vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845276-08
Parketnummers vorderingen: 01/845276-07 en 01/845646-07
Datum uitspraak: 15 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 augustus 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2008 te Drunen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en/of met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 289/287 jo 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2008 te Drunen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en/of met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een scheur in de oogkas en/of blijvend minder zicht in een of meer ogen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en/of na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of schoppen en/of de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen;
[artikel 303/302 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2008 te Drunen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en/of met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 303/302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht]
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2008 te Drunen, gemeente Heusden,, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 1], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk (meermalen)(met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen (te weten een gebroken neus en/of een scheur in de oogkas en/of blijvend minder zicht in een of meer ogen);
[artikel 301 jo 300 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 28 april 2008 heeft er een handgemeen plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer, daarbij heeft verdachte het slachtoffer in het gezicht geslagen. Bij dit handgemeen waren ook [getuige 1], de [getuige 2] en de [getuige 3] aanwezig.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd, met uitzondering van de voorbedachte raad, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het slachtoffer, tezamen en in vereniging met [getuige 1], mishandeld. Uit de in het dossier aanwezige medische gegevens volgt dat het slachtoffer ten gevolge van deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De mishandeling kan niet gerechtvaardigd worden door noodweer(exces). Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er sprake was van een noodweersituatie.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich verzet tegen een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, vanwege het ontbreken van bewijs voor voorbedachte raad. Voor opzet – eventueel in voorwaardelijke zin – bij cliënt op de dood van het slachtoffer was evenmin sprake.
Cliënt moet eveneens worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, aangezien er geen sprake is van zwaar letsel. Het aanvankelijk bij het slachtoffer vastgestelde letsel bestaat uit een gebroken neus die zonder verder medisch ingrijpen zou genezen. Pas later wordt daaraan toegevoegd dat het slachteroffer verminderd zicht heeft. Het staat niet vast dat dit latere letsel eveneens het gevolg is van de mishandeling. Voor zover een van de feiten in de tenlastelegging door de rechtbank bewezen mocht worden verklaard, wordt voorts een beroep gedaan op noodweer(exces) c.q. putatief noodweer. Het slachtoffer heeft vooraf, in brieven aan [getuige 1] ernstige bedreigingen geuit. Het slachtoffer heeft de confrontatie met [getuige 1] opgezocht. Het slachtoffer heeft haar vervolgens aangevallen en is ook daarna – toen het gevecht zich naar een nabijgelegen loods had verplaatst – doorgegaan met het slaan van cliënt.
- een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, district Den Bosch, Districtsrecherche, met kenmerk PL2116/08-013861 (hierna pv);
- de verklaringen van verdachte en vijf getuigen, afgelegd bij de rechter-commissaris op 26 november 2008 en 4 november 2008;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 december 2008
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt de volgende feitelijke gang van zaken vast. Verdachte had ten tijde van de mishandeling een relatie met [getuige 1]. Laatstgenoemde had in het verleden een relatie met het slachtoffer en is voorafgaand aan de mishandeling door het slachtoffer bedreigd. Op enig moment zijn verdachte, [getuige 1] en de [getuige 2] naar de werkgever van het slachtoffer gegaan om, naar eigen zeggen, te bemiddelen in het conflict tussen [getuige 1] en het slachtoffer.2 Het slachtoffer arriveerde bij zijn werkgever en zag verdachte daar in het kantoor van zijn werkgever zitten. Op het moment dat het slachtoffer de kantoorruimte binnenkwam, vlogen verdachte en [getuige 1] direct op hem af. Zowel [getuige 1], als verdachte hebben het slachtoffer toen geslagen.3
Bij vaststelling van de feitelijke gang van zaken, hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaring van de [getuige 3], dan aan de verklaring van verdachte. Daarbij vindt de rechtbank van betekenis dat de [getuige 4] de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer op [getuige 1] afvloog en naar haar uithaalde, niet ondersteunt. De [getuigen 3 en 4] zijn niet direct betrokken geweest bij de mishandeling en hebben steeds – zowel tegenover de politie, als later ten overstaan van de rechter-commissaris – consistent verklaard.4
Primair en voorbedachte raad
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor hetgeen primair ten laste is gelegd. Hetzelfde geldt voor de voorbedachte raad. Verdachte behoort van het primair tenlastegelegde en de subsidiair tenlastegelegde voorbedachte raad te worden vrijgesproken.
