vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/889073-08
Datum uitspraak: 19 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: PI Tilburg, HvB Koning Willem II.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 november 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 juli 2008 tot en met 11 juli 2008 te Valkenswaard (van perceel [adres]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk: Subaru, type: Impreza, voorzien van [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikelen 310/311 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 10 juli 2008 tot en met 3 september 2008 te Valkenswaard en/of te Riethoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk: Subaru, type: Impreza, voorzien van [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Bergeijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid (sport)kleding en/of (sport)schoenen en/of sokken heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kleding en/of sokken wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2008 te Budel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (sport)winkel (gevestigd in perceel [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sportkleding en/of sportartikelen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het forceren van de achterdeur van die winkel en/of het forceren van een tussendeur in die winkel.
(artikel 311 lid 4/5 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten ten aanzien van feit 1 subsidiair.
In de periode tussen 10 juli 2008 omstreeks 23:00 uur en 11 juli 2008 omstreeks 9:00 uur is te Valkenswaard een personenauto, een Subaru Impreza met [kenteken], weggenomen1.
Op 3 september 2008 om 1:27 uur wordt een Subaru Impreza met hetzelfde chassisnummer als voornoemde personenauto, aangetroffen te Riethoven2. De personenauto was betrokken bij een eenzijdig ongeval waarbij de bestuurder, te weten [betrokkene], ten gevolge van die aanrijding was overleden. [betrokkene] en verdachte zijn familie van elkaar.3 Tijdens het voertuigonderzoek blijken de op de personenauto gemonteerde kentekenplaten vals te zijn. Het kenteken behorende bij het van fabriekswege ingeslagen VIN (voertuigidentificatienummer) moet zijn [kenteken]4. Geconstateerd wordt dat het van fabriekswege gemonteerde contactslot was verbroken en dat een los contactslot was gemonteerd waarop de bekabeling van het originele contactslot was aangesloten5.
Vaststaande feiten ten aanzien van feit 2 primair.
In de periode tussen 21 augustus 2008 te 18:00 uur en 22 augustus 2008 te 10:00 uur werden uit het bedrijf [bedrijf] te Budel meerdere sportschoenen en sportkleding weggenomen6. Onder meer zijn weggenomen (ingepakte) trainingspakken (met kapstok) van het merk Erima in de kleuren oranje/zwart, blauw/zwart en grijs/zwart7 en schoenen van onder meer het merk K-Swiss en Puma. Tijdens de doorzoeking van de caravan van verdachte te Bergeijk op 3 september 2008 werden in een klep aan de achterzijde aangetroffen en in beslaggenomen een grote hoeveelheid sportkleding en sportschoenen. Onder meer werden in beslaggenomen meerdere Erima trainingspakken aan kleerhangers in de kleuren blauw, oranje en grijs en sportschoenen van de merken K-Swiss en Puma8 9. Voornoemde goederen zijn door mede-eigenaar van [bedrijf] herkend als zijnde de sportkleding en sportschoenen welke zijn weggenomen uit voornoemd bedrijf bij de inbraak in genoemde periode10. De labels en prijsstickers aan de aangetroffen kledingstukken zijn identiek aan de labels en prijsstickers die worden gebruikt in de winkel [bedrijf]11.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldheling (feit 1 subsidiair) en opzetheling (feit 2 primair).
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de hem tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft op meerdere gronden, weergegeven in zijn pleitnota, aangevoerd dat verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe kort gezegd aangevoerd dat er geen (direct) bewijs is voor de heling van de personenauto door verdachte (feit 1 subsidiair) en voor de heling van de sportkleding en –schoenen (feit 2 primair).
Meer in het bijzonder heeft de raadsman aangevoerd dat uit niets is gebleken dat verdachte wist of kon weten dat er gestolen sportkleding in of in de nabijheid van zijn caravan was en hoe dit daar is gekomen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Uit verschillende afgeluisterde telefoongesprekken, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte in die bewuste nacht in de verongelukte Subaru Impreza heeft meegereden als bijrijder van [betrokkene].
