vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845426-08
Datum uitspraak: 08 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [gebooreplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de p.i. Tilburg, HvB Koning Willem II, te Tilburg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 oktober 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Boxmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] met een (honkbal)knup-pel, althans een hard voorwerp, een of meer keren hard op het hoofd, althans op het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (Artikelen 45, 287 en 302 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Boxmeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Weijerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het slaan met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp (Artikel 141 Wetboek van Strafrecht).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
In de nacht van 16 augustus 2008 op 17 augustus 2008, rond middernacht, is [slachtoffer 1], op de kermis in Boxmeer door diverse personen mishandeld. Daarbij is [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel tegen de rechterzijkant van zijn hoofd en op zijn lichaam geslagen. Door die slag heeft [slachtoffer 1] een forse bult op zijn hoofd, forse zwellingen aan zijn linkeronderarm en linkerelleboog en diverse schaafwonden opgelopen. Verdachte is een van de personen [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Het standpunt van de officier van justitie.
Uit de verklaringen die door betrokkenen en de getuigen zijn afgelegd volgt dat er tijdens de mishandeling van [slachtoffer 1] slechts twee personen in het bezit van een honkbalknuppel waren, te weten [persoon 1] en verdachte. Op het moment dat [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel tegen zijn hoofd is geslagen had hij de hand van [persoon 1] met daarin de honkbalknuppel vast. Daaruit concludeer ik dat verdachte degene is geweest [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen. De primair tenlastegelegde poging tot doodslag is bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Vaststaat dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft met een houten paal, die hij ter plaatse op de kermis had gevonden, twee keer tegen het been van [slachtoffer 1] geslagen. Van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag moet verdachte worden vrijgesproken. Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
In de aangifte verklaart [slachtoffer 1]1 dat hij in de nacht van 16 augustus 2008 op 17 augustus 2008 rond middernacht op de kermis in Boxmeer als slachtoffer bij een vechtpartij betrokken is geraakt. Tijdens die vechtpartij is hij door de hem bekende [persoon 1] hard met een honkbalknuppel op zijn linkerarm en linkerelleboog geraakt. Terwijl [slachtoffer 1] [persoon 1] zodanig vast pakte dat deze niet veel kon doen, voelde hij dat met een hard voorwerp tegen de rechterslaap werd geslagen. Die slag was zodanig hard dat [slachtoffer 1] duizelig werd, dat het zwart voor zijn ogen werd en dat hij bijna het bewustzijn verloor. Hierdoor verloor [slachtoffer 1] de controle over [persoon 1]. Vervolgens is [slachtoffer 1] nog een aantal keren hard op zijn lichaam geslagen. Uiteindelijk heeft hij aan het geweld kunnen ontsnappen door weg te rennen. [slachtoffer 1] heeft als daders van de mishandeling [persoon 2], [persoon 1], verdachte en een hem onbekende man aangewezen.
