ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6172

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839458-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewapende overval op woonwagenkamp te Eindhoven met partiële vrijspraak voor geloste schoten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een woonwagenkamp in Eindhoven op 10 november 2007. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een melding van een schietpartij, waarbij meerdere getuigen verklaarden dat de verdachte en zijn mededaders gewapend de woonwagens binnendrongen en de aanwezigen bedreigden met vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, gebaseerd op getuigenverklaringen en forensisch bewijs. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit dat hij verantwoordelijk was voor het schot dat een slachtoffer raakte, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit schot afkomstig was van de verdachte of zijn mededaders. De rechtbank concludeerde dat de aanvankelijke belastende verklaringen van getuigen, die later werden ingetrokken, niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor dit specifieke onderdeel van de aanklacht. De rechtbank benadrukte de ernst van de overval en de impact op de slachtoffers, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839458-07
Datum uitspraak: 08 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Overijssel - HvB Zwolle.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2008, 23 juni 2008, 1 juli 2008, 29 september 2008 en 24 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
met zijn mededader(s), althans alleen, naar het woonwagenkamp gelegen aan de
[adres] is/zijn gereden/gegaan en/of aldaar binnen is/zijn gegaan
in de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben
geroepen "een overval, geld" en/of "geld geld, liggen liggen", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen: "Een overval,
liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd van [slachtoffer 8] heeft/hebben gedrukt en/of
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (een) schot(en) heeft/hebben gelost
waarbij [slachtoffer 5] in het lichaam werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 juncto 45 WvSr)
en/of
hij op of omstreeks 10 november 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld/goederen, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of (slachtoffer 5)
sr en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s), met zijn mededader(s), althans alleen, naar het woonwagenkamp
gelegen aan de [adres] is gereden en/of aldaar binnen is/zijn gegaan in
de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben geroepen "een overval, geld" en/of "geld geld, liggen liggen",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen: "Een overval,
liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd van [slachtoffer 8] heeft/hebben gedrukt en/of
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (een) schot(en) heeft/hebben gelost
waarbij [slachtoffer 5] in het lichaam werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo. 45 WvSr)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
1. Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van de verklaringen van de betrokken bewoners en bezoekers van de woonwagens aan [adres] te Eindhoven, is de officier van justitie van oordeel dat er op 10 november 2007 een gewapende overval plaatsvond op dit woonwagenkamp. De betrokkenheid van verdachte bij deze overval baseert de officier van justitie op de (politie)verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2]. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat de signalementen die de bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp van één van de daders hebben gegeven, overeen komen met het uiterlijk van verdachte. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging. Tijdens dit delict werd er door de daders van deze overval geschoten, waarbij [slachtoffer 5]. door een kogel werd getroffen in zijn lichaam.
2. Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit op de volgende gronden.
In de eerste plaats omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij het onderhavige incident.
Op plausibele wijze heeft getuige [getuige 1] haar aanvankelijke, belastende verklaringen ingetrokken. Zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij uit boosheid jegens [mededader] het hele verhaal over de betrokkenheid van [mededader] en verdachte bij de overval heeft verzonnen.
De verdediging betwist de waarde van de verklaringen van [getuige 2]. Aanvankelijk heeft zij bij de politie (medeverdachte) aangewezen als de jongen die in het ziekenhuis een schietbeweging uitbeeldde. Zij vertelde hierbij dat (medeverdachte) 5 tot 10 centimeter kleiner is dan zij, terwijl getuige [getuige 2] zelf 1.68 meter lang is. Later heeft [getuige 2] verklaard dat zij (medeverdachte) en verdachte heeft verwisseld. Verdachte is echter 1.70 meter lang, waardoor de verklaring van [getuige 2] niet strookt met haar eerdere verklaringen over de lengte van de jongen die de schietbeweging uitbeeldde. De verdediging heeft ook op andere inconsistenties gewezen ten aanzien van de verklaringen van [getuige 2].
De verklaringen van [getuige 3] zijn evenmin bruikbaar. Alles wat deze getuige heeft verklaard, heeft hij naar eigen zeggen van een derde persoon gehoord, wiens naam hij niet wil noemen. De verdediging wilde deze persoon horen, maar door de opstelling van [getuige 3] was dat niet mogelijk. Zijn verklaring kan daarom niet voor het bewijs gebruikt worden.
