ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6171

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839456-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op woonwagenkamp met partiële vrijspraak voor geloste schoten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een woonwagenkamp in Eindhoven op 10 november 2007. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing en het gebruik van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de woonwagens binnenging en de aanwezigen bedreigde met een vuurwapen, waarbij zij eisten dat de slachtoffers geld en goederen zouden afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gewapende overval, maar sprak de verdachte vrij van het feit dat hij een schot had gelost dat een slachtoffer raakte, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit schot afkomstig was van de verdachte of zijn mededaders. De rechtbank oordeelde dat de aanvankelijke belastende verklaringen van getuigen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij het schieten te bewijzen. De verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en toezicht van de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist, gezien de vrijspraak van het geloste schot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839456-07
Datum uitspraak: 08 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: RIJ De Hartelborgt te Spijkenisse.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 14 april 2008, 23 juni 2008, 1 juli 2008, 29 september 2008 en 24 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2008. Op 29 september 2008 heeft de rechtbank bevolen om de feiten 1 en 2 van deze dagvaarding af te splitsen. Deze feiten maken geen onderdeel meer uit van de onderhavige zaak.
Aan verdachte is –na afsplitsing- thans nog tenlastegelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 10 november 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
met zijn mededader(s), althans alleen, naar het woonwagenkamp gelegen
aan de [adres] is/zijn gereden/gegaan en/of
aldaar binnen is/zijn gegaan in de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben
geroepen "een overval, geld" en/of "geld geld, liggen liggen", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen: "Een overval,
liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd van [slachtoffer 8] heeft/hebben gedrukt en/of
gehouden en/of meermalen, althans eenmaa, (een) schot(en) heeft/hebben gelost
waarbij [slachtoffer 5] in het lichaam werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 juncto 45 WvSr)
en/of
hij op of omstreeks 10 november 2007 te Eindhoven ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld/goederen, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
met zijn mededader(s), althans alleen, naar het woonwagenkamp gelegen
aan de [adres] is gereden en/of
aldaar binnen is/zijn gegaan in de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben
geroepen "een overval, geld" en/of "geld geld, liggen liggen", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of N.
(slachtoffer 3) en/of
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben
getoond aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen: "Een overval,
liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op/tegen het hoofd van [slachtoffer 8] heeft/hebben gedrukt en/of
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (een) schot(en) heeft/hebben gelost
waarbij [slachtoffer 5] in het lichaam werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 juncto 45 WvSr)
4.
hij op of omstreeks 10 oktober 2007 te Best tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 4880 euro (4000 + 880),
althans enig (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) (een) mes(sen) en/of (een) vuurwapen(s), althans een
op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of (een) vuurwapen(s), althans (een) op
(een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of (een) vuurwapen(s), althans (een) op
(een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op/tegen het hoofd van die
[slachtoffer 9] heeft/hebben gedrukt/gehouden en/of (daarbij) tegen die
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] heeft/hebben gezegd: "geld, geld" en/of
"overval, overval", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of (daarbij) een geldbedrag van 4000 euro, althans enig
geldbedrag, uit de (broek)zak van die [slachtoffer 10] heeft/hebben weggenomen
en/of (daarbij) een geldbedrag van 880 euro, althans enig geldbedrag, uit de
kleding van die [slachtoffer 9] heeft/hebben weggenomen;
(artikel 312 WvSr)
en/of
hij op of omstreeks 10 oktober 2007 te Best tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een
horloge (Rolex), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn/haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (een) mes(sen) en/of
(een) vuurwapen(s), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)
voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 10] en/of (een)
vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en)
heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 10] en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 10] heeft/hebben gezegd: "geld, geld" en/of "overval, overval", althans
woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(artikel 317 WvSr)
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 juli 2007 t/m 3
januari 2008 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, op verschillende
tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een digitale camera (merk Sony,
type DSC-S60) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die digitale camera (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo. 417bis Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 4.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 5.
De rechtbank zal verdachte eveneens van feit 5 vrijspreken en overweegt hieromtrent het volgende. Op de kamer van verdachte is een van misdrijf afkomstige digitale camera aangetroffen. Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren echter verklaard dat deze camera hem niet toebehoort en dat verschillende familieleden, gasten en logees toegang hebben tot zijn kamer. Deze verklaring van verdachte wordt niet weersproken door bewijsmiddelen en er zijn overigens geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte deze camera heeft verkregen.. De enkele omstandigheid van de aanwezigheid van de camera in de kamer van verdachte kan het bewijs dat verdachte de camera heeft verkregen of voorhanden heeft gehad en dat hij ten tijde daarvan wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die camera van diefstal afkomstig was niet verschaffen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 3.
1. Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van de verklaringen van de betrokken bewoners en bezoekers van de woonwagens aan de [adres] te Eindhoven, is de officier van justitie van oordeel dat er op 10 november 2007 een gewapende overval plaatsvond op dit woonwagenkamp. De betrokkenheid van verdachte bij deze overval baseert de officier van justitie onder meer op de (politie)verklaringen van getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3]. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat de resultaten van diverse technische onderzoeken in de richting van verdachte wijzen, zoals huls pd1.21, die nabij het perceel aan [adres] is aangetroffen. Deze huls is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit het CZ model 99 pistool, dat op 3 januari 2008 onder verdachte in beslag is genomen. Tijdens de overval is er door de daders geschoten en hebben de slachtoffers teruggeschoten, waarbij verdachte vermoedelijk tijdens zijn vlucht door een kogel in zijn been is geschoten.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging. Tijdens dit delict werd er door de daders van deze overval geschoten, waarbij [slachtoffer 5]. door een kogel werd getroffen in zijn lichaam.
2. Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit op de volgende gronden.
In de eerste plaats is het onmogelijk om de relevante feiten omtrent de vermeende overval vast te stellen. De verklaringen van de betrokken bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp lopen uiteen over de exacte gang van zaken rond de vermeende overval. Voorts zijn er sterke aanwijzingen dat de slachtoffers met vuurwapens hebben geschoten. Hierdoor valt niet uit te uit te sluiten dat [slachtoffer 5]. door een kogel van één van zijn familieleden is geraakt. Een opmerkelijk punt hierbij is dat kort na de schietpartij een auto met hoge snelheid probeert weg te rijden vanaf de vermeende plaats delict. Kennelijk had men op het kamp het één en ander te verbergen en probeerde men met deze auto wellicht wapens en hulzen te onttrekken aan het onderzoek van opsporingsambtenaren.
In de tweede plaats heeft de verdediging aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [getuigen 1,2 en 3] ook geen duidelijkheid scheppen over hetgeen op 10 november 2007 is voorgevallen. Alles wat [getuige 1] bij de politie heeft verklaard, heeft hij van horen zeggen. [getuige 2] was boos op verdachte en heeft daarom aanvankelijk belastende verklaringen over verdachte afgelegd. Later heeft zij toegegeven dat alle beschuldigingen verzonnen zijn. De verklaringen van [getuige 3] zijn niet betrouwbaar. Zij heeft verklaard naar aanleiding van informatie van derden en had daarnaast een motief om belastend over verdachte te verklaren: [getuige 3] en verdachte mochten elkaar niet.
In de derde en laatste plaats heeft de raadsvrouw van verdachte puntsgewijs aangegeven dat ook uit de overige onderzoeksresultaten die in het kader van onderzoek Meerkat zijn verricht, geen betrokkenheid blijkt van verdachte bij de vermeende overval.
3. Partiële vrijspraak van de tenlastegelegde geloste schoten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 5]. is geraakt door een schot van een van de daders, zodat van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat er belangrijke aanwijzingen zijn van vuurwapengebruik door een van de slachtoffers van de bewezenverklaarde overval. Allereerst geldt dat er blijkens het technisch onderzoek van de politie en de resultaten van het onderzoek van het NFI meerdere wapens zijn gebruikt, te weten een revolver van het merk Colt of een daarvan afgeleid merk waarmede de aangetroffen drie kogels zijn afgeschoten, het (inbeslaggenomen) pistool van het merk Zastava, model 99, waaruit de op de openbare weg aangetroffen huls (Pd1.21) zeer waarschijnlijk afkomstig is en een semi-automatisch wapen -anders dan het inbeslaggenomen pistool- waarmede een aantal aangetroffen hulzen is verschoten. Verder komt uit het technisch onderzoek van zowel de technische recherche als het NFI naar voren dat vanuit de caravan (door het slaapkamerraam) in de richting van de aanbouw -waarin [slachtoffer 5]. zich bevond toen hij werd geraakt- werd geschoten. Uit de afgelegde getuigenverklaringen van de slachtoffers komt echter allerminst eenduidig naar voren dat een van de daders van de overval in de caravan is geweest. De getuigenverklaringen spreken elkaar op dat punt tegen. Verder heeft [getuige 2] ten overstaan van de politie verklaard dat [verdachte] de avond van de overval tegen haar heeft verteld dat hij bij die overval was beschoten door de mensen die ze overvallen hadden. [verdachte] is, zoals vaststaat, dezelfde avond aan een schotverwonding behandeld in het ziekenhuis.
