ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6785

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825160-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige jongens

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verleiden van twee minderjarige jongens tot ontuchtige handelingen. De tenlastelegging betrof het geven van geldbedragen aan de jongens, die op dat moment 16 jaar oud waren, met de bedoeling hen te bewegen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting is gebleken dat de verdachte in de tweede helft van 2007 een seksuele relatie had met de jongens, waarbij zij hen ook geld had gegeven. De officier van justitie vorderde een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de jongens vrijwillig en zonder invloed van geld tot de seksuele relatie waren gekomen.

Na het horen van de getuigen en het bestuderen van het dossier, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de jongens had verleid tot de ontuchtige handelingen door middel van de betalingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de jongens erop wezen dat zij zelf bereid waren tot de seksuele relatie en dat geld daarbij geen doorslaggevende rol had gespeeld. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij de jongens had bewogen tot het verrichten of ondergaan van ontuchtige handelingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825160-08
Datum uitspraak: 15 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 05 maart 2008 te Eindhoven (telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het (telkens) betalen van een geldbedrag, een persoon genaamd [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1991, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen te dulden, bestaande die ontuchtige handelingen uit seksueel binnendringen (gemeenschap) en/of pijpen en/of aftrekken en/of vingeren;
(artikel 248a Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 5 maart 2008 te Eindhoven (telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het (telkens) geven van een geldbedrag en/of het meebetalen aan een horloge, een persoon genaamd [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1991, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen te dulden, bestaande die ontuchtige handelingen uit seksueel binnendringen (gemeenschap) en/of vingeren en/of pijpen en/of aftrekken;
(artikel 248a Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Verdachte heeft in de tweede helft van 2007 een seksuele relatie gehad met de destijds 16-jarige jongens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte was op dat moment 45 jaar. Ten tijde van deze seksuele verhoudingen heeft verdachte de jongens wel eens (een) geldbedrag(en) gegeven.
Verdachte wordt verweten – kort gezegd - dat zij [slachtoffer 1] tot het verrichten van ontuchtige handelingen heeft verleid door hem daarvoor geldbedragen te geven. [slachtoffer 2] zou zij tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen hebben bewogen middels het meebetalen aan een horloge.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de 16-jarige
jongens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op meerdere tijdstippen tot seksuele handelingen heeft verleid als hiervoor vermeld en vordert een werkstraf van 100 uur, met aftrek, subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte erkent dat zij destijds een seksuele verhouding met de 16-jarige jongens heeft gehad en dat zij hen ook wel eens geld heeft gegeven, doch dat dit buiten de context van de seksuele relatie viel en daarvan geheel losstaat. Verdachte ontkent dan ook dat zij de jongens door genoemde ‘betalingen’ tot seksuele handelingen heeft verleid.
De raadsman bepleit algehele vrijspraak omdat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de minderjarige jongens heeft verleid tot het verrichten en/of ondergaan van seksuele handelingen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting veeleer kan worden afgeleid dat de jongens zondermeer
bereid waren tot een seksuele relatie met verdachte en dat geld hierbij geen rol van betekenis heeft gespeeld.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1
en feit 2 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat geld een doorslaggevende rol bij
de jongens heeft gespeeld in het aangaan van de seksuele relatie met verdachte. [slachtoffer 1] verklaart dat hij zelf, bij wijze van grap, om geld heeft gevraagd en [slachtoffer 2] verklaart dat hij het ook gedaan zou hebben als hij het horloge niet zou hebben gekregen. De rechtbank heeft dan ook uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte door de ‘betalingen’ [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot het verrichten dan wel ondergaan van ontuchtige handelingen heeft bewogen.
DE UITSPRAAK
t.a.v. feit 1 en feit 2:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I. Rijnbout, voorzitter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 15 december 2008.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.