ECLI:NL:RBSHE:2008:BG7948

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845450-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren en anderen met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten. De verdachte, geboren in 1961, werd aangeklaagd voor het plegen van geweld tegen verschillende slachtoffers, waaronder politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag, zware mishandeling, en bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 augustus 2008 in Uden met een honkbalknuppel op een politieagent had geslagen, wat leidde tot een vrijspraak voor poging tot doodslag, maar wel tot een veroordeling voor zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 305 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank overwoog dat de verdachte fors geweld had gebruikt en veel angst had veroorzaakt bij de slachtoffers, waaronder zijn ex-vrouw. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten zodanig dat een zwaardere straf gerechtvaardigd was. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de noodzaak van normhandhaving en het voorkomen van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845450-08
Datum uitspraak: 22 december 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans verblijvende te [verblijfplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 november 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], verbalisant van
politie regio Brabant Noord, van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] (met kracht) met
een honkbalknuppel, althans een slagvoorwerp, in de richting van diens hoofd,
althans de romp, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Artikel 287 jo 45 / 302 jo 304 jo 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1], verbalisant van politie regio Brabant Noord),
(met een honkbalknuppel, althans een slagvoorwerp) heeft geslagen, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Artikel 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden, opzettelijk mishandelend een
ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], verbalisant van politie regio Brabant
Noord, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar
bediening, in diens gelaat en/of tegen diens hoofd en/of lichaam heeft
geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Artikel 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden toen de aldaar dienstdoende
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], (respectievelijk) hoofdagent
en/of brigadier van politie regio Brabant-Noord verdachte op verdenking van
het overtreden van artikel 287 jo 45 en/of 300 en/of 350 en/of 285 Wetboek van
Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig
strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen,
althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een
hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van
verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening
zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te
trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die
opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte trachtte(n) te bewegen en/of te slaan
en/of te stompen tegen en/of in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en),
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel (te weten een
kneuzing op diens borstbeen) bekwam;
Artikel 180 jo 181 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2008 te Cuijk opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 4]), heeft geschopt en/of geslagen en/of bij diens
keel en/of nek heeft gepakt en/of gegrepen, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
Artikel 300 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer ruiten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Artikel 350 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 te Uden [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of
meer ruiten, van een woning waarin [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zich
bevonden, (met een knuppel, althans een slagvoorwerp) in te slaan en/of
(vervolgens) die woning binnen te dringen en/of (vervolgens) [slachtoffer 5] te
achtervolgen en/of na te lopen (met een knuppel, althans een slagvoorwerp)
en/of voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen:"kom hier, ik
vermoord je" en/of, sprekende over die [slachtoffer 6], [slachtoffer 5] de woorden
toe te voegen: "waar is die oetlul van jou, want ik maak hem kapot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;;
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zodanige kracht met de knuppel in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van deze slag zou komen te overlijden. De omstandigheid dat het slachtoffer een gekneusde arm heeft opgelopen bij de afweerbeweging vormt in zekere mate een indicatie dat niet met grote kracht is geslagen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van poging tot doodslag. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling wel bewezen, aangezien verdachte met een honkbalknuppel in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank acht naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat een slachtoffer door zo’n klap zwaar lichamelijk letsel oploopt. Verdachte heeft zich dat ook kunnen realiseren.
Ten aanzien van feit 2 primair overweegt de rechtbank dat uit het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen op pagina 115 van het dossier en de aangifte van [slachtoffer 2] op pagina 123 blijkt dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] met kracht een vuistslag op het jukbeen heeft gegeven en vervolgens in de worsteling die hierna ontstond een harde vuistslag op de borst. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op het moment van aanhouding vol adrenaline zat en werd getriggerd door de aanpak van de agenten, waarna hij fysiek heeft geprobeerd om de aanhouding te voorkomen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 30 augustus 2008 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], verbalisant van politie regio Brabant Noord, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] (met kracht) met een honkbalknuppel in de richting van diens hoofd, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 30 augustus 2008 te Uden, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], verbalisant van politie regio Brabant Noord, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens gelaat en tegen diens lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op 29 augustus 2008 te Cuijk opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
op 30 augustus 2008 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, toebehorende aan [slachtoffer 7] heeft vernield;
5.