De rechtbank moet op basis van het vorenstaande constateren dat aangevers mogelijk geen openheid van zaken hebben gegeven omtrent vuurwapengebruik van een van hen en aldus moeten hun verklaringen in zoverre met de nodige behoedzaamheid worden bezien. Nu er verder geen technisch bewijs is waaruit voortvloeit dat het schot waardoor [slachtoffer 5]. werd getroffen afkomstig is uit een wapen dat door een van de daders werd gehanteerd, ontbreekt dan ook het wettige en overtuigende bewijs dat de schotverwonding van [slachtoffer 5]. rechtstreeks is veroorzaakt door (een van) de daders van het bewezenverklaarde.
4. Feitelijke gang van zaken bij het tenlastegelegde incident
Verdachte wordt verweten dat hij één van de daders was van een oveval aan de [adres] te Eindhoven. Deze overval zou uit twee componenten hebben bestaan: het binnendringen van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. (eerste gedachtestreepje) en het binnendringen van de aanbouw van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] (tweede gedachtestreepje). In de laatste woonwagen/caravan zouden in totaal zes personen aanwezig zijn geweest. Met betrekking tot de feitelijke gang van zaken rond deze overval acht de rechtbank de volgende verklaringen en bevindingen van belang.
Plaats delict
Naar aanleiding van een melding van een schietpartij werden politie-eenheden op 10 november 2007, omstreeks 20.15 uur, naar de [adres] te Eindhoven gestuurd. Zij stelden vast dat op dit perceel een klein woonwagenkamp is gevestigd.1
Aantal daders
Op 11 november 2007 werd getuige [getuige 4] gehoord. Hij zag op 10 november 2007, omstreeks 20.00 uur, op [adres] te Eindhoven twee scooters rijden, met in totaal vier personen erop.2 Hoofdagent [naam hoofdagent] heeft de beelden bekeken van een beveiligingscamera van een bedrijf gevestigd aan [adres] te Eindhoven. Hij ziet op deze beelden dat op 10 november 2007, omstreeks 20.08 uur, twee bromscooters of motoren over [adres] reden, met daarop in totaal vier personen.3 [brigadier] ziet, ten slotte, kort na de schietpartij op het perceel aan de [adres] twee scooters staan.4
Woonwagen/caravan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] is op 11 november 2008 bij de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij met haar dochters in een woonwagen op de [adres] woont. Op 10 november 2007, omstreeks 20.00 uur, was zij in haar woonkamer. Opeens hoorde zij iemand roepen: “Een overval, geld!” Ze zag een lichtgetinte jongeman bij de voordeur staan. Ze schrok hiervan en wilde naar de slaapkamer vluchten, waar op dat moment haar ex-man [slachtoffer 2]. op bed lag. De jongeman kwam achter haar aan en duwde haar de slaapkamer in. Ze zag toen dat hij een pistool had. Hij wees met het pistool naar haar. Ook zag zij dat er nog een tweede dader was.5
[slachtoffer 2]. heeft op 11 november 2007 eveneens een verklaring afgelegd over hetgeen was voorgevallen op 10 november 2007. Hij verklaarde dat hij die avond in zijn caravan aan de [adres] was. Hij woont samen met zijn ex-vrouw [slachtoffer 1] en hun twee kinderen in deze caravan. Hij lag op bed toen hij opeens hard gegil hoorde. Hij zag hierna dat [slachtoffer 1] de slaapkamer binnen kwam. Direct achter haar liep een onbekende man met een pistool in zijn hand. De man, enigszins getint, richtte dit pistool op hem. [slachtoffer 2]. hoort dat de man tegen hem schreeuwde: “geld, geld, liggen, liggen!” Tegelijkertijd zag hij een tweede persoon in de deuropening staan, een blanke man.6
Woonwagen/caravan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4]
Kort na zijn ziekenhuisopname werd [slachtoffer 5] in het ziekenhuis gehoord. Tijdens dit verhoor heeft hij verklaard dat hij op 10 november 2007 met een aantal familieleden in het voorportaal van de caravan van zijn broer zat.7 Behalve [slachtoffer 5]. waren ook [slachtoffer 3]., [slachtoffer 4]8, [slachtoffer 6]9, [slachtoffer 7]10 en [slachtoffer 8].11 in deze ruimte van de caravan aan de [adres] te Eindhoven aanwezig. Deze caravan/woonwagen met aanbouw staat in een zogenaamde nissenhut en is het eigendom van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4].12 Rond 20.00 uur zag [slachtoffer 5]. dat er vanaf [adres] een brommer of scooter kwam aangereden. Daarna kwam opeens een jongen binnen met een vuurwapen in zijn rechterhand. De man richtte het wapen beurtelings op de aanwezigen en riep: “een overval, liggen, liggen, geld!” Dit herhaalde de man meerdere keren. Hierna kwam er een tweede man binnen.13
[slachtoffer 8]. heeft bij de politie op 11 november 2007 eveneens een verklaring afgelegd omtrent de onderhavige overval. Hij heeft verklaard dat hij zag dat er twee mannen op een scooter kwamen aangereden. De bestuurder was een blanke jongeman. De bijrijder, een negroïde man, ging naar binnen en hield een pistool in zijn rechterhand, waarmee hij direct begon te zwaaien in de richting van de aanwezigen in de aanbouw van de caravan. [slachtoffer 8]. hoorde dat deze man riep: “liggen, liggen, dit is een overval”14.
