ECLI:NL:RBSHE:2009:3410

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juli 2009
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
178280 - EX RK 08-119
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van rechtshandelingen in het kader van voorkeursrecht gemeenten

In deze zaak heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Veghel een verzoek ingediend tot nietigverklaring van verschillende rechtshandelingen, die volgens de gemeente in strijd zijn met het voorkeursrecht zoals vastgelegd in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Het verzoek is ingediend op 16 juli 2008 en betreft rechtshandelingen die zijn verricht tussen 10 februari 2007 en 3 juli 2007. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 16 december 2008 gehouden, waarbij de advocaat van de gemeente het verzoek nader heeft toegelicht. De verweerders, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de gemeente.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gemeente ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij dit heeft ingediend binnen de vereiste termijn van acht weken na ontvangst van de akte waarin de gewraakte rechtshandeling is vervat. Vervolgens heeft de rechtbank de vraag behandeld of de rechtshandelingen die zijn verricht vóór de vestiging van het voorkeursrecht nietig kunnen worden verklaard. De rechtbank oordeelt dat deze rechtshandelingen niet onder de werkingssfeer van artikel 26 Wvg vallen, omdat het voorkeursrecht nog niet bestond ten tijde van de gewraakte rechtshandeling.

De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de rechtshandelingen die zijn verricht na de vestiging van het voorkeursrecht, waarbij het economisch belang bij de percelen in andere handen is overgegaan, de kennelijke strekking hebben afbreuk te doen aan de gemeentelijke voorkeurspositie. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot nietigverklaring van deze rechtshandelingen toegewezen, terwijl het verzoek tot nietigverklaring van andere rechtshandelingen is afgewezen. HGM c.s. zijn als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK's-Hertogenbosch
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 178280 / EX RK 08-119
Beschikking van 27 juli 2009
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VEGHEL,
zetelend te Veghel,
verzoekster,
advocaat mr. M. Littooij te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.G.M. MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Veghel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 2] VASTGOED B.V.,
gevestigd te Zeeland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROTHERS IN BUSINESS B.V.,
gevestigd te Nistelrode,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 4] VASTGOED B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder sub 5] VASTGOED HOLDING B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
verweerders,
advocaten mr. E.H.H. Schelhaas en mr. M.J.M.G. van Gerwen te 's‑Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna respectievelijk de gemeente, HGM, [verweerder sub 2] , BIB, [verweerder sub 4] en [verweerder sub 5] worden genoemd. Verweerders zullen gezamenlijk HGM c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
De gemeente heeft bij verzoekschrift, ontvangen ter griffie van de rechtbank op
16 juli 2008, een verzoek ex artikel 26 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) tot nietigverklaring van de daarin aangeduide rechtshandelingen ingediend.
1.2.
Nadat de mondelinge behandeling op verzoek van partijen naar een latere datum was verplaatst, is van de zijde van verweerders door de rechtbank op 10 december 2008 een verweerschrift ontvangen.
1.3.
Op 16 december 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar het verzoek door de advocaat van de gemeente nader is toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota en producties. Door de advocaten van verweerders is daartegen verweer gevoerd aan de hand van een pleitnota en producties.
1.4.
Vervolgens heeft de rechtbank beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 februari 2007 heeft HGM, die op dat moment alle aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [V] Project B.V. (hierna: [V] ) hield, eenderde van die aandelen verkocht aan [verweerder sub 2] en eenderde aan BIB.
2.2.
Op 16 februari 2007 heeft [V] twee delen van het perceel kadastraal bekend [kadastraal nummer] gekocht van mevrouw [naam 1] en de heren [naam 2] en [naam 3] . De percelen maken onderdeel uit van een agrarisch bedrijf. De koopovereenkomst is op 20 februari 2009 in de openbare registers ingeschreven.
2.3.
Op 1 maart 2007 is ter zake voornoemde delen van het perceel, kadastraal bekend [kadastraal nummer] een voorkeursrecht ex artikel 8a Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) van kracht geworden.
2.4.
Op 16 mei 2007 heeft HGM de op 10 februari 2007 verkochte aandelen [V] aan [verweerder sub 2] en BIB geleverd.
2.5.
Bij (ongedateerde) overeenkomst hebben HGM, [verweerder sub 2] en BIB op 16 mei 2007 alle aandelen [V] verkocht aan [verweerder sub 5] of een nader door haar aan te wijzen meester.
2.6.
Bij akte van 25 mei 2007 heeft [verweerder sub 5] [verweerder sub 4] aangewezen als meester.
2.7.
Op 30 mei 2007 zijn in een addendum aanvullende afspraken op de overeenkomst van 16 mei 2007 neergelegd.
2.8.
Op 19 juni 2007 hebben HGM, [verweerder sub 2] en BIB alle aandelen [V] aan [verweerder sub 4] geleverd.
2.9.