op 30 augustus 2008 te Uden [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ruiten van een woning waarin [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zich bevonden met een knuppel ingeslagen en
vervolgens die woning binnengedrongen en vervolgens [slachtoffer 5] achtervolgd en/of nagelopen met een knuppel en voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd:"kom hier, ik vermoord je" en, sprekende over die [slachtoffer 6], [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "waar is die oetlul van jou, want ik maak hem kapot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De verwijzing onder de tekst van de tenlastelegging onder feit 1 primair naar artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht suggereert dat de officier van justitie tevens de strafverzwarende omstandigheid zoals vermeld in artikel 304 onder 2 heeft willen tenlasteleggen. In de tekst van de tenlastelegging ontbreekt echter elke nadere aanduiding en/of verfeitelijking van het onderdeel - gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening - . De enkele vermelding dat [slachtoffer 1] verbalisant van politie was ten tijde van het plegen van dit feit is hiertoe niet voldoende.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 300, 302, 304, 350.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist voor feit 1 primair (poging tot zware mishandeling), feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt dat verdachte zijn behandeling bij Kairos voorzet en zich onder behandeling laat stellen bij de verslavingszorg;
- een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat beide vorderingen volledig kunnen worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft fors geweld gebruikt tegen meerdere slachtoffers en daarbij veel angst veroorzaakt. Hij heeft zijn ex-vrouw [slachtoffer 4] op de grond gegooid en enkele harde klappen gegeven, terwijl hij wist dat zij een kunstheup heeft en al eerder nekletsel had opgelopen. Hij heeft met een knuppel meerdere ruiten ingeslagen van de woning van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], terwijl deze [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zich met hun minderjarige kinderen in die woning bevonden. Vervolgens is hij met de knuppel de woning ingegaan waarbij hij de bewoners ook verbaal heeft bedreigd. Het gevoel van veiligheid dat de leden van dit gezin in hun woning zouden moeten hebben is ernstig en naar verwachting langdurig beschadigd door dit optreden van verdachte. Vervolgens heeft hij zich op twee afzonderlijke momenten gewelddadig verzet tegen zijn aanhouding waarbij hij eenmaal met de knuppel in de richting van het hoofd van een agent heeft geslagen.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat de verhouding met zijn ex-vrouw inmiddels is genormaliseerd en dat hij in de afgelopen tijd serieus aan zijn problemen heeft gewerkt. Zijn spijtbetuiging aan de politieambtenaar [slachtoffer 8] ter zitting komt op de rechtbank oprecht over.
De mate van geweld en het gegeven dat verdachte met tussenpozen gedurende twee dagen ongeremd zijn agressie heeft botgevierd op eenieder van wie hij dacht dat die hem in de weg stond nopen de rechtbank evenwel tot het opleggen van een zwaardere straf dan geëist door de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van EUR 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering, aangezien dit niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 2 primair:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar
gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
T.a.v. feit 3:
mishandeling
T.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
T.a.v. feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 305 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde
zich onder behandeling laat stellen bij de verslavingszorg en zijn behandeling
bij de Forensische Polikliniek van Kairos voortzet.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3, feit 4, feit 5:
Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 400,00 (zegge:
vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8
dagen hechtenis. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente te
berekenen vanaf 22 december 2008.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van
EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro). Dit bedrag wordt vermeerderd met de
wettelijke rente te berekenen vanaf 22 december 2008.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 150,00
(zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 3 dagen hechtenis. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente te
berekenen vanaf 22 december 2008.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een
bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdvijftig euro). Dit bedrag wordt vermeerderd
met de wettelijke rente te berekenen vanaf 22 december 2008.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 22 december 2008.