In de tweede plaats betwist de verdediging dat er op 10 november 2007 sprake was van een overval. Uit CIE-informatie komt een heel ander verhaal naar voren dan door de bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp wordt geschetst. Ook lopen de verklaringen van de betrokken aanwezigen op het woonwagenkamp onderling uiteen.
In de derde plaats heeft de verdediging aangevoerd dat uit het technisch onderzoek aannemelijk is geworden dat de betrokken bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp hebben geschoten en dat [slachtoffer 5]. door een kogel van een familielid is getroffen.
3. Partiële vrijspraak van de tenlastegelegde geloste schoten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 5]. is geraakt door een schot van een van de daders, zodat van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat er belangrijke aanwijzingen zijn van vuurwapengebruik door een van de slachtoffers van de bewezenverklaarde overval. Allereerst geldt dat er blijkens het technisch onderzoek van de politie en de resultaten van het onderzoek van het NFI meerdere wapens zijn gebruikt, te weten een revolver van het merk Colt of een daarvan afgeleid merk waarmede de aangetroffen drie kogels zijn afgeschoten, het (inbeslaggenomen) pistool van het merk Zastava, model 99, waaruit de op de openbare weg aangetroffen huls (Pd1.21) zeer waarschijnlijk afkomstig is en een semi-automatisch wapen -anders dan het inbeslaggenomen pistool- waarmede een aantal aangetroffen hulzen is verschoten. Verder komt uit het technisch onderzoek van zowel de technische recherche als het NFI naar voren dat vanuit de caravan (door het slaapkamerraam) in de richting van de aanbouw -waarin [slachtoffer 5]. zich bevond toen hij werd geraakt- werd geschoten. Uit de afgelegde getuigenverklaringen van de slachtoffers komt echter allerminst eenduidig naar voren dat een van de daders van de overval in de caravan is geweest. De getuigenverklaringen spreken elkaar op dat punt tegen. Verder heeft getuige [getuige 1] ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte [mededader] de avond van de overval tegen haar heeft verteld dat hij bij die overval was beschoten door de mensen die ze overvallen hadden. Verdachte [mededader] is, zoals vaststaat, dezelfde avond aan een schotverwonding behandeld in het ziekenhuis.
De rechtbank moet op basis van het vorenstaande constateren dat aangevers mogelijk geen openheid van zaken hebben gegeven omtrent vuurwapengebruik van een van hen en aldus moeten hun verklaringen in zoverre met de nodige behoedzaamheid worden bezien. Nu er verder geen technisch bewijs is waaruit voortvloeit dat het schot waardoor [slachtoffer 5]. werd getroffen afkomstig is uit een wapen dat door een van de daders werd gehanteerd, ontbreekt dan ook het wettige en overtuigende bewijs dat de schotverwonding van [slachtoffer 5]. rechtstreeks is veroorzaakt door (een van) de daders van het bewezenverklaarde.
4. Feitelijke gang van zaken bij het tenlastegelegde incident
Verdachte wordt verweten dat hij één van de daders was van een overval aan [adres] te Eindhoven. Deze overval zou uit twee componenten hebben bestaan: het binnendringen van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. (eerste gedachtestreepje) en het binnendringen van de aanbouw van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] (tweede gedachtestreepje). In de laatste woonwagen/caravan zouden in totaal zes personen aanwezig zijn geweest. Met betrekking tot de feitelijke gang van zaken rond deze overval acht de rechtbank de volgende verklaringen en bevindingen van belang.