Ook [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij hoorde dat er een bromfiets over zijn erf reed. Een gewapend persoon, een negroïde man, kwam binnen. Hij richtte het pistool op [slachtoffer 4] en zwaaide er mee rond. De man schreeuwde: “overval, geld, liggen” en herhaalde dit meerdere keren.15 Voorts maakt [slachtoffer 4] gewag van een tweede dader die zich bij zijn caravan bevond.16 [slachtoffer 7] zag dat een persoon met een pistool de caravan betrad en riep: “Dit is een overval, liggen.” De man wees hierbij met zijn pistool in de richting van de aanwezigen in het voorportaal van de caravan. In een flits zag ze hierna een tweede dader.17
[slachtoffer 6] verklaart, ten slotte, eveneens dat er een motor kwam aangereden. De bestuurder was blank, de bijrijder een negroïde man. De neger betrad de aanbouw van de caravan, waarbij [slachtoffer 6] zag dat hij een pistool of revolver in zijn handen had. De man riep: “overval, geld, liggen.” Op dat moment was de blanke bestuurder nog met zijn motor bezig. Terwijl [slachtoffer 6] en de andere aanwezigen op de grond lagen, ging de blanke bestuurder ook naar binnen.18
Slotsom
De hiervoor aangehaalde verklaringen komen naar het oordeel van de rechtbank zodanig met elkaar overeen en worden voorts in zodanige mate ondersteund door bevindingen van opsporingsambtenaren, dat de volgende feitelijke gang van zaken rond de onderhavige overval kan worden vastgesteld.
In totaal namen vier personen deel aan de overval op het woonwagenkamp aan [adres] te Eindhoven. Twee van hen, een getinte en een blanke man, betraden de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De getinte man was bewapend met een vuurwapen en heeft deze getoond aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ook heeft hij het wapen gericht op [slachtoffer 2]. Voorts werd er tegen [slachtoffer 1] geroepen: “een overval, geld” en tegen [slachtoffer 2]. “geld, geld, liggen, liggen”.
Een negroïde man betrad de aanbouw van de woonwagen/caravan van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4]. Behalve deze twee personen waren ook [slachtoffer 3]., [slachtoffer 4], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]. op dat moment in de aanbouw aanwezig. De negroïde man had een vuurwapen in zijn hand en toonde deze aan de aanwezigen van de aanbouw. Ook riep hij meerdere malen “een overval, liggen, liggen, geld.” Een blanke man betrad eveneens de woonwagen/caravan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Naar het oordeel van de rechtbank valt dit feitencomplex, kort gezegd, te duiden als een poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat bij de daders het opzet bestond om een diefstal te plegen. De rechtbank stelt vast dat uit geen van de bewijsmiddelen iets naar voren komt omtrent gemaakte afspraken tussen de daders. Uit hetgeen feitelijk is voorgevallen, te weten dat de daders de caravans gewapend zijn binnengetreden en hebben geroepen “een overval, geld” en “geld, geld, liggen liggen”alsmede “een overval, liggen, liggen, geld” terwijl van enige (voorgenomen) wegnemingshandeling van de daders niets is gebleken, moet worden geconcludeerd dat het opzet van de daders was gericht op het afpersen van de slachtoffers.
5. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3].
De getuigen [getuige 1] en [getuige 3] hebben, al dan niet in eerste instantie, belastend verklaard over de rol van verdachte bij de onderhavige overval. De rechtbank acht de volgende onderdelen van hun verklaringen relevant.