De door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring wordt bevestigd door de verklaringen die zijn dochter, [dochter van slachtoffer]2 en [persoon 3]3 en [persoon 4]4 hebben afgelegd. Zij hebben verklaard dat [persoon 1] met een honkbalknuppel op [slachtoffer 1] heeft ingeslagen en dat vervolgens verdachte er aan kwam lopen, eveneens met een honkbalknuppel in de hand, en dat ook verdachte op [slachtoffer 1] heeft ingeslagen. [Persoon 3] heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] daarbij minimaal één keer keihard op het hoofd heeft geslagen. [persoon 4] heeft gezien dat zowel [persoon 1] als verdachte met honkbalknuppels op [slachtoffer 1] hebben ingeslagen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] waarbij onder andere door verdachte minimaal één keer met een honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen. Tevens wijst de rechtbank op de foto's van de zwelling op het hoofd van het slachtoffer in de buurt van diens rechterslaap.5 De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] alleen op diens been heeft geslagen vindt de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht de aard van de door verdachte gepleegde handelingen, te weten het hard met een honkbalknuppel tegen de zijkant van het voorhoofd van [slachtoffer 1] slaan en de omstandigheden waaronder deze handeling is verricht, te weten met een honkbalknuppel in de hand de confrontatie met [slachtoffer 1] opzoeken, naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot levensberoving van [slachtoffer 1], dat hieruit valt af te leiden dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard [voorwaardelijk opzet] dat [slachtoffer 1] tengevolge daarvan zou komen te overlijden. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat de hiervoor beschreven handeling van verdachte een aanmerkelijk risico op de dood van het slachtoffer met zich brengt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op of omstreeks 17 augustus 2008 te Boxmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel hard op het hoofd en op het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 47, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van het primair tenlastegelegde
* 18 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en
* gehele toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2.028,64, vermeerderd met de wettelijke rente hierover en
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag € 2.028,68 subsidiair 40 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente hierover.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, overeenkomstig het advies dat de Reclassering Nederland in haar rapport van 20 november 2008 heeft gegeven, bij een veroordeling van verdachte kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest dat verdachte heeft ondergaan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een dergelijke straf niet toereikend is kan daarnaast een werkstraf worden opgelegd al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan als bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht zou kunnen worden verbonden.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het bewezen verklaarde feit levert geen voltooid delict, maar een poging op. Dat brengt mee dat, gelet op het bepaalde in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, de op te leggen straf in vergelijking met de straf die op het voltooide delict staat, met 1/3 kan worden verminderd.
Op 7 oktober 2008 is verdachte, door de politierechter te 's-Hertogenbosch, veroordeeld voor mishandeling en eenvoudige belediging tot een werkstraf van 15 uur. Het feit waarvoor verdachte thans terecht staat is voor die veroordeling gepleegd. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank, bij het bepalen van de voor het bewezen verklaarde feit op te leggen straf, met die veroordeling rekening gehouden in die zin dat de rechtbank heeft overwogen welke straf aan verdachte zou zijn opgelegd indien de feiten waarvoor verdachte op 7 oktober 2008 is veroordeeld gelijktijdig met het bewezen verklaarde feit zouden zijn afgedaan.
strafverzwarend
Verdachte heeft in aanwezigheid van publiek samen met andere personen iemand mishandeld waarbij verdachte met een honkbalknuppel hard op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Dit is een ernstig feit. Voor het slachtoffer moet dit een angstige en schokkende gebeurtenissen zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien is verdachte eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte niet weerhouden van het wederom plegen van het hiervoor bewezen geweldsdelict.
strafmatigend
Uit het door de Reclassering Nederland op 20 november 2008 over verdachte uitgebrachte adviesrapport blijkt dat verdachte een broze gezondheid heeft. Het functioneren van verdachte wordt daardoor bemoeilijkt en hij is aangewezen op bijzondere voorzieningen.
conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voor het bewezen verklaarde feit geen andere straf kan worden opgelegd dan een gevangenisstraf. Van een deel van die gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd geen nieuw strafbaar feit zal plegen. De rechtbank wil daarmee enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een totaalbedrag van € 519,20, bestaande uit de materiële kosten voor zover die zien op de door de benadeelde partij gemaakte reiskosten tot een bedrag van € 19,20 en de immateriële kosten tot een bedrag van € 500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum 27 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum 17 augustus 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, aangezien dat deel niet van zodanig eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Medeplegen van poging tot doodslag [artikelen 45, 47 eerste lid aanhef en onder 1 en 287 van het Wetboek van Strafrecht].
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
* Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
* Maatregel van schadevergoeding van € 519,20 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 519,20 (zegge: vijfhonderd negentien euro en twintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 519,20 (zegge: vijfhonderd negentien euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2008.
Mr. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 proces-verbaal met nummer PL2152/08-016898 d.d. 1 september 2008, pag. 68 en 69
2 proces-verbaal met nummer PL2152/08-016898 d.d. 1 september 2008, pag. 78 en 79
3 proces-verbaal met nummer PL2152/08-016898 d.d. 1 september 2008, pag. 89 en 90
4 proces-verbaal met nummer PL2152/08-016898 d.d. 1 september 2008, pag. 111 en 112
5 foto's van het hoofd van [slachtoffer 1], pag. 72 en 73