ECLI:NL:RBSHE:2008:BG7889

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825022-06 (verl.TBS)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde na moord

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 18 december 2008 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1974, die in de FPC van het GGzE te Eindhoven verblijft. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd na een veroordeling voor moord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, behandeld tijdens een openbare zitting op 4 december 2008. De deskundigen, waaronder drs. I. Oostvogels en drs. R.J. van Montfoort, hebben hun adviezen gegeven over de voortgang van de behandeling en het recidivegevaar van de betrokkene. De deskundigen concludeerden dat er sprake is van een matig recidivegevaar, maar dat er nog geen stabiele situatie is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, gezien de huidige toestand van de betrokkene en de prille stand van de behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825022-06
Uitspraakdatum: 18 december 2008
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkingg[terbeschikkinggestelde]]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
verblijvende in de FPC van het GGzE te Eindhoven
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 4 december 2006 is betrokkene ter beschikking gesteld.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank d.d. 11 november 2008, strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van 2 jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2008. Hierbij zijn de officier van justitie, de getuige/deskundige en de ter beschikking gestelde en haar raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van mevr. Drs.I. Oostvogels, psycholoog/behandelaar en de heer drs. R.J. van Montfoort, psychiater/Hoofd Behandeling FPC van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 7 oktober 2008;
- de omtrent betrokkene gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van betrokkene.
De beoordeling.
De ter beschikkingstelling is toegepast ter zake moord, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
“ Conclusie en prognose
In de afgelopen behandelperiode hebben we ons gericht op kennismaking, observatie en het in kaart brengen van de kernproblematiek en het delict. Hierbij zijn de ontwikkelingsgeschiedenis, het levensverhaal en de periode rond het delict aan de orde geweest. Daarnaast is er begonnen met het leren omgaan met spanningen en afstand en nabijheid.
Enerzijds heeft betrokkene al een belangrijke vooruitgang gemaakt in het erkennen van haar persoonlijkheidsproblematiek. Ze is ook erg bezig geweest met het verlies van haar dochter en het omgaan met de diepe emoties die dit oproept. Hierbij neemt ze duidelijk verantwoordelijkheid voor haar delict. Anderzijds komt haar persoonlijkheidsproblematiek nog duidelijk tot uiting in het dagelijkse leven op de afdeling. Zowel ten aanzien van groepsgenoten als ten aanzien van haar familie zoekt ze naar een gepaste balans tussen afstand en nabijheid.
In de komende behandelperiode zal aandacht worden besteed aan het verder in kaart brengen van de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene (vooral het zelfbeeld van betrokkene en de omgang met groepsgenoten), het leren omgaan met spanningen en emoties en het leren grenzen stellen in sociale situaties. Daarnaast zullen het delictscenario en de delictanalyse verder worden uitgewerkt.
Momenteel is het risico op recidive in een setting buiten de huidige klinische context matig. Om dit terug te brengen tot een aanvaardbaar minimum, is het nodig de specifieke risicofactoren van betrokkene, en dan vooral de wijze waarop zij zich handhaaft in (nauw) betrokken relaties en de manier waarop zij omgaat met spanningen en problemen, uitvoerig te bewerken. Hoewel we inmiddels bezig zijn deze problemen in kaart te brengen, is de verwachting dat de bewerking hiervan nog geruime tijd in beslag zal nemen.
Het toekomstperspectief is gezien de vroege fase van de behandeling nog niet helder. Dit zal zich gaandeweg de behandeling in de komende perioden verder uitkristalliseren.
Advies
Gezien de bovengenoemde overwegingen adviseren we de terbeschikkingstelling van mevrouw [terbeschikkinggestelde] met een termijn van twee jaar te verlengen “.
De deskundige drs. I. Oostvogels, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Er is sprake van een matig recidivegevaar. Mevrouw is kwetsbaar in contact met anderen. Zij is bang om dat contact te verliezen. Dat veroorzaakt spanningen en kan leiden tot een psychose. Er gaat dus eerst een heel traject vooraf voordat mogelijke een ernstig delict zou kunnen plaats vinden. Het is thans te vroeg om een toekomstperspectief te kunnen geven. Ik heb geen “glazen bol” waarin ik de toekomst van mevrouw kan zien. Wel kan vastgesteld worden dat er sprake is van vooruitgang. Bezien moet worden of dat stand houdt als de structuur losser wordt. De einddoelstelling zou kunnen zijn dat mevrouw zelfstandig gaat wonen.
Een verlenging van de terbeschikkingstelling is zeker noodzakelijk. Mevrouw heeft te weinig copingsvaardigheden. Overigens is de aanvraag voor proefverlof nog niet geschied. Die moet nog geschreven worden. Eerst volgt een interne toetsing en daarna een externe toetsing.
De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft onder meer aangevoerd:
Het advies van de inrichting is niet ondertekend door het hoofd van die inrichting, wat mogelijk, gelet op de jurisprudentie, kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De terbeschikkingstelling heeft een zwakke basis. Mevrouw was ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar. De doding van haar kind was zeer situatief. Dat heeft zo zijn consequenties voor de mate van recidivegevaar. Is er geen recidivegevaar dan kan er ook geen verlenging van de terbeschikkingstelling plaatsvinden. Het recidivegevaar zou betrekking moeten hebben op een min of meer een gelijksoortig delict. Het toekomstbeeld zoals door de inrichting geschetst dat mevrouw eventueel weer in een min meer gelijksoort delictscenario terecht kan komen is te ver verwijderd en te vaag.
Ik bepleit de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen (A). Subsidiair verzoek ik de rechtbank de zaak thans aan te houden voor de duur van 3 maanden ter voorbereiding van een mogelijke voorwaardelijke TBS (B), omdat de kliniek heeft geconcludeerd tot een matig recidivegevaar. Mevrouw zou in voorgaand voorstel gestructureerd en onder voorwaarden behandeld kunnen worden. Mevrouw toont inzicht en is gemotiveerd. Van een psychose is niet of nauwelijks sprake.
Meer subsidiair verzoek ik de rechtbank de terbeschikkingstelling slechts met één jaar te verlengen (C). Aldus houdt de rechtbank zicht op deze bijzondere terbeschikkingstelling. Bij een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar kan mijn voorstel als onder B bedoeld niet meer worden toegepast.
Behandeling van mevrouw is in allerlei settingen mogelijk.
Ondanks dat de terbeschikkingstelling nog pas van korte duur is, is er nu al sprake van een matig recidivegevaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Van niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is geen sprake.
De rechtbank verenigt zich voorts met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Mede gelet op de door de deskundige gegeven toelichting, is de rechtbank van oordeel dat in het licht van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering voldoende is dat het rapport van de inrichting wordt ondertekend door drs. P.J. van Montfoort, nu hij geldt als “hoofd van de inrichting” in de zin van voornoemd artikel.
De rechtbank is van oordeel dat er ondanks de duidelijke verbeteringen nog geen stabiele situatie is ontstaan. Indien de huidige (TBS-) structuur zou wegvallen is er een reële kans dat betrokkene opnieuw in een geestelijke toestand zou kunnen raken die uiteindelijk leidt tot een nieuw ernstig delict. De huidige toestand van betrokkene en de (prille) stand van de behandeling en begeleiding leiden er toe dat niet verwacht kan worden dat de terbeschikkingstelling binnen een jaar kan eindigen.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de ter beschikkingstelling met twee jaar eist.
DE BESLISSING
Verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en mr. P.J. Neijt, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2008.