In de eerste plaats maakt verdachte die avond, slechts enkele uren voor het ongeval, met [betrokkene] een afspraak elkaar over een kwartier te ontmoeten12. De dag van en de dag na het ongeval maakt de moeder van verdachte13 aan diverse personen kenbaar dat haar zoon pijn lijdt en verwondingen heeft, onder meer aan zijn tong14 15. Hij ligt helemaal in de kreukels, geeft zij in een van de gesprekken aan, hij zat in de auto bij zijn neef die is doodgereden.16 Zoals hiervoor is overwogen is [betrokkene] familie van verdachte, zodat met “neef” heel wel [verdachte] bedoeld kan zijn.
Ook de vriendin van verdachte, [getuige], noemt de dag van het ongeval de verwonding aan de tong van verdachte. Zij vertelt dat verdachte [betrokkene] heeft achtergelaten in de auto, en merkt daarbij op dat je bij een ongeluk niet mag weggaan.17
Het moet voorts, zeker door de bestuurder maar ook door de bijrijder, gezien zijn dat het originele contactslot van de auto verbroken was. Dit is een omstandigheid die doet vermoeden dat de betreffende auto gestolen is. Uit hetgeen onder de vaststaande feiten is overwogen volgt ook dat de betreffende auto gestolen was. Voor het verbroken contactslot is geen andere (aannemelijke) verklaring door verdachte gegeven of op andere wijze uit het dossier naar voren gekomen.
Door onder deze omstandigheden met [betrokkene] mee te rijden heeft verdachte naar het oordeel van verdachte samen met hem een auto voorhanden gehad, waarvan zij op zijn minst redelijkerwijs moesten vermoeden dat die gestolen was.
Ten aanzien van feit 2 primair
Uit hetgeen onder de vaststaande feiten is overwogen, volgt dat de in de caravan van verdachte in beslag genomen kleding en schoenen van diefstal afkomstig zijn.
De stelling van verdachte, dat iemand anders dan verdachte de spullen in de caravan heeft gedaan, en dat hij er niet van wist, is niet geloofwaardig. Het gaat immers om een kostbare partij spullen (ter waarde van ong. € 20.000,-)18. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat iemand anders een dergelijke partij bij hem stalt, met alle risico van dien. Bovendien geeft verdachte in een telefoongesprek van niet lang na de diefstal aan dat hij “een hoop handel heeft dat allemaal weg moet”.19 Verdachtes verklaring afgelegd ter zitting dat hij in de ijzerhandel zit overtuigt niet, nu hij bij de politie nog verklaart dat hij geen inkomsten heeft en niet werkt en wordt onderhouden door zijn ouders20.
De rechtbank acht dan ook de opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode 10 juli 2008 tot en met 3 september 2008 te Valkenswaard en/of te Riethoven, tezamen en in vereniging met een ander een (personen)auto (merk: Subaru, type: Impreza, voorzien van [kenteken]) voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
op 03 september 2008 te Bergeijk een hoeveelheid (sport)kleding en (sport)schoenen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kleding en schoenen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De oplegging van de straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte in [be[betrokkene] een goede vriend heeft verloren en dat verdachte dit zeer moeilijk kan verwerken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn draagkracht. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft door zijn handelen geprofiteerd van door anderen gepleegde misdrijven en het criminele circuit terzake in stand gehouden en gestimuleerd. Strafverzwarend werkt dat verdachte ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds twee keer eerder werd veroordeeld. Kennelijk weerhoudt hem dat niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Verdachte heeft voor de telastgelegde feiten enige tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Deze tijd is echter reeds in mindering gebracht op een gevangenisstraf die verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 19 december 2009 onder parketnummer 01/824555-08 is opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden zonder aftrek van voorarrest passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 1).
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een civiele vordering ingediend bestaande uit
€ 10.250,- voor kosten van een Subaru Impreza minus vergoeding en de winst bij verkoop van de auto.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij nu er geen sprake is van rechtstreekse schade. De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van genoemde vordering, dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit en voorts de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het onderdeel van haar vordering dat ziet op de winst bij verkoop van de auto (€ 1.500,-), aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit onderdeel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht echter de benadeelde partij voor het overige deel (€ 8.750,-, kosten auto minus vergoeding) ontvankelijk in haar vordering en dat deel van de vordering toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte en voldoende onderbouwde schade.