Plaats delict
Naar aanleiding van een melding van een schietpartij werden politie-eenheden op 10 november 2007, omstreeks 20.15 uur, naar [adres] te Eindhoven gestuurd. Zij stelden vast dat op dit perceel een klein woonwagenkamp is gevestigd.1
Aantal daders
Op 11 november 2007 werd getuige [getuige 4] gehoord. Hij zag op 10 november 2007, omstreeks 20.00 uur, op [adres] te Eindhoven twee scooters rijden, met in totaal vier personen erop.2 Hoofdagent [naam hoofdagent] heeft de beelden bekeken van een beveiligingscamera van een bedrijf gevestigd aan [adres] te Eindhoven. Hij ziet op deze beelden dat op 10 november 2007, omstreeks 20.08 uur, twee bromscooters of motoren over [adres] reden, met daarop in totaal vier personen.3 [brigadier] ziet, ten slotte, kort na de schietpartij op het perceel aan [adres] twee scooters staan.4
Woonwagen/caravan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] is op 11 november 2008 bij de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij met haar dochters in een woonwagen op [adres] woont. Op 10 november 2007, omstreeks 20.00 uur, was zij in haar woonkamer. Opeens hoorde zij iemand roepen: “Een overval, geld!” Ze zag een lichtgetinte jongeman bij de voordeur staan. Ze schrok hiervan en wilde naar de slaapkamer vluchten, waar op dat moment haar ex-man [slachtoffer 2]. op bed lag. De jongeman kwam achter haar aan en duwde haar de slaapkamer in. Ze zag toen dat hij een pistool had. Hij wees met het pistool naar haar. Ook zag zij dat er nog een tweede dader was.5
[slachtoffer 2]. heeft op 11 november 2007 eveneens een verklaring afgelegd over hetgeen was voorgevallen op 10 november 2007. Hij verklaarde dat hij die avond in zijn caravan aan [adres] was. Hij woont samen met zijn ex-vrouw [slachtoffer 1] en hun twee kinderen in deze caravan. Hij lag op bed toen hij opeens hard gegil hoorde. Hij zag hierna dat [slachtoffer 1] de slaapkamer binnen kwam. Direct achter haar liep een onbekende man met een pistool in zijn hand. De man, enigszins getint, richtte dit pistool op hem. [slachtoffer 2]. hoort dat de man tegen hem schreeuwde: “geld, geld, liggen, liggen!” Tegelijkertijd zag hij een tweede persoon in de deuropening staan, een blanke man.6
Woonwagen/caravan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4]
Kort na zijn ziekenhuisopname werd [slachtoffer 5]. in het ziekenhuis gehoord. Tijdens dit verhoor heeft hij verklaard dat hij op 10 november 2007 met een aantal familieleden in het voorportaal van de caravan van zijn broer zat.7 Behalve [slachtoffer 5]. waren ook [slachtoffer 3]., [slachtoffer 4]8, [slachtoffer 6]9, [slachtoffer 7]10 en [slachtoffer 8].11 in deze ruimte van de caravan aan [adres] te Eindhoven aanwezig. Deze caravan/woonwagen met aanbouw staat in een zogenaamde nissenhut en is het eigendom van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4].12 Rond 20.00 uur zag [slachtoffer 5]. dat er vanaf [adres] een brommer of scooter kwam aangereden. Daarna kwam opeens een jongen binnen met een vuurwapen in zijn rechterhand. De man richtte het wapen beurtelings op de aanwezigen en riep: “een overval, liggen, liggen, geld!” Dit herhaalde de man meerdere keren. Hierna kwam er een tweede man binnen.13
[slachtoffer 8]. heeft bij de politie op 11 november 2007 eveneens een verklaring afgelegd omtrent de onderhavige overval. Hij heeft verklaard dat hij zag dat er twee mannen op een scooter kwamen aangereden. De bestuurder was een blanke jongeman. De bijrijder, een negroïde man, ging naar binnen en hield een pistool in zijn rechterhand, waarmee hij direct begon te zwaaien in de richting van de aanwezigen in de aanbouw van de caravan. [slachtoffer 8]. hoorde dat deze man riep: “liggen, liggen, dit is een overval”14.
Ook [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij hoorde dat er een bromfiets over zijn erf reed. Een gewapend persoon, een negroïde man, kwam binnen. Hij richtte het pistool op (slachtoffer 4) en zwaaide er mee rond. De man schreeuwde: “overval, geld, liggen” en herhaalde dit meerdere keren.15 Voorts maakt [slachtoffer 4] gewag van een tweede dader die zich bij zijn caravan bevond.16 [slachtoffer 7] zag dat een persoon met een pistool de caravan betrad en riep: “Dit is een overval, liggen.” De man wees hierbij met zijn pistool in de richting van de aanwezigen in het voorportaal van de caravan. In een flits zag ze hierna een tweede dader.17
[slachtoffer 6] verklaart, ten slotte, eveneens dat er een motor kwam aangereden. De bestuurder was blank, de bijrijder een negroïde man. De neger betrad de aanbouw van de caravan, waarbij [slachtoffer 6] zag dat hij een pistool of revolver in zijn handen had. De man riep: “overval, geld, liggen.” Op dat moment was de blanke bestuurder nog met zijn motor bezig. Terwijl [slachtoffer 6] en de andere aanwezigen op de grond lagen, ging de blanke bestuurder ook naar binnen.18
Slotsom
De hiervoor aangehaalde verklaringen komen naar het oordeel van de rechtbank zodanig met elkaar overeen en worden voorts in zodanige mate ondersteund door bevindingen van opsporingsambtenaren, dat de volgende feitelijke gang van zaken rond de onderhavige overval kan worden vastgesteld.
