ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6083

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845539-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens vechtpartij met honkbalknuppel in 's-Hertogenbosch

Op 5 december 2008 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op 8 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch, waarbij hij samen met anderen een slachtoffer met een honkbalknuppel op het hoofd sloeg. De rechtbank oordeelde dat de lezing van de aangevers werd ondersteund door objectieve getuigenverklaringen. De verdachte werd veroordeeld voor poging tot doodslag, met een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk het leven van het slachtoffer heeft geprobeerd te beroven, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag op een tweede slachtoffer wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de onrust die het in de gemeenschap veroorzaakte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 1200 aan het eerste slachtoffer en € 400 aan het tweede slachtoffer. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op en compenseerde de kosten van partijen, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845539-07
Datum uitspraak: 05 december 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair.
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch (op/aan Het Wielsem)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met
een honkbalknuppel en/of een of meer slagvoorwerpen, op/tegen diens/dier hoofd
en/of lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch (op/aan Het Wielsem)
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk een of meermalen met een of meer slagvoorwerpen op en/of tegen het
hoofd en/of lichaam te slaan;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, Het Wielsem, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1],
welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen (met een of meer
slagvoorwerpen) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1];
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
en / of
B.
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van
het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan
een persoon, genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen, een of
meermalen, met één of meer slagvoorwerpen op en/of tegen het hoofd en/of het
lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen ;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht) ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden :
hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, Het Wielsem, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen (met één of meer
slagvoorwerpen) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2];
(artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht) ;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde feit omdat er onvoldoende objectief bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de ‘Marokkaanse jeugd’ en de ‘niet-Marokkaanse jeugd’ op cruciale onderdelen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en dat beide lezingen door de verklaringen van de autochtone omstanders kunnen worden gedekt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe het navolgende:
Vast staat dat op 8 oktober 2007 een vechtpartij heeft plaatsgevonden bij Het Wielsem te ‘s-Hertogenbosch waarbij onder meer verdachte, zijn medeverdachten [mededader 1] en [mededader 2] en de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrokken zijn geweest. [slachtoffer 1] heeft hierbij zwaar letsel opgelopen in de vorm van een gebroken jukbeen en een gebroken oogkas. De rechtbank heeft uit het dossier kunnen opmaken dat er twee lezingen bestaan met betrekking tot de toedracht van de vechtpartij.
De Marokkaanse jongeren (waaronder de aangevers) hebben - kort gezegd - verklaard dat zij stonden te praten toen er auto’s kwamen aanrijden waaruit meerdere jongens met slagwapens stapten, die vervolgens op [slachtoffer 1] af renden en hem sloegen. Bovendien hebben aangevers verklaard dat zij gezien hebben dat de broer van verdachte aangever [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel op het hoofd sloeg.
Volgens de niet-Marokkaanse jongeren (waaronder verdachte en medeverdachten), zijn zij naar Het Wielsem gegaan om met de groep Marokkaanse jongeren te praten over een geweldsincident dat eerder die dag tussen verdachte en [slachtoffer 1] had plaatsgevonden. Daar aangekomen werden zij aangevallen terwijl zij nog in de auto zaten door onder meer [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] had een of meer scherpe voorwerpen in zijn hand waarmee hij stekende bewegingen maakte in de richting van verdachte. Als reactie op deze aanval is de groep niet-Marokkaanse jongens uit de auto gestapt waarna het geweld is losgebarsten. Zij ontkennen dat zij wapens bij zich hadden.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de verschillende leden van beide groepen op bepaalde onderdelen wisselende verklaringen hebben afgelegd en dat [getuige 1] bij de rechter-commissaris zijn eerdere belastende verklaringen heeft ingetrokken. Er zitten echter ook enkele verklaringen in het procesdossier van omstanders die noch deel uitmaken van de groep van de aangevers, noch van de groep waartoe verdachten behoren. In het bijzonder verwijst de rechtbank naar de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] afgelegd bij de rechter commissaris. [getuige 2] verklaarde bij die gelegenheid:
(..) het ging heel snel. Ik kon het bijna niet bevatten. We liepen de Lidl uit en daar stond een groep jongens. In een keer stopte er een auto en daar renden jongens uit (..) wat ik me ervan herinner is dat een jongen in elkaar werd geslagen door die jongens uit die auto. (..) Ik zag alleen dat die jongen gepakt werd (..). Het was echt uit de auto komen en slaan op die jongen (..) Ik denk dat ik op zo’n vijftien meter afstand stond.(..) ik dacht een wapen te hebben gezien in de handen van degenen die uit de auto kwamen. Ik had geen idee wat het was. Wat ik zag was dat een jongen in elkaar werd geslagen.(..) voor mijn gevoel duurde het incident tot vijftien tellen. Misschien nog niet eens (..) Ik had niet het idee dat het een kluwe vechtende mannen was. Ik heb alleen gezien dat die ene in elkaar geslagen werd.
Getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard:
(..) Ik zag dat er drie auto’s geparkeerd stonden (..) Ik zag twee jongens uit de auto rennen. Die hadden allebei een honkbalknuppel. Ze renden naar het groepje dat op de hoek stond te praten. Ze begonnen te slaan op die groep en die reageerde terug. Toen verdwenen ze achter de muur van de laatste winkel (..) en voor ik het wist kwamen er drie gewonden naar ons toe rennen. Ik kwam een paar minuten voor half 7 bij de deur aan. toen stonden die drie auto’s er al. Ik heb ze niet zien aan komen rijden. Het zal hooguit een minuut geduurd hebben voordat ze uitstapten. (..) Ik heb alleen twee honkbalknuppels gezien en geen andere wapens. Ik weet 100 % zeker dat het honkbalknuppels waren. Ik stond op 25 meter afstand, misschien korter(..)
De rechtbank merkt deze getuigenverklaringen als betrouwbaar aan omdat ze objectief zijn en elkaar op essentiële onderdelen over en weer ondersteunen. Bovendien ondersteunen zij de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de belastende - onderdelen van die - aangiftes niet voor het bewijs te bezigen. De rechtbank stelt voorts dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen objectieve feiten of omstandigheden zijn gebleken die de lezing van verdachte ondersteunen. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe dat het door verbalisanten geconstateerde letsel aan verdachtes been - mede gelet op het feit dat eerder die dag ook al een geweldsincident plaatsvond waarbij verdachte betrokken was - ook op een ander moment kan zijn toegebracht.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de aard en de ernst van het eerder beschreven letsel van [slachtoffer 1] maakt dat de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met [mededader 1] (zijn broer) heeft gepoogd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
t.a.v. [slachtoffer 2]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn broer gepoogd heeft om [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Zij is van oordeel dat het dossier geen enkel bewijsmiddel bevat, anders dan zijn eigen aangifte, waaruit blijkt dat hij [slachtoffer 2] is geslagen met een honkbalknuppel. Dat geldt in het bijzonder voor het door [slachtoffer 2] opgelopen (beperkte) letsel. Door dit gebrek aan rechtstreeks ondersteunend bewijs acht de rechtbank dat deel van de tenlastelegging niet bewezen zodat verdachte daarvan partieel vrijgesproken dient te worden.
Bovendien merkt de rechtbank op dat onder meer de verklaringen van [getuige 2] en van [slachtoffer 2] de indruk wekken dat het door verdachte en zijn broer toegepaste geweld - en daarmee het opzet - specifiek gericht was op het toebrengen van (dodelijk) letsel aan [slachtoffer 1] en niet aan zijn broer [slachtoffer 2].
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
primair.
op 08 oktober 2007 te 's-Hertogenbosch (aan Het Wielsem) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen tezamen en in vereniging met een ander met een honkbalknuppel [slachtoffer 1] tegen diens hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede nog op dat zij door de wijze waarop de tenlastelegging is geredigeerd niet toekomt aan een beoordeling (t.a.v. [slachtoffer 2]) van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 287.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
t.a.v. het primair tenlastegelegde:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook als dat inhoudt CoVa-training of behandeling bij de GGZ;
t.a.v. de vorderingen benadeelde partij:
- [slachtoffer 1]; toewijzing tot een bedrag van € 1000,00 als voorschot op de immateriële schade en niet-ontvankelijk voor het overige deel van de immateriële schade en het deel van de vordering dat ziet op de materiele schade. Voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid;
- [slachtoffer 2]; toewijzing tot een bedrag van € 400,00 t.a.v de immateriële schade en niet-ontvankelijk voor het overige deel van de immateriële schade en het deel van de vordering dat ziet op de materiele schade. Voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid.
De op te leggen straf en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het zeer gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit waarbij verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen het slachtoffer welbewust met een honkbalknuppel op het hoofd te slaan alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer,
- verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende in, nu verdachte ter terechtzitting de indruk heeft gewekt dat het hem allemaal is ‘overkomen’;
- het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote onrust veroorzaakt in de (plaatselijke) gemeenschap en de toch al moeizame onderlinge verhoudingen in de wijk verder onder druk gezet. Voorts veroorzaken dergelijke feiten algemene gevoelens van onveiligheid;
- het initiatief tot het plegen van het strafbare feit is uitgegaan van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Hoewel de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie zal zij toch de geëiste straf opleggen, gelet op de bijzonde ernst van het bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag groot
€ 200,00 aan materiële schade en een bedrag groot € 1000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 1000,- te boven gaat en voor de materiële schade voor zover deze het bedrag van € 200,- te boven gaat, aangezien dit deel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
medeplegen van poging tot doodslag
De rechtbank verklaart de verdachte hiervoor strafbaar legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. primair:
* Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
Jaren en met de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook wanneer dit inhoudt het volgen van een
CoVa-training of het meewerken aan een ambulante behandeling bij de GGZ.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 11 december 2007 reeds geschorst.
T.a.v. primair:
* Maatregel van schadevergoeding van € 1200,00 subsidiair 24 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1200 (zegge: eenduizendtweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
* Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 1200,00 (zegge: eenduizendtweehonderd euro). Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering ter zake van het overige deel van haar vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
* Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. A.F. van Hoorn en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 5 december 2008.