Op 18 januari 2008 werd [getuige 2] gehoord. Zij verklaarde toen dat verdachte op een dag in zijn been is geschoten en werd opgenomen in het Zuiderziekenhuis. [getuige 1] en haar vriendin [getuige 3] zijn toen naar dit ziekenhuis gegaan.19 Op 19 januari 2008 werd [getuige 1] nogmaals gehoord. Zij verklaarde tijdens dit verhoor dat op de dag dat verdachte werd neergeschoten, verdachte eerder die dag had verteld dat hij met [mededader 1] en twee anderen, (mededader 3) en (mededader 4), iets ging doen. Rond 15.00 à 16.00 uur vertrok verdachte met de Opel Astra van zijn vader.20 Later die avond hoorde zij dat verdachte in het ziekenhuis lag en was beschoten. Zij is toen naar het ziekenhuis gegaan, waar onder meer [getuige 3] ook aanwezig was. Verdachte begon volgens [getuige 1] meteen te vertellen over wat er was gebeurd. Hij sprak vrijwel meteen over een kamp in Eindhoven. Hij vertelde dat hij samen met (mededader 4), (mededader 1) en (mededader 3) op twee scooters naar het kamp was gereden. Verdachte vertelde verder dat de mensen die ze hadden overvallen, hadden geschoten. [getuige 1] zag verder dat verdachte in het ziekenhuis boos was. Medeverdachte [mededader] reageerde hierop door te zeggen dat hij verdachte een stuk had meegedragen en dat hij zijn hele magazijn had geleegd. [getuige 1] verklaarde dat [mededader] hierbij door middel van gebaren dit schieten uitbeeldde. Verder hoorde [getuige 1] dat de scooters waren achtergebleven. [verdachte] vertelde voorts in het ziekenhuis dat hij een black-out had gehad, was bijgekomen en hierna naar een oom was gegaan. Deze oom had [verdachte] vervolgens naar Rotterdam gebracht, eerst naar huis en daarna naar het ziekenhuis.21 Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat [verdachte] en zij een keer naar Opsporing Verzocht keken. Zij kon zich nog herinneren dat de uitzending gedeeltelijk over een kamp ging. [verdachte] vertelde aan [getuige 1] dat de signalementen niet helemaal klopten. Hij zei dat het die overval was die zij gedaan hadden. Hij vertelde dat (mededadeder 1), (mededader 3) en (mededader 4) erbij waren. 22
Op 18 januari 2008 werd getuige [getuige 3] gehoord. Zij verklaarde dat zij enkele maanden hiervoor [verdachte] in het ziekenhuis had bezocht, nadat hij een schotwond had opgelopen.23 Ook is [getuige 3] hierover bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft toen verklaard dat verdachte boos was, omdat hij vond dat de anderen hem niet goed hadden geholpen.24 Tijdens haar politieverhoor heeft [getuige 3] verklaard dat één van de in het ziekenhuis aanwezige jongens toen zei dat hij verdachte wel had geholpen en dat hij had teruggeschoten.25
6. Ondersteuning van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3].
In een later stadium, namelijk bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting, heeft [getuige 1] haar belastende verklaring gewijzigd. Kort gezegd heeft ze toen verklaard dat getuige [getuige 3] en zij naar aanleiding van een uitzending van Opsporing Verzocht de verklaring over de betrokkenheid van [verdachte] en [mededader] bij de overval hebben verzonnen. De verdediging heeft daarom de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] betwist. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In de eerste plaats is de rechtbank van oordeel dat de aanvankelijke verklaringen van [getuige 1] en de verklaringen van [getuige 3] ondersteund worden door de navolgende feiten en omstandigheden.
a. Op 22 november 2007 werd een huls aangetroffen op de rijbaan van [adres].26 Na onderzoek concludeerde het Nederlands Forensisch Instituut dat deze huls zeer waarschijnlijk afkomstig is uit het pistool merk Zastava27. Dit vuurwapen werd inbeslaggenomen in de auto waarin verdachte zich op 3 januari 2008 bevond.28 Dit pistool bevond zich op het moment van de inbeslagneming in een rood tasje.29 [getuige 5] heeft op 25 januari 2008 ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte op 3 januari 2008 een rood tasje in de auto heeft gelegd.30 Ook [getuige 6] heeft op 6 januari en 7 januari 2008 verklaard dat verdachte toen een rood tasje in de auto heeft gelegd.31
Anders dan door de verdediging is aangevoerd acht de rechtbank geen grond aanwezig om de technische bevindingen en conclusies omtrent de aangetroffen huls niet voor het bewijs te gebruiken. Deze huls werd blijkens het proces-verbaal van technisch onderzoek32 aangetroffen in de directe nabijheid van de ingang van het perceel van de slachtoffers. Uit een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] blijkt dat er -voor zover bekend- op [adres] na 1 januari 2007 één ander schietincident heeft plaatsgevonden, doch dat dit op een plek hemelsbreed meer dan een kilometer verwijderd was van het adres van de slachtoffers.33 Verder is er -zoals hiervoor is gebleken- sprake van een directe relatie tussen het wapen waaruit deze huls zeer waarschijnlijk afkomstig is en [verdachte], terwijl [verdachte] niets heeft verklaard waaruit de aanwezigheid van het wapen c.q. de huls ter plekke op een andere manier kan worden geduid dan dat dit te maken had met de overval van 10 november 2007.
