In deze zaak, die voor de kantonrechter te Eindhoven is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser, wonende in Frankrijk, en een internationaal transportbedrijf gevestigd in Eindhoven. De eiser, vertegenwoordigd door mw. mr. L. van Luipen, heeft een vordering ingesteld op basis van arbeidsongeschiktheid en de verklaring ex artikel 7:629a BW. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H. Nieuwenhuizen, heeft de vordering betwist. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 19 februari 2009 partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten nader toe te lichten. De eiser heeft daarop zijn stellingen over de arbeidsongeschiktheid verder uitgewerkt, met onderbouwing van verklaringen van zijn echtgenote, buurman en huisarts. De gedaagde heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken en bewijs aangeboden dat de eiser zelf ontslag heeft genomen. De kantonrechter heeft aangegeven dat het van belang is om te onderzoeken of de eiser daadwerkelijk zelf ontslag heeft genomen op 29 juni 2007, aangezien dit bepalend is voor de verdere beoordeling van de zaak. De kantonrechter heeft besloten dat de gedaagde eerst bewijs moet leveren van de zelfontslagname, alvorens verder te oordelen over de stellingen van de eiser. Daarnaast is er een mogelijkheid voor een deskundigenonderzoek naar de arbeids(on)geschiktheid van de eiser in de relevante periode. De zaak is verwezen naar de rol voor nadere akte en de verdere beslissing is aangehouden.