Subsidiair
Bij het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank zwaar letsel geconstateerd. Dit letsel bestaat uit: een neusbeenfractuur, hersenschudding en een breuk in de linker oogkas. Het zicht van het slachtoffer is met 30 tot 40% verminderd.5 Hoewel de door de geneeskundigen opgemaakte medische verklaringen [p. 63 t/m 66] enige tijd na de mishandeling zijn opgesteld, maakt de rechtbank uit die verklaringen op dat het letsel op 29 april 2008 en op 6 mei 2008 is geconstateerd. Er heeft dus een betrekkelijk korte periode gezeten tussen het moment van de mishandeling en het moment waarop het letsel wordt geconstateerd. De aanwezigheid van het letsel en de causaliteit tussen het letsel en de mishandeling, blijkt voorts uit de constatering van verbalisanten kort na de mishandeling. Zij treffen het slachtoffer zeer versuft en aan het hoofd bloedend aan.6
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 april 2008 te Drunen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheur in de oogkas en minder zicht in een oog, heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Noodweer(exces)
Het beroep op noodweer gaat uit van het feit dat het slachtoffer zou zijn begonnen met het slaan. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat deze feitelijke gang van zaken niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. De twee hiervoor genoemde [getuigen 3 en 4] – aan wiens verklaring de rechtbank meer waarde hecht dan aan de verklaring van verdachte – geven een van het standpunt van de verdachte afwijkende lezing van de feiten. De rechtbank heeft daarbij mede in acht genomen dat er van de zijde van verdachte drie personen aanwezig waren en het dus ook niet aannemelijk is dat de agressie van het slachtoffer is uitgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte of [getuige 1] zich in een noodweersituatie hebben bevonden. Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zal daarmee ook het beroep van verdachte op noodweerexces worden afgewezen. Gezien de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken is evenmin aannemelijk geworden dat verdachte redelijkerwijze kon denken dat hij een reden had om zichzelf of een ander te beschermen. Ook het beroep op putatief noodweer wordt derhalve afgewezen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De eis van de officier van justitie.
* een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven ook indien zulks zou inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.828.--, bestaande uit € 328,-- materiële schade en € 1.500,-- immateriële schade en niet ontvankelijkverklaring in het restant van de vordering
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van 1.828,-- subsidiair 36 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Oplegging van een reclasseringstoezicht zou ook kunnen plaatsvinden in het kader van de gevorderde tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. Voor oplegging van het voorwaardelijk deel van de gevorderde straf is dus geen reden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds rekening houden met hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen ten bezware van verdachte. Verdachte wordt veroordeeld voor een ernstige mishandeling. Deze mishandeling heeft een grote invloed gehad op de fysieke en psychische gesteldheid van het slachtoffer. Dit blijkt onder meer uit de verkregen medische informatie en de brief d.d. 17 september 2008 van de Reinier van Arkel Groep, afdeling PAAZ, waarin staat dat het slachtoffer geruime tijd na de mishandeling nog wordt behandeld voor de gevolgen daarvan.
Blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 augustus 2008 is verdachte eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij werd op 18 maart 2008 veroordeeld voor een geweldsdelict, waarbij hem een gevangenisstraf van 140 dagen werd opgelegd. Op het moment van de mishandeling was verdachte pas korte tijd op vrije voeten. Hij liep nog in twee proeftijden. Dit alles heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid. De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Novadic-Kentron d.d. 26 februari 2008 (uitgebracht ten behoeve van een eerdere strafzaak). Uit dit rapport blijkt van drugs- en alcoholproblematiek. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven hulp nodig te hebben. Hij wil graag werken aan de problemen die zijn weergegeven in het reclasseringsrapport. Het in het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling opgelegde reclasseringstoezicht, de ambulante psychotherapeutische behandeling bij de Reinier van Arkel-groep en de ambulante behandeling bij Novadic-Kentron zijn nog niet opgestart. Verdachte verwacht met deze behandelingen te kunnen werken aan zijn impulsiviteit, agressie en middelengebruik.
De mishandeling is voorafgegaan door ernstige bedreigingen door het slachtoffer aan het adres van de toenmalige vriendin van verdachte. Hoewel het beter was geweest wanneer verdachte elke confrontatie met het slachtoffer uit de weg was gegaan, houdt de mishandeling onmiskenbaar verband met voornoemde bedreigingen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank wijst in het licht van het vorenstaande het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/840315-07.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845646-07.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verklaart het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde
Medeplegen van zware mishandeling [artikelen 47 eerste lid aanhef en onder 1 en 302 van het Wetboek van Strafrecht].
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
* Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt:
- ambulante psychotherapeutische behandeling bij de Reinier van Arkel-groep of een soortgelijke instelling en/of
- ambulante behandeling bij Novadic-Kentron of een soortgelijke instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
* Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling [parketnummer 01/840315-07]:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d.29 november 2007, gewezen onder parketnummer 01/840315-07, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 1 week
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling [parketnummer 01/845646-07]
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 18 maart 2008, gewezen onder parketnummer 01/845646-07, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij Floren
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij Floren.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. P.J. Neijt, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 15 december 2008.
1 De aangifte door [slachtoffer] (dossier p. 25-27) en de verklaring van verdachte d.d. 26 november 2008 afgelegd ten overstaan van rechter-commissaris [persoon], met RC-nummer 08/1067 en bevestigt ter terechtzitting.
2 Proces-verbaal van verdachtenverhoor d.d. 26 november 2008 ten overstaan van rechter-commissaris [persoon], met RC-nummer 08/1067.
3 PV, verhoor van [getuige 3], p. 36.
4 Pv, verhoor van [getuige 3], p. 36, verhoor van [getuige 3] d.d. 4 november 2008 en verhoor van [getuige 4], ten overstaan van rechter-commissaris [persoon], met RC-nummer 08/1067.
5 PV, medische informatie, p. 63.
6 PV relaas van verbalisanten, p. 34.