie persisteert bij zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand in de zaak met parketnummer 01/830945-06.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 51 maanden gevorderd, met aftrek van voorarrest. De raadsvrouwe heeft gevraagd de straf te matigen, nu verdachte de feiten heeft bekend en gelet op zijn thuissituatie en toekomstplannen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder is nog het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een laffe overval op een 79-jarige man. Twee van hen, waaronder verdachte, hebben het nietsvermoedende slachtoffer in de buurt van zijn huis overrompeld en geslagen, geboeid en bedreigd. Het slachtoffer heeft geruime tijd vastgebonden gezeten en doodsangsten uitgestaan, terwijl de rest van de overvallers het huis doorzocht. Zij hebben uiteindelijk voor een flink bedrag aan dierbare sieraden meegenomen.
Uit de ter zitting voorgehouden verklaring van het slachtoffer volgt dat hij nog dagelijks ernstige lichamelijke en psychische gevolgen van de overval ondervindt.
Een paar weken later heeft verdachte met zijn broer ingebroken in een woning bij hen in de buurt. Zij hebben het hele huis overhoop gehaald en veel goederen meegenomen. Dat dit naast schade voor de bewoners kennelijk ook veel praktische problemen heeft veroorzaakt lijkt verdachte koud te laten.
Naast de hiervoor genoemde ernst van met name het eerste feit en de gewelddadige en initiërende rol die verdachte hierbij heeft gespeeld, weegt ten nadele van verdachte mee dat hij in het verleden vaker is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van deze zaken geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, waarbij de rechtbank feit 1 waardeert op drie jaren gevangenisstraf.
Nu de rechtbank verdachte met betrekking tot feit 1 vrijspreekt van een aantal tenlastegelegde geweldshandelingen zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank laat hierbij tevens meewegen dat niet is gebleken dat verdachte en zijn mededaders het wel toegepaste geweld hebben voorbereid. Verder acht de rechtbank de gevorderde straf te hoog.
De enkele omstandigheid dat verdachte zijn aandeel bekent leidt niet tot strafvermindering, zeker nu verdachte niet laat zien inzicht te hebben in de laakbaarheid van zijn handelen. Voor strafmatiging in verband met zijn thuissituatie en de toekomstplannen van verdachte tenslotte ziet de rechtbank gelet op de ernst van eerstgenoemd feit geen aanleiding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 01/830945-06).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of
meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 3 maanden met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van € 3.301,52 subsidiair 66 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van € 3.301,52
(zegge: drieduizend driehonderdeen euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke
van betaling en verhaal te vervangen door 66 dagen hechtenis, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 3.301,52 (zegge: drieduizend driehonderdeen euro en tweeënvijftig cent),
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der
algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij
vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 11 januari 2007, gewezen
onder parketnummer 01/830945-06, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 5 januari 2009.
11
Parketnummer: 01/825563-08
Parketnummer vordering: 01/830945-06
[verdachte]