De rechtbank ziet geen reden de conclusie van het NFI dat de huls zeer waarschijnlijk afkomstig is van het inbeslaggenomen pistool van het merk Zastava, model CZ99, niet voor het bewijs te gebruiken. Die conclusie stoelt immers op heldere onderzoeksbevindingen van het NFI.
Naar het oordeel van de rechtbank is het vorenstaande een sterke aanwijzing dat verdachte, als bezitter van het Zastava-pistool waarvan een huls nabij de plaats delict is gevonden, betrokken is geweest bij de onderhavige overval.
b. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte heeft verteld dat hij tijdens de overval was beschoten. Verdachte vertelde verder dat hij was gevlucht, een fiets had gepakt en daarmee naar een oom was gefietst die hem met de auto naar het ziekenhuis in Rotterdam had gebracht.34 Deze verklaring vindt steun in het gegeven dat in de auto van [betrokkene], een Opel Astra met [kenteken], bloed van verdachte is aangetroffen.35 Volgens de verklaring van [betrokkene] is verdachte een neef van hem, woont hij in Eindhoven en heeft hij de beschikking over een Opel Astra met [kenteken].36
[getuige 2] was blijkens haar politieverklaringen tot in detail op de hoogte van het vervoer van verdachte naar het ziekenhuis in Rotterdam. Haar verklaring wordt op dit punt ondersteund door de forensische bevindingen met betrekking tot de auto van [betrokkene].
c. [getuige 7] heeft tijdens politieverhoren op 24 januari 2008 verklaard dat hij van [persoon] heeft gehoord dat [verdachte] gewond was geraakt bij een schietpartij en dat verdachte in het ziekenhuis is geweest. Voorts had [persoon] verteld dat verdachte een overval op een kamp in Eindhoven had gepleegd.37
d. De registratie van [verdachte] in het Zuiderziekenhuis vond volgens een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2008 plaats op de dag van de onderhavige overval, 10 november 2007 om 22.00 uur.38
e. Ter plekke gekomen opsporingsambtenaren troffen op 10 november 2007 op het perceel aan de [adres] te Eindhoven twee scooters staan, waarvan één een grijze kleur had. Een bewoner van het woonwagenkamp verklaarde dat deze scooters waren achtergelaten door de overvallers.39 Uit nader onderzoek bleek dat deze grijze scooter, van het merk Gilera Runner, op 7 oktober 2003 gestolen was in Antwerpen.40 Op 27 november 2007 werd een gesprek getapt,41 tussen verdachte en [betrokkene], wonende te Eindhoven.42 Tijdens dit gesprek zei [betrokkene] onder meer tegen verdachte: “vanavond kijken”, waarop verdachte onder meer vraagt: “is er wel wat, nee toch”. [betrokkene] reageerde hierop met: “je ziet van alles, degene die in 2003 was weggehaald, dat in Antwerpen”. Verdachte zei hierop dat hij zou kijken. Voorts stelt de rechtbank vast dat een reconstructie van de onderhavige overval op 26 november 2007 werd uitgezonden op Omroep Brabant en dat dezelfde reconstructie op 27 november 2007 werd uitgezonden op de landelijke televisie.43
Hieruit leidt de rechtbank af dat [betrokkene] tijdens het onderhavige telefoongesprek verdachte attendeerde op de uitzending van Opsporing Verzocht die op 27 november 2007 zou worden uitgezonden. De in Noord-Brabant wonende [betrokkene] had deze uitzending kennelijk een dag eerder op de regionale televisie bekeken. Verdachte informeerde vervolgens naar de inhoud van het programma, waarna [betrokkene] vertelde dat de uitzending onder meer gaat over de op de plaats delict aangetroffen scooters, waarvan één in 2003 in Antwerpen was gestolen. Het feit dat verdachte over deze specifieke uitzending van Opsporing Verzocht gebeld wordt en dat hij bijzondere interesse toonde in de details van deze uitzending, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3], inhoudende dat verdachte betrokken was bij de onderhavige overval.