In totaal namen vier personen deel aan de overval op het woonwagenkamp aan [adres] te Eindhoven. Twee van hen, een getinte en een blanke man, betraden de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De getinte man was bewapend met een vuurwapen en heeft deze getoond aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ook heeft hij het wapen gericht op [slachtoffer 2]. Voorts werd er tegen [slachtoffer 1] geroepen: “een overval, geld” en tegen [slachtoffer 2]. “geld, geld, liggen, liggen”.
Een negroïde man betrad de aanbouw van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4]. Behalve deze twee personen waren ook [slachtoffer 3]., [slachtoffer 4], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]. op dat moment in de aanbouw aanwezig. De negroïde man had een vuurwapen in zijn hand en toonde deze aan de aanwezigen van de aanbouw. Ook riep hij meerdere malen “een overval, liggen, liggen, geld.” Een blanke man betrad eveneens de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Naar het oordeel van de rechtbank valt dit feitencomplex, kort gezegd, te duiden als een poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat bij de daders het opzet bestond om een diefstal te plegen. De rechtbank stelt vast dat uit geen van de bewijsmiddelen iets naar voren komt omtrent gemaakte afspraken tussen de daders. Uit hetgeen feitelijk is voorgevallen, te weten dat de daders de caravans gewapend zijn binnengetreden en hebben geroepen “een overval, geld” en “geld, geld, liggen liggen”alsmede “een overval, liggen,liggen, geld” terwijl van enige (voorgenomen) wegnemingshandeling van de daders niets is gebleken, moet worden geconcludeerd dat het opzet van de daders was gericht op het afpersen van de slachtoffers.
5. De verklaring van getuige [getuige 1].
De getuige [getuige 1] heeft, al dan niet in eerste instantie, belastend verklaard over de rol van verdachte bij de onderhavige overval. De rechtbank acht de volgende onderdelen van haar verklaringen relevant.
Op 18 januari 2008 werd getuige [getuige 1] gehoord. Zij verklaarde toen dat [mededader] op een dag in zijn been is geschoten en werd opgenomen in het Zuiderziekenhuis. [getuige 1] is toen naar dit ziekenhuis gegaan.19
Op 19 januari 2008 werd [getuige 1] nogmaals gehoord. Zij verklaarde dat [verdachte] een vriend is van [mededader] en ze herkent hem op een foto, zijnde [verdachte] [ ]. Zij verklaarde tijdens dit verhoor voorts dat op de dag dat [mededader] werd neergeschoten, [mededader] eerder die dag had verteld dat hij met [verdachte] [ ] en twee anderen, de (medeverdachte 3) en (medeverdachte 4), iets ging doen. Rond 15.00 à 16.00 uur vertrok [mededader] met de Opel Astra van zijn vader.20 Later die avond hoorde zij dat [mededader] in het ziekenhuis lag en was beschoten. Zij is toen naar het ziekenhuis gegaan. [mededader] begon volgens [getuige 1] meteen te vertellen over wat er was gebeurd. Hij sprak vrijwel meteen over een kamp in Eindhoven. Hij vertelde dat hij samen met (medeverdachte 4), [verdachte] en de (medeverdachte 3) op twee scooters naar het kamp was gereden. [mededader] vertelde verder dat de mensen die ze hadden overvallen, hadden geschoten. [verdachte] en (medeverdachte 4) kwamen ook in de kamer waar [mededader] lag. [getuige 1] zag verder dat [mededader] in het ziekenhuis boos was. [verdachte] reageerde hierop door te zeggen dat hij [mededader] een stuk had meegedragen en dat hij zijn hele magazijn had geleegd. [getuige 1] verklaarde dat [verdachte] hierbij door middel van gebaren dit schieten uitbeeldde. Er werd door alle drie de personen over de overval gesproken. Een van hen wilde de scooters nog meenemen maar dat ging niet omdat er van verschillende kanten op hen werd geschoten. [mededader] vroeg aan [verdachte] en (medeverdachte 4) waar ‘die dingen’ waren en getuige [getuige 1] begreep dat ze daarmee vuurwapens bedoelden.
