ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6086

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2449, 08/2729 en 08/2516
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen van omwonenden tegen verlenging van begunstigingstermijn door de gemeente

In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 december 2008, zijn de beroepen van omwonenden tegen de verlenging van de begunstigingstermijn door de gemeente niet-ontvankelijk verklaard. De eisers, die in beroep gingen tegen het besluit van 30 juni 2008, stelden dat de verlenging van de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom die aan de Stichting was opgelegd, onterecht was. De rechtbank behandelde de zaken versneld en tegelijkertijd met een andere zaak, AWB 08/2128, waarbij de uitspraak op dezelfde datum zou plaatsvinden.

De rechtbank oordeelde dat de eisers geen procesbelang meer hadden bij een rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit, omdat de verlenging van de begunstigingstermijn samenviel met de datum waarop de rechtbank uitspraak zou doen in de andere zaak. Dit betekende dat de eisers niet meer konden bereiken wat zij met hun beroepen beoogden, namelijk het voorkomen van de verlenging van de begunstigingstermijn. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat een belanghebbende alleen kan opkomen tegen een besluit als er procesbelang is.

De rechtbank concludeerde dat de doelen van de eisers niet konden worden bereikt en dat hun argumenten onvoldoende waren om aan te nemen dat zij nog procesbelang hadden. Daarom werden de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 08/2449
AWB 08/2729
AWB 08/2516
Uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2008
inzake
[eiser] (AWB 08/2449),
te [woonplaats]
gemachtigde mr.drs. [gemachtigde]
[eiser] (AWB 08/2729),
te [woonplaats]
gemachtigde[eiser]] mede namens 22 omwonenden (AWB 08/2516),
te [woonplaats] [woonplaats] allen in de nabije omgeving van [adres] [woonplaats]
gemachtigde van [eiser] is [gemachtigde]
gezamenlijk te noemen: eisers.
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [verweerder]
verweerder,
gemachtigden [gemachtigde]
Aan het geding hebben als partij deelgenomen:
[belanghebbende]
[belangh[belanghebbende]]
[belanghebbende]
[belanghebbende]
allen te [woonplaats]
gezamenlijk te noemen: derdebelanghebbenden,
gemachtigde [gemachtigde]
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2006 heeft verweerder het bezwaar van de Stichting tegen verweerders besluit van 20 december 2007 strekkende tot de beëindiging van het met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de opstallen en de gronden op het perceel van de Stichting, alsmede de verwijdering van het met de bouwvoorschriften strijdige bouwwerk - het nieuwe hekwerk nabij de bedrijfsruimte op het achterterrein van het perceel - ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten, onder verlenging van de begunstigingstermijn tot 1 juli 2008.
Bij besluit van 30 juni 2008 heeft verweerder deze begunstigingstermijn verlengd tot het moment waarop de rechtbank uitspraak doet op het door de derdebelanghebbenden tegen verweerders besluit van 13 mei 2008 ingestelde beroep (bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 08/2128).
Eisers hebben tegen voornoemd besluit van 30 juni 2008 beroep ingesteld, dan wel bezwaar gemaakt[eiser]].
De zaken zijn (versneld en) tegelijkertijd met de zaak AWB 08/2128 behandeld op de zitting van 6 november 2008, waar eisers zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Verschenen zijn voorts [belanghebbende] en [belanghebbende] bijgestaan door hun gemachtigde, die tevens als gemachtigde van de andere derdebelanghebbenden is verschenen.
Overwegingen
1. Zoals in de uitspraak van heden inzake het beroep met nummer AWB 08/2128 is overwogen, vormt het besluit van 30 juni 2008 een wijziging van een bepaald onderdeel van de in die zaak bestreden beslissing op bezwaar. Eisers staat hiertegen, gelet op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), beroep bij de rechtbank open nu hen niet redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar hebben gemaakt. Ook het bezwaar van [eiser] is door de rechtbank gelet op het voorgaande aangemerkt als beroep en als zodanig behandeld.
2. Allereerst is dan de vraag aan de orde of eisers nog procesbelang hebben bij het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit van 30 juni 2008.
3. De beroepen van eisers richten zich tegen de verlenging door verweerder van de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom die aan de Stichting is opgelegd. Deze verlenging loopt blijkens het bestreden besluit tot het moment dat door de rechtbank op het door de derdebelanghebbenden ingestelde beroep met nummer AWB 08/2128 uitspraak is gedaan. Aangezien de onderhavige beroepen versneld en tegelijkertijd met het beroep van de derdebelanghebbenden zijn behandeld en op al die beroepen op dezelfde datum uitspraak wordt gedaan, zal het moment dat de begunstigingstermijn op basis van het besteden besluit afloopt, samenvallen met het moment waarop op de onderhavige beroepen wordt beslist.
4. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) meermalen heeft overwogen (zie onder meer haar uitspraak van 16 juli 2003, LJN-nummer: AH9900, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) kan een belanghebbende bij de ter zake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel procesbelang heeft, in die zin dat hij een rechtens relevant belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over dat besluit. Daarvoor is van belang of eisers met hun beroepen kunnen bereiken wat zij daarmee beogen en of dit feitelijke betekenis kan hebben.
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers met de onderhavige beroepen niet het ten tijde van het instellen van die beroepen bestaande doel kunnen bereiken, te weten het voorkomen van verlenging van de begunstigingstermijn tot aan de datum van de uitspraak in de zaak met nummer AWB 08/2128. Nu de rechtbank ten aanzien van al deze beroepen gelijktijdig uitspraak doet, heeft dit tot gevolg dat de door verweerder verlengde begunstigingstermijn niet meer kan worden bekort.
6. Eisers hebben ter zitting desgevraagd enkel als belang aangevoerd dat zij, met het oog op eventuele verdere procedures, duidelijkheid wensen te verkrijgen over de rechtmatigheid van het besluit van 30 juni 2008.
7. Zoals ook de Afdeling reeds in meerdere uitspraken heeft overwogen (onder meer bij uitspraak van 24 augustus 2005, LJN-nummer AU1396) kan geen uitspraak van de bestuursrechter worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. Ter beoordeling staat derhalve of eisers aan de gewenste duidelijkheid over de rechtmatigheid van het besluit met het oog op verdere procedures een procesbelang kunnen ontlenen.
Aangezien de verlenging van de begunstigingstermijn door verweerder direct verband houdt met de beroepsprocedure in de zaak AWB 08/2128 is het aannemelijk dat het verlengingsbesluit een incident betreft en dat er derhalve - anders dan bijvoorbeeld in het geval van de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2005 - geen reële kans op herhaling van dit besluit valt te verwachten. Het thans nog bestaande doel, dat ziet op eventuele procedures in de toekomst, is dan niet voldoende om een inhoudelijke rechterlijke toets van het bestreden besluit te rechtvaardigen.
8. Nu voornoemde doelen niet kunnen worden bereikt is het hierin gelegen procesbelang komen te ontvallen. Hetgeen eisers overigens in hun beroepen hebben aangevoerd, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat eisers anderszins nog procesbelang hebben bij een inhoudelijk oordeel op hun beroepen. De rechtbank zal daarom de beroepen niet-ontvankelijk verklaren.
9. Gezien het bovenstaande acht de rechtbank geen termen aanwezig om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
10. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. A.A.H. Schifferstein als voorzitter en mr. M.T. van Vliet en mr. C.A. Mandemakers als leden in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hooghuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2008.
?