Op 3 juli 2007 zijn de percelen door [naam 3] aan [V] geleverd onder gebruikmaking van de vrijstelling van artikel 10 lid 4 Wvg.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek strekt tot nietigverklaring zoals bedoeld in art. 26 Wvg van:
  • de koopovereenkomst van 10 februari 2007;
  • de akte van aandelenlevering van 16 mei 2007;
  • de (ongedateerde) koopovereenkomst van 16 mei 2007;
  • de aanwijzing door [verweerder sub 5] van [verweerder sub 4] als nader te noemen meester;
  • het addendum van 25 mei/14 juni 2007 bij de koopovereenkomst van 16 mei 2007;
  • de akte levering aandelen d.d. 19 juni 2007;
  • alle andere met bovenstaande constructie samenhangende rechtshandelingen;
onder veroordeling van HGM c.s. in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking.
3.2.
De gemeente legt aan dat verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Met de verkoop en levering van de aandelen Vosakkers is uitsluitend de overdracht van het economisch belang en de beschikkingsmacht van de percelen aan [verweerder sub 4] beoogd. Feitelijk is derhalve sprake van overdracht van de percelen.
Daarmee hebben de rechtshandelingen de kennelijke strekking afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente.
3.3.
HGM c.s. hebben daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
De gemeente is niet ontvankelijk in haar verzoek, nu dit niet is ingediend binnen de in lid 2 van artikel 26 Wvg vereiste termijn van acht weken.
De koopovereenkomst van 10 februari 2007 dateert van voor de vestiging van het voorkeursrecht en kan reeds daarom niet worden vernietigd op grond van artikel 26 Wvg.
Dat betekent voorts dat de gemeente geen belang heeft bij vernietiging van de levering van de aandelen op 16 mei 2007. HGM is immers op grond van die overeenkomst gehouden de aandelen te leveren.
De gemeente heeft evenmin belang bij vernietiging van de op 16 mei 2007 gesloten koopovereenkomst tussen HGM, [verweerder sub 2] , BIN en [verweerder sub 5] , nu daarmee geen andere rechtstoestand zal worden bereikt.
Strekking van de aandelenoverdracht is niet het profiteren van de waardestijging van de grond maar het ontwikkelen van de percelen door [V] . Het voorkeursrecht staat aan die zelfrealisatie niet in de weg.
De feitelijke en juridische beschikkingsmacht over de percelen is pas vanaf 3 juli 2007 overgegaan op [V] .
De gemeente heeft geen gerechtvaardigd belang bij uitoefening van het voorkeursrecht, althans uitoefening daarvan is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De gemeente kan haar belangen voldoende waarborgen door samen te werken met [verweerder sub 4] .

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van HGM c.s. strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de gemeente in haar verzoek, faalt. Ingevolge het tweede lid van artikel 26 Wvg dient het verzoek tot nietigheid door de gemeente te worden gedaan binnen acht weken nadat zij een afschrift heeft ontvangen van de akte waarin de desbetreffende rechtshandeling is vervat. Beslissend is dus niet het moment waarop de gemeente kennis heeft gekregen van het bestaan van de gewraakte rechtshandeling, maar de dag waarop zij een afschrift van de akte heeft ontvangen. De vraag van HGM c.s. wanneer mr. Mus, kantoorgenoot van de advocaat van de gemeente, op de hoogte is geraakt van de inhoud van de aktes is in dit kader dan ook niet relevant. Nu de gemeente onweersproken heeft gesteld dat zij onderhavig verzoek heeft ingesteld binnen acht weken nadat zij afschriften van de aktes heeft ontvangen, is zij ontvankelijk in haar verzoek.
4.2.
Vervolgens rijst de vraag of de door de gemeente genoemde rechtshandelingen die zijn verricht in de periode van 10 februari 2007 tot en met 3 juli 2007, nietig zijn omdat deze de kennelijke strekking hebben afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente. Die vraag dient in elk geval ten aanzien van rechthandelingen die zijn verricht vóór de vestiging van het voorkeursrecht, ontkennend te worden beantwoord.
4.3.
Daarbij zij voorop gesteld dat de Wvg de overheid een instrument verschaft om vergaande beperkingen op te leggen aan het eigendomsrecht van grondeigenaren, meer in het bijzonder de aan het eigendomsrecht verbonden beschikkingsmacht. Artikel 1, lid 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (Trb. 1994/165. Iwtr: 01-11-1998) bepaalt dienaangaande:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.”
Vanwege het inbreukmakende karakter van het voorkeursrecht dient de daaraan ten grondslag liggende regeling, mede in het licht van het 1e Protocol strikt en restrictief te worden uitgelegd.
4.4.