[mededader] vertelde voorts in het ziekenhuis dat hij een black-out had gehad, was bijgekomen en hierna naar een oom was gegaan. Deze oom had [mededader] vervolgens naar Rotterdam gebracht, eerst naar huis en daarna naar het ziekenhuis.21
Voorts heeft [getuige 1] op 1 februari 2008 verklaard dat [mededader] en zij een keer naar Opsporing Verzocht keken. Zij kon zich nog herinneren dat de uitzending gedeeltelijk over een kamp ging. [mededader] vertelde aan [getuige 1] dat de signalementen niet helemaal klopten. Hij vertelde dat het de overval was die zij gedaan hadden en dat [verdachte], de (medeverdachte 3) en (medeverdachte 4) erbij waren.22
6. Ondersteuning van de verklaring van [getuige 1]
In een later stadium, namelijk bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting, heeft getuige [getuige 1] haar belastende verklaring gewijzigd. Kort gezegd heeft ze toen verklaard dat zij naar aanleiding van een uitzending van Opsporing Verzocht de verklaring over de betrokkenheid van [mededader] en [verdachte] bij de overval heeft verzonnen. De verdediging heeft daarom de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [getuige 1] betwist. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvankelijke verklaring van [getuige 1] ondersteund wordt door de navolgende feiten en omstandigheden.
a. Op 22 november 2007 werd een huls aangetroffen op de rijbaan van [adres].23 Na onderzoek concludeerde het Nederlands Forensisch Instituut dat deze huls zeer waarschijnlijk afkomstig is uit het pistool merk Zastava24. Dit vuurwapen werd inbeslaggenomen in de auto waarin [mededader] op 3 januari 2008 zich bevond.25 Dit pistool bevond zich op het moment van de inbeslagneming in een rood tasje.26 Getuige [getuige 5] heeft op 25 januari 2008 ten overstaan van de politie verklaard dat [mededader] op 3 januari 2008 een rood tasje in de auto heeft gelegd.27 Ook getuige [getuige 6] heeft op 6 januari en 7 januari 2008 verklaard dat [mededader] toen een rood tasje in de auto heeft gelegd.28
Naar het oordeel van de rechtbank is het vorenstaande een sterke aanwijzing dat [mededader], als bezitter van het Zastava-pistool waarvan een huls nabij de plaats delict is gevonden, betrokken is geweest bij de onderhavige overval.
b. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [mededader] heeft verteld dat hij tijdens de overval was beschoten. [mededader] vertelde verder dat hij was gevlucht, een fiets had gepakt en daarmee naar een oom was gefietst die hem met de auto naar het ziekenhuis in Rotterdam had gebracht.29 Deze verklaring vindt steun in het gegeven dat in de auto van [betrokkene], een Opel Astra met [kenteken], bloed van [mededader] is aangetroffen.30 Volgens de verklaring van [betrokkene] is [mededader] een neef van hem, woont hij in Eindhoven en heeft hij de beschikking over een Opel Astra met [kenteken].31
Getuige [getuige 1] was blijkens haar politieverklaringen tot in detail op de hoogte van het vervoer van [mededader] naar het ziekenhuis in Rotterdam. Haar verklaring wordt op dit punt ondersteund door de forensische bevindingen met betrekking tot de auto van [betrokkene].