De helingshandeling bestaat eruit dat verdachte de auto voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs moesten vermoeden dat deze gestolen was. Tijdens dat voorhanden hebben is de schade aan de auto ontstaan als gevolg van het hiervoor gememoreerde eenzijdige ongeval. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat daarmee voldoende verband tussen de helingshandeling en de door de benadeelde partij geleden schade om te kunnen spreken van rechtstreekse schade.
Dat de kosten van de auto minus vergoeding € 8.750 bedragen tenslotte wordt voldoende onderbouwd door het voegingsformulier, de zich in het dossier bevindende factuur21 en de omstandigheid dat de auto totaal vernield raakte22.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een civiele vordering ingediend bestaande uit
€ 2081,41 voor kosten van een noodreparatie en een offerte reparatie taxatie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij nu er geen sprake is van rechtstreekse schade. De raadsman heeft geconcludeerd tot afwijzing van genoemde vordering, dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu de verdachte wordt veroordeeld voor opzetheling en niet voor de inbraak, en aldus de gevorderde braakschade aan het pand niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Beslag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ontrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen hagelpatroon en verbeurdverklaring van de in de in beslag genomen Subaru Impreza aangetroffen goederen. De raadsman heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het contactslot (nummer 17 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, zie bijlage III) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit (feit 1) is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het hagelpatroon (nummer 4 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, zie bijlage II) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van de onder nummer 13 tot en met 15 van de aan dit vonnis aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen (bijlage II) en de onder nummer 16 en 18 tot en met 20 van de aan dit vonnis aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen (bijlage III).
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op artikelen 10, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is tenlastegelegd niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplegen van schuldheling
T.a.v. feit 2 primair:
opzetheling
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis (met betrekking tot de onder dit parketnummer telastgelegde feiten) met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een contactslot.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een hagelpatroon.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de aangehechte beslaglijsten vermelde nummers 13 t/m 16 en 18 t/m 20.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 8750,00 subsidiair 73 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 8750,- (zegge: achtduizend en zevenhonderdvijftig euro), ter zake materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 73 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van EUR 8750,- (zegge: achtduizend en zevenhonderdvijftig euro), ter zake materiële schade (kosten Subaru Impreza minus vergoeding).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake de winst bij verkoop van de auto niet ontvankelijk is. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2], in haar vordering, aangezien aan haar niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2008.
1 Pv aangifte p. 231 van het politiedossier Politie Brabant Zuid-Oost, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, locatie ’s-Hertogenbosch, Dossier 22BZ8070, sluitingsdatum 23 oktober 2008.
2 Idem, Pv bevindingen p. 267 en 269.
3 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting
4 Pv bevindingen p. 270 van voornoemd politiedossier.
5 Idem, Pv bevindingen p. 270.
6 Idem, Pv aangifte p. 372
7 Idem, Pv verhoor getuige [slachtoffer 1] p. 321 e.v.
8 Idem, Pv bevindingen p. 381.
9 Idem, KVI BRZ70-066 en het daarbij gevoegde overzicht inbeslaggenomen goederen pand H02, los opgenomen, niet genummerd
10 Idem, Pv verhoor getuige [slachtoffer 1] p. 321 en 322.
11 Idem, Pv bevindingen p. 383.
12 Idem, tapgesprek p. 251.
13 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting inhoudende dat zijn moeder Appolonia heet.
14 Tapgesprek p. 258 van voornoemd politiedossier.
15 Idem, tapgesprek p. 259.
16 Idem, tapgesprek p. 265.
17 Idem, tapgesprek p. 260 t/m 263.
18 Idem, looppv p. 306
19 Idem, tapgesprek p. 384 en 385.
20 Idem, pv verhoor verdachte p. 148.
21 Idem, factuur p. 235.
22 Idem, Pv bevindingen p. 270.