Tegen deze achtergrond kan niet worden aanvaard het betoog van de gemeente dat van rechtshandelingen die zijn verricht nog vóór de vestiging van het voorkeursrecht de nietigheid kan worden ingeroepen op grond van hun kennelijke strekking afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente. Niet alleen bestond het voorkeursrecht nog niet ten tijde van de gewraakte rechtshandeling (en kon deze dus ook niet de kennelijke strekking hebben daaraan afbreuk te doen) maar bovendien zou aanvaarding van een dergelijke ‘voorbescherming’ een uitdrukkelijke wettelijke basis behoeven.
4.5.
De omstandigheid dat de op 10, 16 en 20 februari 2007 verrichte rechtshandelingen deel uitmaken van een samenstel van rechtshandelingen dat het oogmerk heeft te ontkomen aan de nadelige gevolgen van een – ten tijde van het verrichten van genoemde rechtshandelingen – aanstaand voorkeursrecht, brengt niet met zich mee dat die vóór de vestiging van het voorkeursrecht verrichte rechtshandelingen onder de werkingssfeer van artikel 26 Wvg komen te vallen.
4.6.
Voorts had [V] ten tijde van de economische eigendomsoverdracht van de aandelen op 10 februari 2007 nog geen recht op levering verworven met betrekking tot de percelen waarop later een voorkeursrecht werd gevestigd, zodat ook om die reden niet gesproken kan worden van een rechtshandeling die valt onder het bereik van artikel 26 Wvg.
4.7.
Anders moet worden geoordeeld over de rechtshandelingen die zijn verricht na de vestiging van het voorkeursrecht, voor zover bestaande uit de respectievelijke overdrachten van de aandelen [V] , nu als gevolg van deze rechtshandelingen het economisch belang bij de percelen waarop inmiddels het voorkeursrecht werd gevestigd, in telkens andere handen is overgegaan en die aldus de kennelijke strekking hebben afbreuk te doen aan de gemeentelijke voorkeurspositie ten aanzien van die gronden.
4.8.
Dat als gevolg hiervan niet het kennelijk door HGM c.s. beoogde resultaat ( [verweerder sub 4] aandeelhouder van [V] als eigenaar van de Wvg-grond) wordt bereikt doet hieraan niet af; dat is een gevolg van de door haar gemaakte keuze bij het opzetten van de respectievelijke transacties en de – naar mag worden aangenomen – in dat verband door haar onderkende risico’s dat deze transacties, voor zover verricht ná de vestiging van het voorkeursrecht, aan nietigheid op de voet van artikel 26 Wvg zouden komen bloot te staan.
4.9.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het verzoek, voor zover het de rechtshandelingen betreft die zijn verricht na 1 maart 2007, zal worden toegewezen. Het betoog van HGM c.s. dat de gemeente geen gerechtvaardigd belang heeft bij uitoefening van het voorkeursrecht, althans dat de uitoefening ervan in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, alsook dat de belangen van de gemeente voldoende kunnen worden gewaarborgd door samenwerking met [verweerder sub 4] , leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat de successievelijke (aandelen-)transacties en het als gevolg hiervan telkenmale wijzigend economisch belang bij de betrokken grondpercelen, een – naar de gemeente onweersproken heeft gesteld – prijsopdrijvend effect sorteren. Het gemeentelijk voorkeursrecht beoogt (onder meer) een dergelijke prijsopdrijving tegen te gaan.
4.10.
Het verzoek tot nietigverklaring van alle andere rechtshandelingen die mogelijk zijn verricht in het kader van voornoemde aandelenconstructie, zal worden afgewezen. Nog daargelaten dat van het bestaan van dergelijke rechtshandelingen op geen enkele wijze is gebleken, valt niet te beoordelen of deze de kennelijke strekking hebben om afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente.
4.11.
HGM c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart nietig:
  • de levering van de aandelen [V] door HGM aan [verweerder sub 2] en BIB bij akte d.d. 16 mei 2006 (prod. 6 bij het verzoekschrift);
  • de ongedateerde overeenkomst tussen HGM, [verweerder sub 2] en BIB enerzijds en [verweerder sub 5] anderzijds strekkende tot verkoop van de aandelen [V] (prod. 7 bij het verzoekschrift);
  • de aanwijzing door [verweerder sub 5] van [verweerder sub 4] als nader te noemen meester d.d. 25 mei 2007 (prod. 8 bij het verzoekschrift);
  • de door HGM, [verweerder sub 2] en BIB als verkopers en [verweerder sub 4] als kopers gemaakte nadere afspraken zoals neergelegd in het addendum van 14 juni 2007 (prod. 9 bij het verzoekschrift);
  • de levering van de aandelen [V] door HGM, [verweerder sub 2] en BIB aan [verweerder sub 4] bij akte d.d. 19 juni 2007 (prod. 10 bij het verzoekschrift)
5.2.
veroordeelt HGM c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente begroot op
€ 1.158,--, waarvan € 254,-- griffierecht en € 904,-- salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking,
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Schoorlemmer, mr. J.F.M. Strijbos en mr. F.H.E. Boerma en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2009.
Mr. Boerma is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.