c. Getuige [getuige 7] heeft tijdens politieverhoren op 24 januari 2008 verklaard dat hij van [persoon] heeft gehoord dat [mededader] gewond was geraakt bij een schietpartij en dat [mededader] in het ziekenhuis is geweest. Voorts had [persoon] verteld dat [mededader] een overval op een kamp in Eindhoven had gepleegd.32
d. De registratie van [mededader] in het Zuiderziekenhuis vond volgens een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2008 plaats op de dag van de onderhavige overval, 10 november 2007 om 22.00 uur.33
e. Ter plekke gekomen opsporingsambtenaren troffen op 10 november 2007 op het perceel aan [adres] te Eindhoven twee scooters staan, waarvan één een grijze kleur had. Een bewoner van het woonwagenkamp verklaarde dat deze scooters waren achtergelaten door de overvallers.34 Uit nader onderzoek bleek dat deze grijze scooter, van het merk Gilera Runner, op 7 oktober 2003 gestolen was in Antwerpen.35 Op 27 november 2007 werd een gesprek getapt,36 tussen [mededader] en (betrokkene), wonende te Eindhoven.37 Tijdens dit gesprek zei [betrokkene] onder meer tegen [mededader]: “vanavond kijken”, waarop [mededader] onder meer vraagt: “is er wel wat, nee toch”. [betrokkene] reageerde hierop met: “je ziet van alles, degene die in 2003 was weggehaald, dat in Antwerpen”. [mededader] zei hierop dat hij zou kijken. Voorts stelt de rechtbank vast dat een reconstructie van de onderhavige overval op 26 november 2007 werd uitgezonden op Omroep Brabant en dat dezelfde reconstructie op 27 november 2007 werd uitgezonden op de landelijke televisie.38
Hieruit leidt de rechtbank af dat [betrokkene] tijdens het onderhavige telefoongesprek [mededader] attendeerde op de uitzending van Opsporing Verzocht die op 27 november 2007 zou worden uitgezonden. De in Noord-Brabant wonende [betrokkene] had deze uitzending kennelijk een dag eerder op de regionale televisie bekeken. [mededader] informeerde vervolgens naar de inhoud van het programma, waarna [betrokkene] vertelde dat de uitzending onder meer gaat over de op de plaats delict aangetroffen scooters, waarvan één in 2003 in Antwerpen was gestolen. Het feit dat [mededader] over deze specifieke uitzending van Opsporing Verzocht gebeld wordt en dat hij bijzondere interesse toonde in de details van deze uitzending, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de getuigenverklaring van [getuige 1], inhoudende dat [mededader] betrokken was bij de onderhavige overval.
f. Blijkens hun verklaring bij de politie zijn verdachte en [mededader] goede bekenden van elkaar.39 40
Op grond van wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de belastende verklaring die getuige [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd, ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen die uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Anders dan door de verdediging is gesteld, acht de rechtbank deze verklaring dan ook betrouwbaar en geloofwaardig.
7. Gang van zaken alibi verdachte
Tot de overtuiging dat verdachte op 10 november 2007 betrokken was bij de overval op [adres] te Eindhoven draagt tenslotte de gang van zaken omtrent het alibi van verdachte bij.
Op 13 juni 2008 verklaart de getuige [getuige 8] bij de rechter-commissaris dat hij op 10 november 2007 vanaf 18.15 uur tot 19.30 a 20.00 uur ‘s avonds onder andere met verdachte bij de Ramona Bar was.41
Naar later blijkt, op 14 juni 2008, had verdachte hem tevoren telefonisch vanuit de gevangenis gevraagd om voor hem te getuigen en een verklaring van bovengenoemde strekking af te leggen. Desgevraagd verklaart getuige [getuige 8] op 14 juni 2008 dat hij op 10 november 2007 gewoon thuis was en niet meer weet of [verdachte] op 10 november 2007 bij hem is geweest.42
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 10 november 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld/goederen, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], met zijn mededaders, naar het woonwagenkamp gelegen aan de [adres] is gereden en
aldaar binnen is gegaan in de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geroepen "een overval, geld" en "geld geld, liggen liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en vervolgens meermalen heeft geroepen: "Een overval, liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 312, 317.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Vanwege de ernst van het feit eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3]., vordert de officier van justitie per benadeelde partij de toewijzing van een voorschot van 500 euro aan immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring voor de overige gevorderde schade..
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van de benadeelde partijen verzocht. Primair vanwege de verzochte vrijspraak, subsidiair omdat aannemelijk is geworden dat er door de benadeelden is geschoten en de vorderingen daardoor niet eenvoudig van aard zijn.
Het oordeel van de rechtbank over de op te leggen straf.
Algemene overweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp aan [adres] te Eindhoven werden plotseling geconfronteerd met gewapende overvallers die het op hun geld/goederen hadden gemunt. Voor de slachtoffers is dit ongetwijfeld een ingrijpende gebeurtenis geweest.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte vaker in aanraking is geweest met justitie. In het verleden is verdachte veroordeeld tot forse gevangenisstraffen vanwege gewelds-en vermogensdelicten. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om het onderhavige strafbare feit te plegen.
