ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5638

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/841843-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en ontzegging rijbevoegdheid voor veroorzaken dodelijk ongeval

In deze zaak, die op 1 december 2008 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het veroorzaken van een dodelijk ongeval op 24 februari 2008 te Sint Anthonis. De verdachte, geboren in 1973, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een stilstaand taxibusje op de Boxmeerseweg. De tenlastelegging omvatte roekeloos rijgedrag, waarbij de verdachte niet in staat was zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen, wat leidde tot de dood van een inzittende van zijn voertuig en zwaar lichamelijk letsel bij een andere inzittende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had aan het ongeval, gezien zijn snelheid van ongeveer 80 km/u en het feit dat hij de stilstaande bus niet had opgemerkt, ondanks dat hij vrij zicht had. De rechtbank achtte de dagvaarding geldig en de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een werkstraf van 150 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van EUR 250,00. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gebeurde, en benadrukte dat geen enkele straf het leed van de slachtoffers en hun nabestaanden kon vergoeden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/841843-08
Datum uitspraak: 01 december 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Sint Anthonis als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Boxmeerseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
verdachte is, rijdendeover die Boxmeerseweg niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg/zijn weghelft vrij was en hij deze kon overzien en/of heeft niet althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken waardoor, althans mede waardoor een aanrijding en/of
botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een zich voor verdachtes motorrijtuig, op dezelfde rijbaan van de Boxmeerseweg zich bevindende stilstaand voertuig (taxibus) gekomen, waardoor een inzittende
van zijn, verdachtes, voertuig (genaamd [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1992) werd gedood en/of een andere inzittende van zijn, verdachtes, voertuig (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel (te weten 2 wervelfracturen
en/of een schedelbreuk en/of hersenletsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Sint Anthonis als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Boxmeerseweg, heeft gehandeld als volgt:
verdachte is, rijdende over die Boxmeerseweg, (rijdende in de richting Stevensbeekseweg) niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg/zijn weghelft vrij was en hij deze kon
overzien en/of heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken waardoor, althans mede waardoor een aanrijding en/of botsing is ontstaan tussen het door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig en een zich voor verdachtes motorrijtuig op diezelfde rijbaan van de Boxmeerseweg zich bevinden stilstaand voertuig (taxibus) , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 24 februari 2008 te Sint Anthonis als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Boxmeerseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend te
handelen als volgt:
verdachte is, rijdende over die Boxmeerseweg niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zijn weghelft vrij was en hij deze kon overzien en heeft niet tijdig afgeremd en/of niet voldoende uitgeweken waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een zich voor verdachtes motorrijtuig, op dezelfde rijbaan van de Boxmeerseweg bevindend stilstaand voertuig (taxibus) gekomen, waardoor een inzittende van zijn, verdachtes, voertuig (genaamd [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1992) werd gedood en een andere inzittende van zijn, verdachtes, voertuig (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel (te weten 2 wervelfracturen en een schedelbreuk en hersenletsel) werd toegebracht.
Bewijsoverweging
In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
In de onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat verdachte met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur over de Boxmeerseweg reed. Uit het dossier zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen van een hogere snelheid. Verdachte heeft verklaard dat hij rustiger rijdt als hij inzittenden in zijn auto heeft, waarbij hij heeft gerefereerd aan een snelheid van 80 kilometer per uur. Volgens het proces-verbaal VerkeersongevalsAnalyse bedroeg de afstand vanaf het einde van het viaduct tot de plaats van de botsing ongeveer 150 meter en had verdachte over dat rechte wegdeel vrij zicht tot de stilstaande bus. Het was droog weer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval. Gelet op de afstand tussen het einde van het viaduct en de snelheid waarmee verdachte heeft gereden, heeft verdachte gedurende 6 à 7 seconden vrij zicht op de bus gehad. Verdachte heeft de bus, die de achterverlichting, alarmlichten en binnenverlichting aan had, echter niet gezien. Verdachte heeft zelfs niet geremd en is niet uitgeweken, hetgeen kan worden afgeleid uit het feit dat er geen rem-, banden- of slipsporen zijn aangetroffen. Alhoewel de bus op een ongelukkige plaats stil stond mocht van verdachte de noodzakelijke oplettendheid worden verwacht. Verdachte heeft de bus gedurende een relatief langere tijd in het geheel niet gezien, terwijl hij deze wel had moeten zien. Dat valt hem te verwijten en de ernst van deze verkeersfout levert aanmerkelijke schuld op.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 91.
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 178, 179, 188.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
De rechtbank beseft dat geen enkele straf de slachtoffers en de nabestaanden met het aangerichte leed zal kunnen verzoenen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte een man is die niet gemakkelijk communiceert. Hij heeft moeite in woorden uit te drukken wat hij voelt. Op zichzelf betekent dat nog niet dat daaruit moet worden afgeleid dat hij geen gevoelens van spijt of wroeging jegens de slachtoffers en de nabestaanden heeft. Wel rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij op geen enkele wijze aan de nabestaanden en aan de inzittenden van de auto zijn medeleven heeft betuigd. Voor de nabestaanden van [slachtoffer 1] en de andere slachtoffers is dit moeilijk te verteren.
Hoewel het rijgedrag van verdachte, zoals hiervoor overwogen, schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW, moet naar het oordeel van de rechtbank toch ook niet uit het oog worden verloren dat die bus daar op zijn minst genomen zeer ongelukkig (te weten: op de rijbaan buiten de bebouwde kom, midden in de nacht, minuten lang, in een landelijke omgeving zonder straatverlichting) heeft gestaan.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
T.a.v. primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), ter zake materiële kosten.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 1 december 2008.