In de tweede plaats ondersteunen de afzonderlijke verklaringen van [getuige 1] (afgelegd bij de politie) en [getuige 3] (afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris) elkaar wederzijds op hoofdlijnen. Beide getuigen verklaren over een bezoek aan verdachte tijdens diens ziekenhuisopname, beiden verklaren eveneens dat verdachte boos was en zich in de steek gelaten voelde.
Op grond van wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen die [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd en de verklaringen die getuige [getuige 3] bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, ondersteund worden door andere bewijsmiddelen die uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Voorts bieden de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] elkaar wederzijdse ondersteuning en bevestiging op hoofdlijnen. Anders dan door de verdediging is gesteld, acht de rechtbank deze verklaringen dan ook betrouwbaar en geloofwaardig.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
3.
op 10 november 2007 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld/goederen, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], met zijn mededaders, naar het woonwagenkamp gelegen aan de [adres] is gereden en
aldaar binnen is gegaan in de aldaar geplaatste woonwagens/caravans van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en
- in de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geroepen "een overval, geld" en "geld geld, liggen liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 2] en
- in/rondom de woonwagen/caravan van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en vervolgens meermalen heeft geroepen: "Een overval, liggen, liggen, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Vanwege de ernst van het feit eist de officier van justitie jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering, ook als dat het volgen van de groepstraining terugvalpreventie bij ‘De Waag’ inhoudt.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] rekwireert de officier van justitie tot niet-ontvankelijkverklaring, vanwege de geëiste vrijspraak van feit 4. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3]., vordert de officier van justitie per benadeelde partij de toewijzing van een voorschot van 500 euro aan immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring voor de overige gevorderde schade.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft subsidiair een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht en zoekt aansluiting bij het advies van de jeugdreclassering en de psycholoog die verdachte heeft onderzocht. De verdediging verzoekt om verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die langer duurt dan het voorarrest. De verdediging verzet zich niet tegen een voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering en deelname aan de groepsbehandeling terugvalpreventie bij ‘De Waag.’
De verdediging heeft afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen bepleit.
Het oordeel van de rechtbank over de op te leggen straf.
Algemene overweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. De bewoners en bezoekers van het woonwagenkamp aan [adres] te Eindhoven werden plotseling geconfronteerd met gewapende overvallers die het op hun geld/goederen hadden gemunt. Voor de slachtoffers is dit ongetwijfeld een ingrijpende gebeurtenis geweest.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al vier keer eerder in aanraking is geweest met justitie. Door de kinderrechter werd verdachte in 2004, 2006 en 2007 veroordeeld voor onder meer straatroof, diefstallen, heling en verduistering. In 2008 werd verdachte veroordeeld vanwege een verduistering die plaatsvond in 2006, dus nog voordat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd. De veroordelingen in 2004, 2006 en 2007 hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Oordeel van de rechtbank
Vanwege de ernst van het gepleegde strafbare feit acht de rechtbank alleen een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie een passende strafmodaliteit. Omdat de rechtbank verdachte partieel zal vrijspreken van het afvuren van kogels waardoor [slachtoffer 5]. gewond is geraakt, zal de rechtbank echter een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Voorts zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal hierbij bepalen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen te geven door de jeugdreclassering, ook als dit het volgen van de groepsbehandeling terugvalbehandeling bij ‘De Waag’ inhoudt. In de eerste plaats fungeert deze voorwaardelijke straf als een stok achter de deur voor verdachte om op het rechte pad te blijven. Indien verdachte een nieuw strafbaar feit pleegt zal de voorwaardelijke straf immers tenuitvoergelegd worden.
In de tweede plaats wil de rechtbank met de bijzondere voorwaarde invloed uitoefenen op het gedrag van verdachte. Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte zo’n ernstig strafbaar feit heeft gepleegd en dat hij ondanks zijn jeugdige leeftijd al een aantal keren vaker in aanraking is geweest met justitie. Psycholoog W. van Buggenum44 schrijft dat verdachte een cognitief beperkte jongen is, met grote tekortkomingen en beperkingen op het gebied van aanpassingsvermogen en sociale en relationele vaardigheden. Hij overschrijdt sociale regels en normen en is geneigd om opstandig, prikkelbaar, boos en geïrriteerd te reageren. Van Buggenum rapporteert verder dat er sprake lijkt te zijn van een patroon van niet-conformeren aan maatschappelijke normen. Hij adviseert dan ook om verdachte bij een strafoplegging te veroordelen tot een groepsbehandeling terugvalbehandeling bij ‘De Waag’, om zodoende het problematische gedrag van verdachte onder controle te krijgen. De rechtbank zal de psycholoog in dit advies volgen en beoogt hiermee het recidivegevaar in te perken.