Oordeel van de rechtbank
Vanwege de ernst van het gepleegde strafbare feit acht de rechtbank alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafmodaliteit. Omdat de rechtbank verdachte partieel zal vrijspreken van het afvuren van kogels waardoor [slachtoffer 5]. gewond is geraakt, zal de rechtbank echter een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende strafrechtelijke afdoening is van de onderhavige zaak.
Het oordeel van de rechtbank over de vorderingen van de benadeelde partijen.
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zoals hiervoor reeds is overwogen onder het kopje ‘partiële vrijspraak van de tenlastegelegde geloste schoten’, zijn er naar het oordeel van de rechtbank belangrijke aanwijzingen van vuurwapengebruik door een van de slachtoffers van de bewezenverklaarde overval. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel ‘lossen van schoten, waardoor [slachtoffer 5]. werd geraakt.’ De vorderingen van deze benadeelde partijen hebben echter betrekking op materiële en immateriële schade die is veroorzaakt door een overval waarbij door de daders schoten zijn gelost en waardoor een gewonde is gevallen. De vorderingen hebben daarmee betrekking op een ander feitencomplex dan hetgeen is bewezenverklaard.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zodanig eenvoudige aard zijn dat zij lenen voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank zal de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De rechtbank zal, nu de vorderingen niet worden toegewezen, de benadeelde partijen veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. De rechtbank verklaart voorts niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt de volgende straf op:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3]. in de respectievelijke vorderingen.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2008.
1 Proces-verbaal van bevindingen , p. 283 van het politiedossier getiteld ‘onderzoek Meerkat’ (kenmerk PL2233/07-011329, afgesloten d.d. 6 januari 2008).
2 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 314 van het politiedossier.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 315 en 316 van het politiedossier.
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 276 en 277 van het politiedossier.
5 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1], p. 418 en 419 van het politiedossier.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2]., p. 409 en 410 van het politiedossier.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5]., p. 299 van het politiedossier.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 344 en 345 van het politiedossier.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 368 en 369 van het politiedossier.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7], p. 358 en 359 van het politiedossier.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8]., p. 308 van het politiedossier
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 366, 368 en 369 van het politiedossier.
13 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5]., p. 299 en 300 van het politiedossier.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8]., p. 308 tot en met 310 van het politiedossier
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 347 en 348 van het politiedossier.
16 Idem, p. 349 en 350
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7], p. 359 en 360 van het politiedossier.
18 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 369 tot en met 372 van het politiedossier.
19 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 475 van het politiedossier.
20 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 482 en 484 van het politiedossier.
21 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 484 tot en met 487 van het politiedossier.
22 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 486 en 487 en p. 492 van het politiedossier.
23 Proces-verbaal Technische Recherche van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met kenmerk 2219/07-605076, p. 10.
24 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 8 april 2008, zaaknummer 2007.11.27.032.
25 Kennisgeving inbeslagneming, p. 15 van het politiedossier.
26 Proces-verbaal Technische Recherche, p. 21.
27 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 764 van het politiedossier.
28 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 774/776 van het politiedossier.
29 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 485 e.v. van het politiedossier.
30 Proces-verbaal Technische Recherche en deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 14 april 2008, met kenmerk 2007.11.27.032.
31 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 874 van het politiedossier.
32 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 515 en 516 van het politiedossier.
33 Proces-verbaal van bevindingen, p. 465 en 466 van het politiedossier.
34 Proces-verbaal van bevindingen, p. 276 van het politiedossier.
35 Proces-verbaal van bevindingen, p. 324 van het politiedossier.
36 Proces-verbaal regiopolitie Brabant Zuid-Oost, tapgesprek 27 november 2007, 19:42 uur.
37 Proces-verbaal bevindingen, p. 856 juncto proces-verbaal verhoor getuige, p. 869, 875 e.v.
38 Proces-verbaal, p. 71 van het politiedossier.
39 Proces verbaal van verhoor verdachte, p. 607 van het politiedossier
40 Proces verbaal van verhoor [mededader], p. 567 van het politiedossier
41 Proces verbaal van getuigenverhoor van [getuige 8] bij de rechter-commissaris d.d. 13 juni 2008
42 Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 8], Regiopolitie Brabant Zuid-Oost met kenmerk PL 2233/08-109001