ECLI:NL:RBSHE:2008:BG7977

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845417-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor poging tot zware mishandeling en diefstal met braak, vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en diefstal met braak. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] op 11 augustus 2008 in Heeswijk, waar de verdachte met een hard voorwerp op het hoofd van het slachtoffer zou hebben geslagen en hem tegen zijn lichaam zou hebben geschopt. Daarnaast werd de verdachte verweten op 4 augustus 2008 kleding en een fotocamera te hebben gestolen uit de woning van het slachtoffer, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak.

Tijdens de rechtszitting heeft de officier van justitie betoogd dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet op de dood van het slachtoffer en dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling.

Wat betreft de diefstal met braak, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan het wegnemen van goederen uit de woning van het slachtoffer. De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, maar vond een lichtere straf passend gezien de vrijspraak voor de zwaardere aanklachten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845417-08
Datum uitspraak: 24 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonplaats] [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 november 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) met een (hard) voorwerp op/tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of (meermalen)
tegen de ribben, althans het lichaam, van [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen) met een (hard) voorwerp
op/tegen zijn hoofd te slaan en/of (meermalen) [slachtoffer 1] tegen zijn ribben,
althans zijn lichaam, te schoppen/trappen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet (meermalen) [slachtoffer 1] met een (hard) voorwerp op/tegen zijn
hoofd heeft geslagen en/of (meermalen) [slachtoffer 1] tegen zijn ribben, althans
zijn lichaam, heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning heeft weggenomen
kleding en/of een deken en/of een fotocamera (merk Nikon), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, immers heeft hij de deur met een koevoet opengebroken/ontzet;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Naar de mening van de officier van justitie staat vast dat verdachte in ieder geval vaak met een hard voorwerp heeft geslagen op het hoofd van het slachtoffer en tegen het lichaam van het slachtoffer heeft getrapt. Dit levert, aldus de officier van justitie, poging tot doodslag op. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van het handelen van verdachte zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, het slachtoffer te doden. Voorts is de verdediging van mening dat het door verdachte veroorzaakte letsel bij het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel oplevert.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Verdachte erkent het slachtoffer met een hard voorwerp tegen zijn hoofd te hebben geslagen en hem tegen zijn lichaam te hebben geschopt. Over het aantal keren dat verdachte tegen het hoofd heeft geslagen lopen de verklaringen van verdachte en de aangever uiteen. Aangever verklaart 15 tot 20 keer te zijn geslagen op zijn hoofd en verdachte verklaart ter zitting hooguit zeven keer te hebben geslagen. Van het slaan en schoppen zijn verder geen getuigen.
Omtrent het slagvoorwerp is onbekend gebleven waarmee precies is geslagen. Wel staat vast dat het een hard voorwerp was.
Gelet op de onduidelijkheid omtrent de vorm/hardheid van het slagvoorwerp, de onduidelijkheid omtrent het aantal keren dat is geslagen met dit voorwerp en mede gelet op de aard van het geconstateerde letsel acht de rechtbank het opzet op de dood van het slachtoffer niet wettig en overtuigend bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het bij het slachtoffer geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank acht deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
Zoals hiervoor al is vermeld vindt de officier van justitie het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het onder 2 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van de diefstal van de fotocamera, nu verdachte de diefstal van dit voorwerp ontkent.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft tot een bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde geconcludeerd, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 2 de diefstal van de fotocamera ontkent.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte 1, de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 12 augustus 2008 2, de bevindingen van de verbalisant omtrent het letsel 3, de medische verklaring 4 en de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 4 augustus 2008 5 acht de rechtbank de onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna is vermeld.
Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal van de fotocamera verdachte vrijspreken. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging niet overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
meer subsidiair:
op 11 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op/tegen zijn hoofd heeft geslagen en meermalen [slachtoffer 1] tegen zijn ribben, althans zijn lichaam, heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 4 augustus 2008 te Heeswijk, gemeente Bernheze, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning heeft weggenomen kleding en een deken, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, immers heeft hij de deur met een koevoet opengebroken/ontzet;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45,
57, 302, 310, 311.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
- een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- teruggave spijkerbroek aan verdachte.
Bij het formuleren van haar eis heeft de officier van justitie enerzijds rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte. Anderzijds is de officier van justitie van mening dat de feiten zeer ernstig zijn, met name het geweldsdelict. Gelet op de ernst van de feiten vindt de officier van justitie een werkstraf niet op zijn plaats. De officier van justitie vindt een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, de enig passende straf.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft primair een voorwaardelijke straf bepleit. Subsidiair heeft zij verzocht de op te leggen straf voor een groot deel voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft zij gepleit voor een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf. Verdachte is zelfstandig ondernemer en kan op zijn werk niet gemist worden.
De raadsvrouwe heeft verzocht de in beslag genomen spijkerbroek terug te geven aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte.
Verdachte had een financieel conflict met het slachtoffer. Hij is naar het slachtoffer toegegaan om met hem over dit conflict te praten. Hij wilde hem schrik aanjagen. Aldaar aangekomen is hij volledig door het lint gegaan en heeft hij het slachtoffer met een hard voorwerp diverse malen op het hoofd geslagen en hem tegen het lichaam geschopt. Het slachtoffer heeft daardoor fors letsel opgelopen. Blijkens een aanvullend proces-verbaal heeft het slachtoffer, naar zijn zeggen, thans nog steeds gezondheidsproblemen als gevolg van de mishandeling.
Eerder is verdachte al naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft daar onder meer kledingstukken weggenomen om het slachtoffer te bewegen de schulden aan hem te betalen.
Verdachte is door zijn handelen veel te ver gegaan en had de financiële problemen met het slachtoffer op een andere manier moeten oplossen. Door zo te handelen is er sprake van eigenrichting.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering Nederland en uit het onderzoek ter zitting blijkt dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet en oprechte spijt heeft van de mishandeling en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet.
Het RISc-onderzoek van de reclassering wijst uit dat de kans op recidive laag is. De door verdachte gepleegde strafbare feiten moeten, gelet op de persoon van verdachte, kennelijk worden gezien als een eenmalige misstap.
De reclassering adviseert de rechtbank een werkstraf op te leggen.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk geëist.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal vrijspreken en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank vindt een maximale werkstraf van 240 uren een passende straf en zal deze dan ook opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om vooral de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen spijkerbroek kan worden teruggegeven aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit inbeslaggenomen goed.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Teruggave inbeslaggenomen goed, te weten: 1 spijkerbroek aan verdachte.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beschikking d.d. 14 augustus
2008 met ingang van 17 augustus 2008 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.A. Buijs, voorzitter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. G.A.F.M. Wouters, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 24 december 2008.
1. verklaring verdachte ter zitting van 10 december 2008
2. aangifte [aangever] (pag. 21-21 van het eindproces-verbaal d.d. 13 augustus 2008)
3. bevindingen verbalisant (pag. 23 van het eindproces-verbaal d.d. 13 augustus 2008)
4. medische verklaring betreffende [slachtoffer] 15 augustus 2008 pag. 1
5. aangifte [aangever] (pag. 31-32)