Alles afwegende acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 18 maanden passend, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde.
Het oordeel van de rechtbank over de vorderingen van de benadeelde partijen
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3].
Zoals hiervoor reeds is overwogen onder het kopje ‘partiële vrijspraak van de tenlastegelegde geloste schoten’, zijn er naar het oordeel van de rechtbank belangrijke aanwijzingen van vuurwapengebruik door een van de slachtoffers van de bewezenverklaarde overval. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel ‘lossen van schoten, waardoor [slachtoffer 5]. werd geraakt.’ De vorderingen van deze benadeelde partijen hebben echter betrekking op materiële en immateriële schade die is veroorzaakt door een overval waarbij door de daders schoten zijn gelost en waardoor een gewonde is gevallen. De vorderingen hebben daarmee betrekking op een ander feitencomplex dan hetgeen is bewezenverklaard.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zodanig eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank zal de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partijen veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9].
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben.. De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
DE UITSPRAAK
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen onder 4 en 5 aan verdachte is tenlastegelegd.
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. De rechtbank verklaart voorts niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 3:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt de volgende straf op:
Jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg, ook indien dit het volgen van de groepsbehandeling terugvalpreventie bij 'de Waag' inhoudt.
* T.a.v. feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2]., [slachtoffer 5]., [slachtoffer 8]., [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3]. in de respectievelijke vorderingen.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
* T.a.v. feit 4:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] in de respectievelijke vorderingen.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
* T.a.v. de voorlopige hechtenis:
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.A. Bik en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2008.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
1 Proces-verbaal van bevindingen , p. 283 van het politiedossier getiteld ‘onderzoek Meerkat’ (kenmerk PL2233/07-011329, afgesloten d.d. 6 januari 2008).
2 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 314 van het politiedossier.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 315 en 316 van het politiedossier.
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 276 en 277 van het politiedossier.
5 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1], p. 418 en 419 van het politiedossier.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2]., p. 409 en 410 van het politiedossier.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5]., p. 299 van het politiedossier.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 344 en 345 van het politiedossier.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 368 en 369 van het politiedossier.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7], p. 358 en 359 van het politiedossier.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8]., p. 308 van het politiedossier
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 366, 368 en 369 van het politiedossier.
13 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5]., p. 299 en 300 van het politiedossier.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8]., p. 308 tot en met 310 van het politiedossier
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 347 en 348 van het politiedossier.
16 Idem, p. 349 en 350
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7], p. 359 en 360 van het politiedossier.
18 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6], p. 369 tot en met 372 van het politiedossier.
19 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 475 van het politiedossier.
20 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 482 en 484 van het politiedossier.
21 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 484 tot en met 486 van het politiedossier.
22 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 486 en 487 en p. 492 van het politiedossier.
23 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 520 e.v. van het politiedossier
24 Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 3] bij de rechter-commissaris, d.d. 1 april 2008.
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 522 van het politiedossier.
26 Proces-verbaal Technische Recherche van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met kenmerk 2219/07-605076, p. 10.
27 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 8 april 2008, zaaknummer 2007.11.27.032.
28 Kennisgeving inbeslagneming, p. 15 van het politiedossier.
29 Proces-verbaal Technische Recherche, p. 21.
30 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 764 van het politiedossier.
31 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 774/776 van het politiedossier.
32 Proces-verbaal Technische Recherche, p. 10.
33 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 juli 2008, mutatienummer PL2219/07-605076.
34 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 485 e.v. van het politiedossier.
35 Proces-verbaal Technische Recherche en deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 14 april 2008, met kenmerk 2007.11.27.032.
36 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 874 van het politiedossier.
37 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 515 en 516 van het politiedossier.
38 Proces-verbaal van bevindingen, p. 465 en 466 van het politiedossier.
39 Proces-verbaal van bevindingen, p. 276 van het politiedossier.
40 Proces-verbaal van bevindingen, p. 324 van het politiedossier.
41 Proces-verbaal regiopolitie Brabant Zuid-Oost, tapgesprek 27 november 2007, 19:42 uur.
42 Proces-verbaal bevindingen, p. 856 juncto proces-verbaal verhoor getuige, p. 869, 875 e.v.
43 Proces-verbaal, p. 71 van het politiedossier.
44 Psychologisch Rapport Pro Justitia, d.d. 2 april 2008.